Elmore Leonard geldt als de beste misdaadschrijver ter wereld. De ‘Dickens van Detroit’ komt naar Crossing Border met zijn zoon Peter, die ook schrijft.

Elmore Leonard (86) viert dit jaar zijn zestigjarig jubileum als schrijver. Ooit begonnen als schrijver van westerns en pulpverhaaltjes, groeide hij uit tot een van Amerika’s belangrijkste chroniqueurs. In zijn tientallen misdaadromans – vrijwel allemaal bestsellers – beschrijft hij Amerika’s criminele onderklasse met een mengeling van humor en realisme. Met zijn soepele stijl en sprankelende dialogen mag hij zelfs literaire grootheden als Martin Amis en Saul Bellow tot zijn fans rekenen. Amis prees hem om zijn virtuoze stijl, die nergens haakjes vertoont. Ook in Hollywood is men dol op zijn maffe personages en levensechte dialogen (al pakte lang niet elke Leonard-verfilming goed uit). Een paar weken geleden nog rondde regisseur Charles Matthau de verfilming af van Freaky Deaky (1988), de ‘hippieroman’ die Leonard zelf als een van zijn beste beschouwd.
Leonard heeft zich van alle opwinding rond zijn werk altijd weinig aangetrokken. Hij schreef gewoon door volgens de beroemde tien regels die hij eens presenteerde op een congres van misdaadschrijvers. Samenvattend: ‘Als iets klinkt als schrijven, schrap het dan.’ De laatste jaren doet hij het wel iets rustiger aan, vertelt hij telefonisch vanuit zijn woonplaats Birmingham, bij Detroit. ‘Ik sta nu iets later op dan vroeger. Dus ik schrijf nog maar acht uur per dag.’

Wordt het schrijven moeilijker of makkelijker voor u met het klimmen der jaren?
‘Het wordt moeilijker. Ik wil mezelf niet herhalen, dus ik probeer in elk boek weer nieuwe situaties en personages te bedenken.’

Waar haalt u al die personages toch vandaan?
‘De meesten beginnen als types. Ik baseer ze op politiemannen of criminelen die ik ooit heb ontmoet, of over wie ik iets heb gelezen. Vooral in het begin van mijn loop baan heb ik veel research gedaan bij de politie in Detroit. Daar heb ik veel opgestoken over misdadigers.’

Waaraan moet een goed Leonard-personage voldoen?
‘Ze moeten kunnen praten! (lacht) Als ik personages bedenk, laat ik ze in de eerste hoofdstukken auditie doen. Wie niet kan praten, vliegt eruit of krijgt een bijrolletje. Ik schrijf altijd vanuit het standpunt van mijn personages. Door hun manier van praten, laat ik zien wie ze zijn. Beschrijvingen laat ik zoveel mogelijk achterwege. Dat heb ik geleerd van John Steinbeck.’

U bekommert zich ook weinig om uw plots. Hebt u nooit een echte detective willen schrijven, zoals uw voorganger Raymond Chandler?
‘Nee, ik houd niet van detectives. Ik las ze wel als kind, maar ze boeien me niet omdat de schurken niet goed genoeg uit de verf komen. Voor mij zijn de slechteriken in het verhaal minstens zo belangrijk als de good guys. Ik wil de lezer laten horen wat zij denken en waarom ze doen wat ze doen. Dat heeft niets te maken met een puzzel die opgelost moet worden. Wat Chandler betreft: hij heeft mij niets geleerd. Al die vergelijkingen van hem à la “haar stem was zo vals als de wimpers van een ouvreuse”. Ik vond die niet op hun plaats. Ze leiden alleen maar af van het verhaal.’

Martin Amis vindt Chandlers proza onhandig vergeleken met dat van u.
‘Dat heeft hij me eens verteld, ja. Martin en ik kennen elkaar goed. Ik lees zijn werk ook, en ik vind het geweldig. Hij is een echte literaire schrijver. Hij beschikt over een woordenschat die ik niet heb. Toen ik hem net kende, heb ik hem wel eens gevraagd of hij een bepaald woord eerst had moeten opzoeken. Dat was niet het geval.’

Als hij een literaire schrijver is, wat bent u dan?
‘Ik ben een populaire schrijver.’

Toch zijn uw boeken veel beter geschreven dan menig ‘literair’ werk.
‘Ze zijn in elk geval beter te begrijpen… (aarzelt) Ach, misschien worden dat soort categorieen wel te snel gebruikt. Ik ben ook wel een pulpschrijver genoemd. Mij maakt dat niet uit.’

Wat voor boeken leest u zelf het liefst?
‘Ik ben begonnen met Hemingway. Ik vond hem lang onze beste schrijver, tot ik besefte dat hij geen gevoel voor humor heeft.’ (lacht)

Uw boeken zijn vaak zeer geestig. Hoe zou u de humor in uw werk omschrijven?
‘Het belangrijkste is: mijn personages zeggen dingen die grappig zijn, zonder dat ze dat zelf beseffen. Toen Get Shorty werd verfilmd, heb ik regisseur Barry Sonnenfeld op het hart gedrukt om niemand te laten lachen als een personage iets grappigs zei. Gelukkig begreep hij dat.’

Is Get Shorty uw favoriete Elmore Leonard-verfilming?
‘Samen met Out of Sight en Tarantino’s Jackie Brown [gebaseerd op Leonards roman Rum Punch]. Misschien vind ik Tarantino’s film wel de beste. Ik was verbaasd dat hij zo dicht bij mijn verhaal bleef. Maar hij las mijn boeken al als tiener. Hij heeft er zelfs wel eens eentje gestolen, heeft hij me verklapt.’

U komt naar Crossing Border met uw zoon Peter, die pas op latere leeftijd heeft gedebuteerd als schrijver. Klopt het dat hij 25 jaar niet heeft geschreven nadat u commentaar had geleverd op zijn eerste schrijfsels?
‘Dat beweert hij. Maar misschien heeft niet iedereen de humor in zijn woorden begrepen. Ik vind dat Peter het de laatste paar jaar heel goed doet. Hij heeft vertrouwen, werkt hard, schrijft elke dag. Ik weet zeker dat hij succes gaat krijgen.’

> Zaterdag, Koninklijke Schouwburg
 

De Avonden