Stephen Kings verhaal van de leraar die in 2011 de kans krijgt om alsnog de moord op John F. Kennedy te voorkomen, levert een spannend en volmaakt overtuigend boek op.

Voor iemand die een kleine tien jaar geleden, kampend met de naweeën van een bijna fataal auto-ongeluk, beweerde dat hij serieus overwoog zijn carrière te beëindigen, is Stephen King (1947) nog altijd een duizelingwekkend productief auteur. Terwijl zijn 54ste boek net is verschenen, staat het achtste deel van de fantasyreeks ‘The Dark Tower’, The Wind Through the Keyhole, alweer op stapel. En dan kondigde hij voor 2012 ook nog Dr. Sleep aan, het langverwachte vervolg op zijn klassieker The Shining (1977). Goed nieuws voor miljoenen fans. En een teken dat koning van de horror allerminst van plan is de ‘genrefictie’ binnen afzienbare tijd de rug toe te keren.
Maar een van de opmerkelijke dingen aan de stoeptegel die nu in de winkel ligt, is hoe weinig hij erin vertrouwt op zijn geliefde arsenaal aan gruweleffecten. Bovennatuurlijke hocus pocus en moorddadige clowns zul je in 22-11-1963 niet aantreffen. Bloedspetters ontaarden nergens in bloedfonteinen. En hoewel een belangrijk deel van de plot draait om tijdreizen, is King zelden zo dicht in de buurt gekomen van het schrijven van een realistische historische roman.
Misschien even wennen voor zijn fanclub. Maar het verhaal van de 35-jarige leraar Engels Jake Epping die in 2011 de kans krijgt om alsnog de moord op John F. Kennedy, afgelopen dinsdag precies 48 jaar geleden gepleegd, te voorkomen, levert een spannend en volmaakt overtuigend boek op.
Het idee voor 22-11-1963 kreeg King al in 1972, nog voor zijn debuut Carrie (1973) uitkwam, vertelde hij in een recent interview. Maar, wist hij, het was te vroeg om het boek te schrijven. Omdat de psychologische wonden van Kennedy’s dood nog te vers waren. Omdat hij destijds, als fulltime leraar, de benodigde research niet kon plegen. En vooral omdat hij er gewoon nog niet rijp voor was. Uiteindelijk gaf hij zichzelf meer dan 35 jaar om zich op de klus voor te bereiden. En hij neemt, alsof hij de heilzame werking daarvan doortrekt in zijn roman, ook ruim de tijd om naar de climaxdatum uit de titel toe te werken.

Wachten
Als Al Templeton, de eigenaar van een plaatselijke snackbar in Lisbon Falls, Maine eenmaal heeft onthuld dat zijn bijkeuken een doorgang vormt naar hetzelfde stadje in september 1958, onderneemt Jake allereerst een testmissie. In een aangrijpend opstel beschreef de conciërge van zijn school, deelnemer aan een cursus volwassenenonderwijs, namelijk hoe zijn dronken vader op Halloween van dat jaar zijn moeder, broer en zusje afslachtte voor hij zelfmoord pleegde. Om dat huiselijk drama voor te zijn, reist zijn docent dus voor het eerst naar de jaren vijftig én naar Derry, het sinistere stadje dat King-lezers nog kennen uit het kindermoordverhaal It (1986).
Daar is het ook nu niet pluis, wat een voorafspiegeling blijkt van het grote Dallas dat King met onverholen haat beschrijft. Maar de tocht biedt Epping, die zich George Amberson noemt en zich voordoet als makelaar, wel de gelegenheid kennis te maken met het Amerika van toen, dat bijzonder bevalt. Het eten heeft meer smaak, de muziek is beter en de mensen zijn door de bank genomen vriendelijker. En de onderneming geeft bovendien enig inzicht in de effecten die ingrijpen in het verleden kunnen hebben.
Na terugkomst (twee minuten later, want hoe lang je ook in het land van ooit vertoeft, zo lang ben je weg uit 2011), beginnen de voorbereidingen op het echte werk: het redden van de president. En daarmee, vermoeden ze, meteen ook het uit de geschiedenisboeken schrappen van de Vietnamoorlog en de moord op Martin Luther King. Templeton, die Lee Harvey Oswald zelf niet kon stoppen omdat hij longkanker kreeg, geeft Jake de aantekeningen die hij maakte tijdens het schaduwen van de schurk en een lijst met oude sportuitslagen, zodat Jake in zijn levensonderhoud kan voorzien middels weddenschappen. En dan begint dus de lange queeste, die aanvankelijk voor een groot deel uit wachten bestaat. 1963 is tenslotte nog vijf jaar weg, en voor hij de toekomstige schutter in het Texas School Book Depository in Dallas uitschakelt, moet hij zeker weten dat alle samenzweringtheorieën, volgens welke Oswald niet de dader was, echt niet kloppen. Na wat omzwervingen vestigt Jake/George zich in het gemoedelijke Texaanse stadje Jodie, waar hij invalleerkracht wordt op de plaatselijke school, het jaarlijkse schooltoneelstuk regisseert en verliefd wordt op bibliothecaresse Sadie.

Thriller
Het klinkt waarschijnlijk als een bijzonder uitgewalste aanloop. Maar hoewel Oswald inderdaad pas halverwege de ruim 870 pagina’s echt in beeld komt: hier is iemand aan het werk die precies weet wat hij doet.
King roept kalm en zorgvuldig de sfeer en details van een tijdperk op, van de vriendelijke prijs van priklimonade tot alledaags racisme en de wurgende angst die de Cubacrisis veroorzaakte. Hij speelt geestig met de problemen van de tijdreiziger, die niet weet dat een motel een ‘motor court’ heette en bijna wordt ontmaskerd als hij een nog niet geschreven liedje van de Rolling Stones zingt. Hij filosofeert over de implicaties van de chaostheorie als je de geschiedenis een andere wending wilt geven. En in de relatieve stilte voor de storm geeft hij diepte aan zijn personages. Zo zijn er fraaie hoofdstukken waarin George de mentor wordt van een footballspeler met acteertalent en wordt de romance tussen hem en Sadie verrassend teder uitgewerkt. Terugkerende motieven zijn de ‘harmonieën’ die de verteller onderweg ontwaart – zinnen die op verschillende plekken en momenten letterlijk terugkomen, personages die elkaars spiegelbeeld blijken – en het gevoel dat de geschiedenis zich actief verzet tegen inmenging.
In de tweede helft van 22-11-1963 worden die elementen optimaal uitgebuit. Als King de maanden voor de aanslag reconstrueert en zijn portret van Oswald schetst. De idealistische schlemiel met een moedercomplex, die zeker weet dat hij voorbestemd is om grootse daden te verrichten. Het buitenbeentje in de Russische immigrantengemeenschap, waarin hij alleen wordt getolereerd omwille van zijn vrouw, Marina, die hij verafgoodt en mishandelt. En zeker ook in de bloedstollende finale, die leest als een filmische thriller.
Hoe die race tegen de klok en de kosmische elementen afloopt, gaan we hier niet onthullen. Noch de onverwachte gevolgen die die afloop in het parallelle heden heeft. Dat wil je zelf ontdekken.
Ja, ook als je normaal gesproken een onverbeterlijke literatuursnob bent. Want dit is een met hart en ziel geschreven roman die zich moeiteloos kan meten met de Kennedy-fictie van Don DeLillo (Libra) of Norman Mailers Oswald’s Tale (1995). Eentje die bewijst dat Stephen King, ook buiten zijn comfort zone van angstfantasieën en bloed-en-monsterverhalen, een meesterverteller is. Misschien wel meesterlijker dan ooit.

Stephen King: 22-11-1963
(oorspr. 11/22/63, vertaling Hugo Kuipers, uitgever Luitingh)