'Min kamp' heet de zesdelige autobiografische romancyclus van de Noor Karl Ove Knausgård. Het is een ongekend succes in Scandinavië. Was zijn leven zo bijzonder? ‘Nee, niets spectaculairs.’

Het weekend voor dit interview plaatsvindt staat het in alle Noorse kranten: Karl Ove Knausgård (1968) stopt met schrijven én heeft zijn kenmerkende lange manen afgeknipt. ‘Nu herkennen ze me tenminste op straat niet meer,’ glimlacht de ietwat verlegen schrijver – leren jack, vriendelijke helblauwe ogen – over dat laatste. Vroeger was hij een romanschrijver die weliswaar belangrijke literaire prijzen won en internationaal goed besproken werd, maar toch een beperkt lezerspubliek had. Dat hij nu in zijn moederland de status van popster heeft, inclusief paparazzi die rond zijn huis zoemen, komt door het grote succes van de zesdelige romancyclus Min kamp (Mijn strijd). Het eerste deel van deze pijnlijk eerlijke serie verscheen in 2009 en het laatste is in Noorwegen net uit. De Geus komt nu met de Nederlandse vertaling van het eerste boek, Vader.

Bleekmiddel
Vader begint met een zeer gedetailleerd verslag van Knausgårds jeugd in een klein dorp in Noorwegen. Op zich niets bijzonders: school, gitaar en onbereikbare meisjes. Maar dan wel gesitueerd tussen de Noorse bomen, fjorden en mistige weggetjes die Knausgård mooi beschrijft. Maar waar het uiteindelijk allemaal om draait, is de moeilijke relatie met zijn vader. Voor de buitenwereld een gerespecteerd leraar en lokale politicus, maar thuis een zwijgzame en onvoorspelbare man waar Knausgård bang voor is. In het tweede deel van Vader hoort Knausgård, inmiddels eind twintig, dat zijn vader met wie hij al een tijd geen contact heeft, zich dood heeft gedronken. Samen met zijn broer keert Knausgård terug naar het huis van zijn oma, bij wie zijn vader de laatste jaren van zijn leven heeft ingewoond. Vele flessen bleekmiddel komen eraan te pas wanneer het huis wordt ontdaan van honderden lege wodkaflessen, beschimmelde stapels kleren en uitwerpselen van zowel vader als oma. Eigenlijk wordt pas in dit tweede deel duidelijk waarom Vader zo’n bijzonder boek is: het is ongelooflijk eerlijk. De schrijver registreert de dagen na zijn vaders dood heel droog en ontziet niemand, ook zichzelf niet. Knausgård: ‘Het schrijven was een manier om met hem en met mezelf in het reine te komen. Ik herken het destructieve in mijn vader en het verlangen om weg te gaan en te drinken. En ik ben ook niet altijd een even goede vader.’ Glimlachend: ‘Hoewel ik het wel beter doe dan mijn vader, denk ik.’

Naar het rauwe
Natuurlijk was er ophef over de controversiële titel. ‘Min kamp verwijst gewoon naar mijn strijd, maar onze boeken zijn wel allebei een zoektocht naar identiteit. Alleen laat Hitler het persoonlijke weg en gaat het mij daar juist om,’ vertelt Knausgård. Maar de serie leidde vooral tot heftige discussies over de vraag hoe ver een schrijver kan gaan in het blootleggen van zijn privéleven en dat van zijn intimi. Waarom heeft hij dit niet omzeild door het te fictionaliseren? ‘Ik heb dat vier jaar geprobeerd, want dat is wat ik tot dan toe deed: het leven omzetten in literatuur. Maar het werkte niet. Ik wilde schrijven over mijn vader en zijn dood, maar ik wilde niet dat hij vaderschap representeerde. Ik wilde over precies mijn vader schrijven.’ En toen begon Knausgård, min of meer per ongeluk, over zichzelf te schrijven. ‘Ik schrok ervan toen het op de pagina stond, maar het klopte gewoon. Het boek is heel intuïtief geschreven. Dat kon alleen door extreem eerlijk te zijn en daarvoor moest ik wegkomen van stijl, meer naar het rauwe toe. Toen ik die taal gevonden had, heb ik de eerste twee boeken min of meer in één ruk geschreven en ik heb er nauwelijks in geschrapt. Een soort autist was ik, over wat het voor andere mensen betekende heb ik nooit nagedacht. Ik kwam uit de literaire scene, had geen hoge oplages, ik heb nooit bedacht dat zo veel mensen het zouden lezen. Naïef ja, en toch heb ik er geen spijt van. Ik moest dit boek schrijven.’ Het werd lovend besproken en ging honderduizenden keren over de toonbank. ‘Het is helemaal geen spectaculair verhaal, maar misschien spreekt het juist daarom zo veel mensen aan. Iedereen is zestien geweest en iedereen kent wel een alcoholist.’

All the way
Zijn meer dan 3000 pagina’s tellende cyclus mag Knausgård dan zelfinzicht, een groot publiek en een goed pensioen hebben opgeleverd, daar staat ook een hoge prijs tegenover. Zijn vaders familie wil niets meer met hem te maken hebben en zijn vrouw was not amused toen hij in deel vier net zo eerlijk over hun huwelijk en jonge kinderen schreef. ‘We zijn er gelukkig uitgekomen.’ Dat hij en zijn gezin nu op straat door jan en alleman worden aangeklampt, is ook een nadeel. ‘Het is verschrikkelijk dat ik niet alleen mijn leven, maar ook ons leven als gezin heb weggeven.’
De voorpagina’s van de Noorse kranten haalde hij afgelopen weekend behalve door zijn korte coupe, vooral ook door de slotzin van het zesde en laatste deel: ‘Ik ben zo blij dat ik niet langer een schrijver ben.’ Knausgård: ‘Vanaf het moment dat ik begon met het gebruik van “ik” wist ik dat ik naar die zin toe wilde. Voor schrijvers en kunstenaars geldt: je hebt iets diep in je wat het mogelijk maakt om te schrijven. Naar die plek ga je niet toe, want dan maak je het “op”. Maar ik wilde all the way gaan. Dat is gelukt en daardoor zal ik nooit meer een roman schrijven. Enerzijds maakt me dat verdrietig, maar het voelt ook als een opluchting. Ik ben nu samen met mijn broer een uitgeverij begonnen en wil essays gaan schrijven. En verder ga ik mezelf voorlopig vooral verbergen.’

Karl Ove Knausgård: Vader (oorspr. Min kamp. Første bok, vertaling Marianne Molenaar, uitgever De Geus)