De gewezen gemeenteambtenaar Stephen Kelman debuteerde ijzersterk met 'Pigeon English', over een Ghanees jongetje in een Londense achterstandswijk. 'Al die verhalen dat de multiculturele samenleving is mislukt en de toestroom van buitenlandse arbeiders zo’n last is geworden. Wat mij betreft geldt het tegendeel'.

‘Het is surrealistisch en bizar als iets waar je als puber al over dagdroomde ineens echt gebeurt,’ zegt hij glunderend. ‘Ik voel me waarschijnlijk zoals iemand die al zijn hele leven acteur wilde worden, en na zijn allereerste rol meteen een Oscarnominatie krijgt.’ Stephen Kelman (1976) is kortom dolgelukkig met zijn plek op de shortlist van de komende dinsdag uit te reiken Man Booker Prize 2011. Op een overdonderde manier. ‘Zelfs op de longlist komen was al een geweldige verrassing. En je zou misschien denken dat alles wat er hiervoor met het boek is gebeurd me wel een beetje zou hebben voorbereid, maar... niet dus!’
Vlak daarvoor bekent hij op weg naar de restauratie van de British Library enigszins beschaamd dat hij hier eigenlijk nog nooit is geweest. ‘Ik hoor van iedereen dat het dé writers’ hang out is. Maar ja, dat hele schrijver zijn is nog tamelijk nieuw voor me, zal ik maar zeggen.’
Begrijpelijk, allemaal. Want het is stormachtig snel gegaan met zijn debuutroman, Pigeon English, dat hij schreef nadat hij twee jaar geleden werd ontslagen als gemeenteambtenaar. ‘Ik had een heel middelmatig administratief baantje, fotokopieën maken en dingen in spreadsheets zetten en zo. Dat ik werkloos werd, was ellendig, zeker omdat het letterlijk een week voor Kerstmis gebeurde, maar achteraf is het een zegen geweest.’ Tussen het sollicitatiebrieven schrijven door had hij alle tijd om aan zijn boek te werken. Toen de ruwe versie zes maanden later af was, meldde zich vrijwel direct een agent. Twaalf uitgevers stonden in de rij om op zijn manuscript te bieden. En nog voor de roman was verschenen, werd Pigeon English getipt als een van de literaire hoogtepunten van het jaar.

Ghanees Engels
Een sprookjesgeschiedenis die naar hype zou rieken, als zijn debuut niet inderdaad ijzersterk was. En als de verteller ervan, het elfjarige Ghanese jongetje Harrison Opoku, niet zo’n hartveroverende stem had. Levendig en optimistisch, ondanks de duistere wereld waarin hij sinds kort leeft: Dell Farm, een achterstandswijk in Londen. Hij praat tegen je over zijn alledaagse beslommeringen – hoe krijg je een vriendinnetje? wat zijn de coolste en snelste gympen? –, kijkt met vrolijke verwondering naar de Engelse taal en de ongeschreven regels van het schoolplein. En als een schoolgenoot wordt doodgestoken voor de plaatselijke snackbar, werpt hij zich met zijn vriendje Dean op als amateurdetectives die de zaak moeten oplossen. ‘Het idee voor Pigeon English ontstond in 2000, toen ik in de krant las over Damilola Taylor, een Nigeriaans jongetje dat door messteken om het leven kwam. Die zaak sprak enorm tot de verbeelding. Niet alleen omdat het een van de eerste voorbeelden was van het “knife crime-fenomeen” en wat hem overkwam afschuwelijk was, maar ook om hoe hij in de pers werd beschreven: een intelligent, positief kind uit een hoogopgeleid, hardwerkend gezin. Dat hem zijn toekomst op zo’n brute manier was afgenomen, leek zo ontzettend tragisch en zinloos. Dat raakte een snaar bij mensen. Ook bij mij.’
Zeker bij Kelman, zou je zelfs kunnen zeggen, want in de wijk waar hij destijds woonde, Marsh Farm in Luton, zag hij ‘dagelijks tientallen potentiële Damilola Taylors’. ‘Als blanke vent van in de dertig die nooit direct een dergelijke tragedie had meegemaakt, dacht ik desondanks lange tijd dat ik niet de beste papieren had om dit verhaal te schrijven. Maar toen negen jaar later, nadat er met alarmerende regelmaat gelijksoortige zaken voorbij waren gekomen, nog steeds niemand zich in fictie aan het onderwerp had gewaagd, zei ik bij mezelf: nou, dan ik maar.’
Harri’s stem was daarbij de eerste uitdaging. ‘Ik wilde dat hij zo authentiek mogelijk klonk, waarbij ik werd geholpen door het feit dat ik in een multiculturele wijk woonde en voortdurend mensen hoorde praten die een mengvorm van urban slang en zijn Ghanese Engels gebruikten. Die gevaarlijke, enge dingen “hutious” noemden en uitriepen: “Advise yourself!”.’
Dat de eerste pagina’s hardop voorgelezen goed voelden, gaf hem het zelfvertrouwen om door te gaan. Als het ware aangemoedigd door Harri zelf: ‘Hij klonk zo enthousiast, puur en positief, dat dat alle twijfels wegnam. Ik genoot er gewoon van om tijd met hem door te brengen, van hoe hij alles wat op zijn pad kwam omarmde.’

Diversiteit
Die jeugdig naïeve levenslust voorkwam dat Pigeon English een somber, prekerig boek werd, weet Kelman. ‘En omdat je alles gefilterd krijgt door zijn ogen, beperkte vocabulaire en begripsvermogen, kon ik onderwerpen aanroeren, glimpen laten zien van problemen en gevaren waar wij als volwassenen meer van weten zonder zwaar op de hand of uitleggerig te worden. Want ik wilde niet uitleggen maar portretteren.’
En bij het portret van zogenaamde achterbuurten horen nu eenmaal ook de lichtere kanten. ‘Natuurlijk weten die jongens dat ze in beroerde omstandigheden zitten. Dat hun horizon beperkt is en ze niet zo makkelijk de kansen zullen krijgen die jongeren in welgestelde gebieden wel geboden worden. Maar tegelijkertijd hebben ze iets onverzettelijks; een levendige, coole humor als manier om met de dingen om te gaan en hun middelvinger op te steken naar het lot.’
Ondertussen wilde de schrijver, zonder op de zeepkist te klimmen, wel degelijk iets stellen tegenover het geluid van (extreem-)rechts en hun ‘verknipte versie van patriottisme’. ‘Al die verhalen dat de multiculturele samenleving is mislukt en de toestroom van buitenlandse arbeiders zo’n last is geworden. Wat mij betreft geldt het tegendeel. Toen ik opgroeide, kwamen mijn vriendjes van over de hele wereld, uit Bangladesh, India en Jamaïca. Die diversiteit heeft mijn leven alleen maar verrijkt. Ik bedoel, ik ben onlangs getrouwd met een vrouw uit Pakistan die toen ik zeven was al naast me in de schoolbanken zat…’
Zelfs bij de bendecultuur die in zijn roman, belichaamd door de Dell Farm Crew, een grimmige rol speelt, past volgens hem de nodige relativering. ‘Voor het merendeel zijn die bendeleden gewoon bange kinderen die een pose aannemen. Die zich onzeker voelen in een gevaarlijke omgeving, zich niet in hun eentje willen beschermen en ergens bij willen horen. Ze zoeken kameraadschap, het liefst van mensen die stoerder en sterker lijken.’ Hij lacht. ‘Ik zat vroeger zelf ook in een gang. Dat waren ik en een paar vrienden die in het park voetbalden en rondhingen en, toen ik wat ouder was, bier dronken. Punt.’

Afschuiven
De tijden zijn veranderd, daar niet van. En dat afglijden naar misdaad en geweld op de loer ligt, lijdt geen twijfel. Zoals de recente rellen in Londen en Manchester bewezen. ‘Ik kan moeilijk beweren dat ik die rellen voorzien heb. Ik ben niet helderziend. Maar ik hoop wel dat mensen, als ze het boek met die gebeurtenissen in hun achterhoofd lezen, na gaan denken over de omstandigheden die tot dergelijke uitspattingen leiden. Er is tegenwoordig zoveel druk op jongeren om de dingen te krijgen die de maatschappij en de media hun beloven. Geld, snelle auto’s, vrouwen. Hoe kom je daaraan als je in een wijk woont waar het onderwijssysteem faalt, de leraren soms zelfs bang zijn om hun lokaal in te lopen, en je nauwelijks uitzicht op werk hebt? Als je daarin gevangen zit, is het verleidelijk om voor de makkelijkste optie te kiezen. Te denken: “Dan pakken we maar op een andere manier wat we willen hebben.”’
Toen premier Cameron in de nasleep van de rellen begon te oreren over de ‘broken society’ en het Britse volk opriep de problemen in de maatschappij zelf aan te pakken, had Kelman dan ook sterk de neiging hem een exemplaar van Pigeon English op te sturen.‘Het klonk allemaal wel dapper en strijdbaar, maar in de echte wereld werkt het gewoon niet. De regering moet de verantwoordelijkheid nemen, niet afschuiven op de gewone man of, pakweg, de moslims naar voren schuiven als de grote boeman om de aandacht af te leiden van stijgende werkloosheidscijfers en torenhoge huurprijzen. Want op een basaal niveau heeft hun eigen beleid de ellende veroorzaakt waar we nu met z’n allen mee zitten. Als we niet zoveel geld zouden verspillen aan raketten voor militaire missies, zouden we meer bibliotheken kunnen bouwen en meer buurthuizen open kunnen houden.’

Confronteren
‘Kijk, Harri weet ondanks alle verleidingen op het rechte pad te blijven, maar dat komt – naast zijn eigen persoonlijkheid – wel mede doordat hij onderdeel is van de Ghanese gemeenschap. Een hechte gemeenschap, weet ik uit ervaring, die bij ons in de buurt bijvoorbeeld altijd heel actief was bij het organiseren van het jaarlijkse carnaval. Hun Jubilee Centre, dat ik in mijn boek min of meer beschrijf, was een plek waar iedereen samenkwam. Maar onlangs werd dat centrum dus gesloten, wegens gebrek aan fondsen.’
Het is, uiteraard, precies wat er niet moet gebeuren. ‘Je moet die kids meer geven om te doen en naar te streven. Ze stimuleren en positieve rolmodellen voorhouden. Want als je ze die gereedschappen aanreikt, ben ik er heilig van overtuigd dat ze aan hun leven wel degelijk een andere wending kunnen geven.’ Het is een hoopvolle boodschap bij een roman die niettemin een hartverscheurende finale kent.
‘Ik was er zelf ook echt kapot van,’ zegt Kelman. ‘Toen ik er aan werkte, jankte ik mijn ogen uit mijn kop. Maar ik wist vanaf het begin dat hij er moest komen, omdat dit nu eenmaal is hoe het nu voor veel van die kinderen afloopt. I couldn’t pull my punches. Ik wilde lezers verliefd laten worden op Harri, en ze vervolgens keihard confronteren met die werkelijkheid. In de hoop dat ze uiteindelijk dezelfde sympathie, schaamte en woede zouden voelen als ik toen ik luisterde naar de waargebeurde verhalen waar het allemaal mee begon.’

Stephen Kelman: Pigeon English (vertaling Paul van der Lecq, uitgever De Bezige Bij)
Kelman treedt vrijdag 18 november op tijdens Crossing Border in Den Haag

De Avonden