In zijn essay 'Echt zien' zet schrijver en essayist Bas Heijne uiteen hoe het kan dat in een tijd waarin er meer dan ooit wordt gelezen, de literatuur aan aanzien en invloed lijkt te hebben ingeboet.

Wat verwachten we van fictie als we een boek ter hand nemen? En als die verwachtingen niet meer bevredigd worden, ligt dat dan aan de lezer of aan de krachteloosheid van de hedendaagse roman?

“Soms leek het alsof de fictie een slap aftreksel was van de realiteit, die zich van alle kanten in woord en beeld bij mij aandiende, een realiteit die smeekte om visie en duiding,” schrijft Bas Heijne in zijn essay Echt zien. Kan de roman die behoefte bevredigen? Of projecteren we daarmee onze eigen wensen op een genre dat zich aan onze verwachtingen zo min mogelijk iets gelegen moet laten liggen? Jeroen van Kan sprak in De Avonden met Bas Heijne naar aanleiding van diens essay.

In het tweede deel van het gesprek gaat het vooral over de vraag welke werkelijkheid de romancier zou moeten verbeelden in zijn werk. Is dat de werkelijkheid uit de actualiteit, of zou de roman zich er juist voor moeten beijveren die actualiteit te overstijgen?