'Kind van een vreemde' van Alan Hollinghurst is een epos dat in vijf afdelingen een eeuw Engelse sociale geschiedenis bestrijkt. Het is zijn meest ambitieuze roman, en ook zijn geslaagdste.

‘Ik heb nu twintig jaar beleefd antwoord gegeven op de vraag “Wat vindt u ervan als mensen u bestempelen als een gay writer?”,’ zei hij afgelopen zomer in een interview in The Guardian, ‘Dit keer begin ik daar niet aan. Het is niet relevant meer.’
Een schrijver van manifesten voor de homoseksuele man was Alan Hollinghurst (1954) nooit. Maar, gaf hij toe, vooral in zijn eerste twee romans koos hij er wel bewust voor ‘het onderwerp van de homoseksuele wereld en geschiedenis’ te belichten. En, ja, die keuze, gevoegd bij de expliciete manier waarop hij dat milieu beschreef, leek zijn lezersbereik lang nogal te beperken. Zo opende wijlen John Updike ooit een buitengewoon lovende recensie van The Spell (1998) met de opmerking dat je wel even aan de romans van de Brit moest wennen, omdat zo ‘relentlessly gay in their personnel’ waren dat je na een tijdje begon te verlangen naar ‘het vrolijke gekwetter, de schwung en de beschavende levendigheid van een vrouwelijk personage’.
Niettemin zorgde Hollinghursts met de Booker Prize bekroonde jaren-tachtigsatire The Line of Beauty (2004) voor een doorbraak naar het grote publiek. En met de publicatie van zijn vierde roman is de vraag in welk demografisch hokje hij past nu hopelijk echt een gepasseerd station.
Want Kind van een vreemde, een epos dat in vijf afdelingen een complete eeuw Engelse sociale geschiedenis bestrijkt, is niet alleen zijn meest ambitieuze roman, het is ook zijn geslaagdste. Een boek waarin zijn zwierige, ouderwets gepolijste stijl perfect past bij de decors en thema’s. Waarin naast sardonische humor ook plaats is voor een warm soort mededogen. En waarin, verdomd, een van de centrale rollen is weggelegd voor… een vrouw!

Halfgod
Daphne Sawle is namelijk een hoofdrolspeler in een weekend dat de gemoederen nog lang bezig zal houden. In de zomer van 1913 neemt haar broer George zijn studievriend Cecil Valance mee uit Cambridge naar hun bescheiden ouderlijk huis aan de rand van Londen. Cecil is een jongen van aristocratische komaf, toekomstig erfgenaam van het weelderige landgoed Corley House. Charmant, beeldschoon en nog een gepubliceerd dichter ook. De glamour wordt het middle class-gezin in de eerste hoofdstukken, die lezen als een omgekeerd soort Brideshead Revisited, haast te veel.
De bezoekende halfgod vermaakt zich ondertussen kostelijk. Hij fl irt met bediendes, vrijt in de bossen met George die – uiteraard – zijn heimelijke minnaar is en brengt het hoofd van de zestienjarige Daphne ook danig op hol met een gepassioneerde kus. Ter afscheid schrijft hij een gedicht in haar handtekeningenboekje: ‘Two Acres’. Een ode aan huis en tuin die onderwerp wordt van decennia aan biografi sche speculaties.
Als we in ‘Revel’ de sprong hebben gemaakt naar 1926, blijkt Cecil gesneuveld tijdens de Eerste Wereldoorlog, en hebben zijn in-de-knop-gebroken- dood én ‘Two Acres’, in de krant geciteerd door Winston Churchill, een Rupert Brooke-achtige literaire held van hem gemaakt. En Daphne? Die claimt haar rol als dichtersweduwe. Ze gelooft immers oprecht dat zijn meesterwerk aan haar was opgedragen en geen verkapte liefdesverklaring aan George was. Dat ze later is getrouwd Cecils broer, de mopperig vileine romancier Dudley, doet daar niets aan af. (Sterker: het maakt haar als het ware twee keer Lady Valance!) Van het speels biseksuele fatje dat liefhebberde in verzen is Cecil een arcadische jongeling geworden die het onbedorven Engeland bezong. Wat nog maar een van de verschuivingen en verdraaiingen is die de tijd in Kind van een vreemde op zijn geweten heeft.

Uit de kast
Hollinghurst schildert ze, terwijl het 1967, 1980 en 2008 wordt, met een melancholiek geestig penseel. Hij laat zien hoe Victoriaanse paleizen verworden tot gladgestuukte schoolgebouwen, landelijke lusthoven worden opgeslokt door de grote stad; beschrijft veranderde sociale verhoudingen aan de hand van feilloos op de maatschappelijke ladder verstrooide (bij)fi guren.
En telkens komt het verhaal van dat ene weekend terug.
Het wordt galmend geboekstaafd door een door moeder Valance (koosnaampje: ‘de Generaal’) aangestelde hagiograaf. Het speelt een prominente rol in Daphne’s memoires, een grotemannen- die-ik-gekend-heb-relaas waarvan ze heimelijk moet toegeven dat ze dat ze de helft ervan moest verzinnen wegens een door societyfeestjes aangetast geheugen. En het wordt, tenslotte, weer opgerakeld door biograaf Paul Bryant.
Bryant schrijft, gedreven door ambitie en gekleurd zijn eigen seksuele geaardheid, een boek dat Cecil alsnog uit de kast trekt en, onbedoeld, geheel nieuwe, sensationele misverstanden de wereld in helpt. Al zijn het inmiddels onbeduidende misverstanden, want de iconische dichter wordt op de grens van de 21ste eeuw als overschat en tweederangs beschouwd.
De satiricus Hollinghurst schept uiteraard genoegen in dat web van halve waarheden en hele leugens. En komische scènes levert het zeker op. Maar waar hij zich ooit waarschijnlijk louter had verkneukeld in de ijdelheid, preutse goede smaak en naïeve onnozelheid van zijn personages, hebben ze dit keer ook iets kwetsbaars en menselijks.
Het geheugen is nu eenmaal feilbaar, lijkt hij te zeggen. Het beeld van ons verleden verandert voortdurend. En, al brengt hij zelf overigens fraaie hommages aan onder meer Anthony Powell, de Bloombury-groep en Alfred Tennyson: literaire reputaties zijn wankel en vergankelijk.
Of hij zelf over honderd jaar nog geëerd zal worden als een van de beste Engelse romanciers van zijn tijd, durf je na het lezen van Kind van een vreemde niet meer met zekerheid te zeggen. Voor nu kunnen we rustig vaststellen dat hij dat is. En gebabbel over zijn geaardheid overlaten aan zijn toekomstige biografen.

> Vrijdag, Koninklijke Schouwburg

 

 

De Avonden