In zijn essaybundel 'Pleidooi voor het treuzelen' roept Peter Delpeut de lezer op beter te kijken.

In een van de eerste essays uit zijn Pleidooi voor het treuzelen beklimt Peter Delpeut een bergtop, de Spaanse Subenix, en ervaart eenmaal boven iets dat hij ‘het sublieme’ noemt; de combinatie van een overweldigend mooi landschap dat tegelijkertijd iets angstaanjagends heeft. En zo belandt hij als vanzelf bij de onheilspellende landschapsschilderijen van Caspar David Friedrich, ‘waar iedere rechtgeaarde wandelaar zijn eigen Subenix kan beleven.’
Het is een trucje dat Delpeut vaker toepast: beginnen met een persoonlijke belevenis of observatie om daarna samen met de lezer op ontdekkingsreis te gaan. Een ander stuk begint bijvoorbeeld met een barre fietstocht door de woestijn, waarna hij zijn verbazing uitspreekt over het feit dat hij nooit een foto heeft gezien die de leegte van dat landschap werkelijk goed weergeeft. Die sensatie voelt hij vreemd genoeg wel bij de eenvoudige potloodtekeningen van Charles de Foucauld. Zoals hij in het schilderij dat Alfred Stevens van Sarah Bernhardt maakte opgloeiend traanvocht meent te bespeuren, wat haar dichterbij brengt dan welke foto ook. Het brengt hem tot de constatering dat er iets wezenlijks verloren zou gaan als er niet meer figuratief geschilderd zou worden.
Hoewel Delpeut benadrukt slechts liefhebber te zijn en geen kenner, blijkt uit zijn stukken veel kennis van zaken, die hij combineert met een zeer elegante, zorgvuldige stijl. In deze stukken staat geen woord verkeerd.

Sentimentele verhalen
Peter Delpeut is zowel filmmaker als schrijver. Binnen die beide disciplines zijn er weinig genres die hij niet beoefend heeft. Dat maakt hem ongrijpbaar, maar des te interessanter om te volgen. ‘Mensen die ergens heel goed in zijn, kunnen zich op één ding concentreren,’ zegt hij zelf. ‘Ik kan me wel een tijdje concentreren op één ding, maar zodra ik het trucje ken, ga ik weer iets anders doen. Met als gevolg dat ik nooit ergens heel erg goed in word.’
Dit keer had hij zin in essays. Die kunnen over van alles gaan, want Delpeut is, in marketingterminologie, een echte cultuurganger. Niet alleen houdt hij van film en literatuur, hij luistert ook graag naar jazz, heeft een opera-abonnement en gaat geregeld naar De Melkweg. En ja, ook toneel en moderne dans ziet hij wel eens. Maar de stukken in Pleidooi voor het treuzelen gaan vooral over beeldende kunst, fotografie, landschap en zijn fascinatie voor de negentiende eeuw, of een combinatie daarvan. Delpeut kijkt op de intense manier die we ook kennen van de ‘fotosyntheses’ van Rudy Kousbroek. Hij ziet dingen die wij niet zien. Niet alleen omdat hij de tijd neemt, maar ook omdat hij zich open stelt voor emoties die veel kunstliefhebbers zichzelf wellicht niet toestaan. Net als Kousbroek is Delpeut niet bang voor sentiment en kitsch. Hij schrijft enthousiast over de formidabele fijnschildertechniek van de lang verguisde Alma- Tadema, over de beeldige meisjes die de Amerikaanse schilder George Hitchcock in Hollandse tulpenvelden liet poseren en over elegante Japanse pornografische prenten.
‘Ik heb een fascinatie voor de genres die niet echt mogen. Oriëntalisme, verhalende schilderijen. Alles wat haakte naar anekdotiek of sentimentaliteit was lange tijd verboden in de beeldende kunst en dan is het juist leuk om daar naar terug te gaan. Wat niet zo’n rare ondeugendheid is als je, zoals ik, veel met film te maken hebt gehad, want film is een negentiende-eeuwse kunst. Film doet niets anders dan wat negentiende-eeuwse schilderijen tot aan het impressionisme deden, namelijk sentimentele verhalen vertellen. Ik kijk naar dat soort schilderijen alsof ik naar een still uit een mooi melodrama zit te kijken, of naar een spannende exotische film.’

Liefdesbrief
Maar het zijn niet alleen verhalende schilderijen waar Delpeut door geraakt wordt. Dankzij Mark Rothko, zo schrijft hij, miste hij ooit het vliegtuig terug naar Amsterdam.
‘Die negentiende-eeuwse kunst waarvan meisjes posters op hun kamer hadden hangen, is kunst die mij emotioneert, maar dat heb ik ook bij Mark Rothko. Zijn Seagram murals zag ik voor het eerst toen ik achttien was. We waren met een schoolreisje in de Tate Gallery. Ik liep een ruimte binnen en er gebeurde echt iets met me. Het is me eindeloos blijven verwonderen hoe het kan dat acht van die donkerbruine schilderijen die daar in zo’n halfduister kamertje hangen zo’n enorm effect op je kunnen hebben. Later begreep ik dat dat precies het effect was waar Rothko op uit was. Hij wilde dat je in een vorm van extase zou komen, een gevoel van huivering zou krijgen. Dat wist ik toen niet, het is me echt overkomen.’
Daarom pleit hij in deze essays ook zo nadrukkelijk voor beter kijken, de tijd nemen om iets op je te laten inwerken. ‘Er was indertijd hevige discussie over dat schilderij van Barnett Newman, Who’s Afraid of Red, Yellow and Blue. Mensen die in de krant schreven: hoe kun je je zo druk maken over dat schilderij? Als je dat schrijft, heb je er nog nooit voor gestaan. Ga er eens voor staan, op een meter afstand en je zult zien dat er iets met je gebeurt. Die ervaring is essentieel. Natuurlijk is zo’n ervaring individueel, maar ik zou tegen iedereen willen zeggen: probeer het toe te staan. Net als in mijn films zit ook in deze stukken iets didactisch. Mijn liefde voor bepaalde dingen wil ik overdragen door te zeggen: kijk nou eens goed, dan kun jij er ook van genieten.’
Tegelijkertijd is hij bang om zijn stukken de wereld in te sturen. ‘Zodra je op die send-knop drukt, is het alsof je een liefdesbrief verstuurt en bang bent om afgewezen te worden. Misschien omdat deze stukken over mijn eigen passies gaan. Ik herlees nu die fotosyntheses van Kousbroek en het valt me op hoe onnoemelijk sentimenteel hij is, terwijl hij vroeger toch vooral bekend stond als rationalist. Dit is een volwassen man die zich niet gek liet maken door spiritualiteit, maar die toch getroost kon worden door alle schoonheid die hij op de wereld weet te herkennen en die óns ook nog eens troost door het aan te wijzen. Dat is een klein wondertje. Dat sentimentele herken ik wel. Het is een groot plezier om geroerd te zijn door iets. Ik zou het raar vinden om dat weg te stoppen.’