In elke beroepsgroep zijn mensen die normaliter buiten beeld blijven. Zoals redacteur Caroline Mulder van uitgeverij Nijgh & Van Ditmar. Ze begeleidde onder meer Arnon Grunberg, Robbert Welagen en Marja Pruis bij het perfectioneren van hun boeken. ‘Ik ben de bewaker van de kwaliteit’.

‘Het is een totaal andere houding. Een karakterkwestie.’ Caroline Mulder (32) legt uit waarin zij als redacteur verschilt van een schrijver. ‘Het is niet voor niets dat redacteuren bijna nooit boeken schrijven. Dan sta je ineens op de voorgrond.’ Wel heeft ze het eens geprobeerd. ‘Maar soms als ik een goed boek lees, dan denk ik bij mijzelf: dat ga ik niet eens proberen, dat kan ik toch niet. Eerlijk gezegd weet ik ook niet waarover ik zou moeten schrijven, en ik heb er ook gewoon geen plezier in.’
Nee, doe haar maar het redacteurschap. ‘Het geeft mij meer voldoening om achter de schermen mijn uiterste best te doen om het boek van iemand anders nog beter te maken.’ Dat ze zelfs niet eens genoemd wordt in het colofon van de boeken die ze onder haar hoede neemt, maakt haar niet uit. ‘De auteur verdient alle ruimte, want het is zijn boek. Hij heeft daar vaak jarenlang hard aan gewerkt.’ Zij komt pas om de hoek kijken als het grote werk al gedaan is. ‘Als de schrijver de versie van het verhaal inlevert dat voor hem of haar zo goed als definitief is.’ In het proces dat dan volgt, en dat eindigt met een boek, zijn verschillende fases te onderscheiden, vertelt Mulder. In het eerste stadium wordt het manuscript verhaaltechnisch beoordeeld, dus op verhaallijn en stijl, waarna er in de tweede fase wordt ingezoomd tot op zins- en woordniveau. ‘Soms passeert het verhaal in die verschillende stadia verschillende redacteuren, maar we zorgen er wel altijd voor dat een schrijver één aanspreekpunt heeft.’
Van deze fases is de eerste veruit het meest intensiefst, zegt Mulder. ‘Dan lees je het verhaal voor het eerst. Ik vraag mijzelf dan constant af: hoe leest een lezer dit? Zijn de personages en hun beweegredenen overtuigend, is het verhaal evenwichtig, boeiend genoeg? Je zou kunnen zeggen dat een verhaal soms een ruwe diamant is die geslepen moet worden. Ik wil eruit halen wat erin zit.’
Maar niet alle auteurs staan te springen om iets aan te passen. ‘Die denken wel eens: doe er maar een kaftje omheen, dan is het goed. Het ligt soms gevoelig, helemaal bij fictie, omdat ze daar veel van zichzelf in stoppen. Ze schrijven niet zomaar een verhandeling over bijvoorbeeld tuinplanten. Ik probeer dan met veel geduld en inlevingsvermogen een vertrouwelijke sfeer te scheppen en te laten zien dat ik verstand van zaken heb, zodat hij of zij voelt: nu is het manuscript in goede handen, die redactrice kan echt wat voor mijn verhaal betekenen. Ik kan natuurlijk geen aanwijzingen geven als: “Wanneer je het zo schrijft, verkopen we er nog wat meer”, dat is onmogelijk. Maar ik ben wel de bewaker van de kwaliteit.’
Toen Mulder het vak in ging, moest ze aan die rol wel even wennen. ‘Ik was nog echt een jong ding en dan moest ik oudere schrijvers vertellen hoe ze het beter zouden kunnen doen.’ Ze keek toen ook nog meer op tegen schrijvers. ‘Er zitten ook wel karakters bij. Daar moet je wel respect voor hebben, maar je niet door laten leiden. Je moet uitgaan van het boek dat jullie aan het maken zijn, dat moet zo goed mogelijk worden.’
Daar is perfectionisme voor nodig, maar niet te veel. ‘Het moet niet zo erg zijn dat je er met de schrijver niet uitkomt.’ Je moet ook flexibel en meegaand kunnen zijn, zegt Mulder. ‘Het is niet zo dat de auteur verplicht is aan te passen wat ik aanstreep. Ik geef natuurlijk ook wel eens toe als een auteur echt voet bij stuk houdt en ik mijn punt heb gemaakt. Het is tenslotte zijn boek, hij heeft het laatste woord.’
Hoe lang ze met een schrijver zit, varieert sterk. ‘Soms zijn we met een uurtje klaar en soms spreken we een paar keer achter elkaar af, dan duiken we er echt in. Dat kost veel energie, maar ik vind het ook heel leuk, want dan ga ik echt helemaal in het verhaal op. Net zoals vroeger, toen ik kinderboeken las. Dat je gewoon de wereld om je heen vergeet.’ Mulder lacht. ‘Ik stond zelfs een keer op de Dam op de tram te wachten, toen ik dacht dat ik een personage zag fietsen. Zo druk was ik toen met een verhaal bezig.’
Als er dan, na zo’n periode van nauw samenwerken, een mooi boek op tafel ligt, is Mulder blij. ‘Vooral als de samenwerking leuk is verlopen en de auteur gelukkig is met wat eruit is gekomen. Dan ben ik echt trots. Daar kan ik lang op teren.’