Reisboeken- en romanschrijver Paul Theroux was een dagje in Amsterdam vanwege zijn boek 'The Tao of Travel', met citaten uit zijn favoriete reisboeken. Theroux praat over alles liever dan over zijn boeken. ‘Ik ben niet interessant, andere mensen zijn interessant.’

Een schrijver moet boeken schrijven en dus geen dagboek bijhouden. Dat leidt alleen maar af van het echte werk. Dagboeken zijn meer iets voor niet-schrijvers, vindt Paul Theroux. Eens in de tien jaar wijkt hij tijdelijk af van zijn standpunt en houdt hij toch een dagboek bij, waarin hij bij voorkeur over allerlei trivialiteiten schrijft. Daarover kan hij zich tien jaar later dan weer heerlijk verbazen. Dat deed hij in 1970, in 1980 en dus ook in 1990, toevallig een jaar waarin hij weer eens naar Amsterdam moest om een nieuw
boek te promoten. In Fresh Air Fiend, een bundel verzamelde reisverhalen die in 2000 verscheen, lezen we in zijn dagboek dat hij op zijn 49ste verjaardag landde op Schiphol, sliptong at in Hilversum en zich liet interviewen door een intelligente, goedgeklede televisiepresentator die hem het gevoel gaf dom, traag en slecht gekleed te zijn. Was het Adriaan van Dis? Theroux noteerde de naam van de interviewer niet. Wel dat hij die avond over de wallen dwaalde, zich verwonderend over het feit dat veel prostituees er zo moederlijk uitzagen.

Geen reisboek
Ruim twintig jaar later is Theroux weer eens in Amsterdam. Eén dagje maar, voor alweer een nieuw boek. Geen roman dit keer, en ook geen reisboek, maar een boek over reisboeken en reisschrijvers: ‘a literary traveller’s handbook’, zoals The Tao of Travel door de uitgever wordt genoemd. Een boek vol citaten uit zijn eigen favoriete reisboeken. Tussen Chicago Loop, het boek waarvoor hij in 1990 naar Amsterdam kwam, en The Tao of Travel, schreef hij een stuk of tien andere boeken. Op de teller staan intussen bijna dertig romans en vijftien reisboeken. Dat hij inmiddels zeventig is, is op geen enkele manier zichtbaar. Het haar is iets dunner, maar nog schedelvullend en overwegend donker. De inkt van zijn tatoeages is wat vervaagd maar de zwaluw tussen zijn duim en wijsvinger is nog best als zodanig herkenbaar. Routineus poseert hij voor de Vlaamse fotograaf die nog niet zo lang geleden ook zoon Louis portretteerde. Hij heeft een afdruk meegebracht. De Vlaamse verslaggeefster heeft vanuit Antwerpen een zware tas vol boeken van Theroux meegesjouwd, in de hoop dat hij tijd heeft die te signeren. Die tijd is er niet. Theroux is volgeboekt vandaag. In het enige vrije uurtje dat hij over heeft, wil hij naar een winkel op de Reguliersgracht waar ze uitheemse kunst verkopen: Afrikaanse maskers, Polynesisch houtsnijwerk, Indiase zwaarden.
Zijn huizen op Hawaii en Cape Cod hangen vol met zulke exotische schatten, maar anders dan je van deze beroepsreiziger zou verwachten heeft hij de meeste dingen niet in de landen gekocht waar ze gemaakt zijn. ‘Als je origineel Afrikaans houtsnijwerk zoekt, ga je naar Amsterdam, niet naar Afrika. Amsterdam is een van de weinige plaatsen waar dit soort dingen te koop zijn. Parijs is ook zo’n plek. Londen niet. Hier verkopen ze alles. Maar ik kom niet om iets te kopen, behalve als ik iets heel bijzonders zie. Ik vergelijk wat ik zie met wat ik al heb. Ik heb een grote collectie en ik vind het leuk om te kijken of wat ik hier zie mooier, beter of specialer is dan wat ik zelf heb.’

Liever Simenon
Paul Theroux praat over alles liever dan over zijn boeken. Dat begrepen we al uit zijn dagboek, waarin hij vertelt hoe hij telkens probeert zijn interviewers te verleiden tot niet-literaire conversatie. Wil hij niet over boeken praten, of niet over zijn eigen boeken?
‘Ik ben niet interessant,’ zegt Theroux, ‘andere mensen zijn interessant. Als je een vreemdeling ontmoet, zijn boeken een manier om over het leven te praten. Als ik jou niet ken en ik zie jou een boek lezen dat ik ken, bijvoorbeeld iets van Graham Greene, dan zeg ik: “O, je leest Graham Greene, hoe vind je dat?” Dan zeg jij dat je het wel goed vindt, maar dat je een ander boek van hem nog beter vond. Ik vraag of je dat boek van Greene over Liberia ook hebt gelezen en voor je het weet hebben we het ineens over Joseph Conrad. Zo wordt lezen een manier om iemand te leren kennen. Ik praat graag over boeken in het algemeen, maar niet over mijn eigen boeken. Mijn eigen boeken herlees ik niet. Ik praat veel liever over jou. Wat doe je? Heb je kinderen? Waar woon je? De interviewer van zojuist kwam uit België. Met haar wil ik over Simenon praten. Een geweldige schrijver van wie de meeste mensen denken dat hij Frans is. Ik heb veel van hem gelezen en zou willen dat zij mij iets over hem vertelt wat ik nog niet wist. Maar zij wil niet over Simenon praten, ze wil over mijn boeken praten. Oké, prima, maar ik praat liever over Simenon.’
Theroux komt graag in Nederland. Boeken worden hier niet alleen gekocht, maar ook gelezen en hij heeft nog nooit een Nederlander ontmoet die niet verschillende talen sprak. Bestaan die überhaupt, vraagt hij zich af. Als we opmerken dat de verschillen tussen Amsterdam en het platteland in dit opzicht groot zijn en dat onze pake uit Jubbega zelfs nauwelijks Nederlands sprak omdat hij nooit een voet buiten Friesland zette, zijn de rollen ineens omgedraaid. In razend tempo vuurt hij zijn vragen op ons af. Wanneer werd hij geboren? Hoe oud is hij geworden? Wat deed hij voor werk? Vertelde hij wel eens over de oorlog? Wat was zijn rol daarin? Waar ligt dat dorpje precies? Aan welke talen is het Fries verwant? Heeft het een eigen literatuur? Wordt het nog veel gesproken? Pas nadat hij een paar aantekeningen in zijn notitieboekje heeft gemaakt, slagen we erin het gesprek een andere kant op te sturen.

Rond het vuur
Voor The Tao of Travel las en herlas Theroux tientallen reisboeken. Hij zocht passende citaten bij onderwerpen als ‘The Things That They Carried’ of ‘English Travellers on Escaping England’. Er zijn hoofdstukken over eten, treinen, wandelen en thuisblijven. Daarnaast maakte hij een paar heerlijke lijstjes, bijvoorbeeld van plaatsen die mooier klinken dan ze in werkelijkheid zijn: Casablanca, Bagdad, Tahiti, Samarkand, Alexandrië,Timboektoe. De geneugten van die laatste magische stad vat hij kernachtig samen: ‘stoffig, afschuwelijke hotels, onbetrouwbaar vervoer, mensen die je lastigvallen en overal vuilnisbelten.’
Het reisverhaal is het oudste literaire genre dat er bestaat, constateert Theroux. Het verhaal dat de reiziger vertelt aan de mensen die zich rond het vuur verzameld hebben nadat hij is teruggekeerd. Verhalen over de wijde wereld. De reiziger doet niet alleen verslag van wat hij heeft gezien, hij maakt er een verhaal van om te voorkomen dat zijn toehoorders in slaap sukkelen. Je verzint er een paar details bij, borduurt verder op je eigen ervaring of maakt gebruik van andermans belevenissen. Het reisboek dat hem gevormd heeft, is een boek dat zijn vader hem voorlas: het waargebeurde verhaal van de twaalfjarige Donn Fendler die begin vorige eeuw verdwaalde in de bergen van Maine en pas na acht dagen de bewoonde wereld wist te bereiken.
Zelf neemt Theroux altijd een roman mee als hij onderweg is. The Tao of Travel besluit hij met een reeks aanbevelingen aan reizigers. ‘Reis alleen’, ‘Neem een kaart mee’ en ‘Reis over land’. Typisch Theroux: ‘Als je zo nodig een mobiele telefoon mee wilt nemen, gebruik die dan niet’. Maar ook: ‘Lees een roman die niet gaat over de plaats waar je bent’. Waarom? ‘Als je een roman leest, ben je onder vrienden. De mensen over wie het gaat, leer je beter kennen dan je eigen familieleden. Met een roman kun je je afsluiten van de buitenwereld, dat kan een bevrijding zijn als je op reis bent. Het is een manier om jezelf even rust te gunnen. Ik neem nooit veel boeken mee als ik reis. Onderweg ruil ik boeken, ik ben geen verzamelaar. Ik lees een boek en dan laat ik het achter. Ik vind altijd weer iets nieuws om te lezen. Maar als ik geen boek bij me zou hebben, zou ik me grote zorgen maken. Ik snap niet dat er mensen zijn die in een vliegtuig stappen zonder boek.’

Op een terrasje
De tientallen reisboeken die Theroux voor zijn bundel moest herlezen, haalde hij voor een groot deel uit de bibliotheek. Veel klassieke namen als Graham Greene, Evelyn Waugh, Mark Twain, Joseph Conrad en Samuel Johnson. Maar ook recentere legenden als V.S. Naipaul en Bruce Chatwin, met wie Theroux goed bevriend is geweest en over wie hij vaak, zij het niet altijd even plezierig, heeft geschreven. Beide schrijvers komen voor in het hoofdstuk ‘Travellers Who Never Went Alone’. Een van Theroux’ mantra’s is dat een echte reisschrijver alleen moet reizen. Pas dan ben je kwetsbaar genoeg om de wereld toe te laten. Hij citeert Jonathan Raban, een goede vriend van hem, die net als hij altijd alleen reist. Wie een vriend of geliefde mee op reis neemt, zal ‘nooit iets zien, niemand ontmoeten, niets horen. Er zal je niets overkomen.’ Zowel Naipaul als Chatwin deden het in hun boeken graag voorkomen alsof ze alleen reisden. Volgens Theroux was er in werkelijkheid vrijwel altijd een geliefde van de partij. Echtgenote, minnares, of, in het geval van Chatwin, minnaar. Tegen de laatste zei Theroux een keer dat hij vond dat reisschrijvers over zulke dingen eerlijk hoorden te zijn, waarop Chatwin het uitgierde van het lachen en met zijn karakteristieke schrille stem zei: ‘Ik geloof niet in eerlijk zijn.’
Reist Theroux zelf eigenlijk wel eens in gezelschap, of gaat hij echt altijd alleen?
‘Ik vind het heerlijk om met mijn vrouw te reizen. We zijn samen in Afrika en India geweest. Maar als ik samen met haar reis, schrijf ik niet. Ik kijk dan anders, ik observeer niet zo analytisch. Samen met haar ga ik gewoon mooie plekken bekijken en op een terrasje koffie drinken. Als ik alleen reis, ben ik aan het werk.’
Dat echte reizen doet Theroux steeds minder. In The Tao of Travel staat een lijstje met plekken waar hij nooit is geweest. Landen of plaatsen waar hij over leest, waarvan de kaarten in zijn hoofd zitten. Het is er alleen nooit van gekomen. Veel plaatsen op dat lijstje zijn opvallend makkelijk bereikbaar. Alaska en Groenland, Scandinavië en zelfs de zuidelijke staten van de vs: Alabama, Georgia, Louisiana. Heeft hij niet het gevoel dat hij dat lijstje snel moet afwerken, voordat het te laat is? ‘Nee, ik kan gewoon niet overal heen. Ik ben in de eerste plaats romanschrijver, dus ik ben meestal thuis om een roman te schrijven. Als ik naar zo’n plek ga, wil ik ook echt alle tijd nemen. Dan wil ik nergens anders aan hoeven denken. Die tijd heb ik bijna nooit. Een echte reis maak je zonder retourticket. Als je weet wanneer je terugkomt, is het vakantie, als je dat niet weet, is het het een reis.’