In zijn boek Moesson beweert Robert Kaplan dat tijd van de westerse dominantie voorbij is. De macht zal in de 21ste eeuw verschuiven naar het gebied rond de Indische Oceaan.

De Amerikaanse journalist Robert Kaplan (1952) is even invloedrijk als controversieel. In het Witte Huis is men dol op zijn boeken, die een mix zijn van geopolitieke analyse, reisverslagen en geschiedenis. Anderen, zoals Amerika’s linkse geweten Noam Chomsky, verwijten hem louter te denken in termen van machtspolitiek. In zijn nieuwste boek Moesson spoort Kaplan zijn Amerikaanse en Europese lezers aan om hun wereldbol een flinke zwiep te geven. De tijd van westerse dominantie is na 500 jaar voorbij, beweert hij. Het zwaartepunt van de planeet zal in de 21ste eeuw verschuiven naar het gebied rond de Indische Oceaan, waar dankzij de regelmatig waaiende moessonwinden ook in de Middeleeuwen al flink werd gehandeld. Zoals gewoonlijk formuleerde Kaplan zijn theorie niet vanuit zijn bureaustoel, maar reisde hij stad en land af om deze te onderbouwen. De afgelopen weken besefte hij echter eens te meer hoe lastig de toekomst zich laat voorspellen. Zijn boek lag nog niet in de schappen of het Midden-Oosten begon zich massaal te roeren. Dat had zelfs de ervaren rot Kaplan niet verwacht, vertelt hij in Amsterdam.

Waarom wordt het ‘Azië van de moesson’ volgens u zo belangrijk?
Robert Kaplan: ‘Ik zou zeggen: kijk op de kaart. Aan de kusten van de Indische Oceaan wonen miljarden mensen die steeds meer handel met elkaar zullen gaan drijven. Vooral de grootmachten China en India hebben een onstilbare honger naar grondstoffen en energie. Die zullen ze in toenemende mate over zee vanuit Afrika en het Midden-Oosten laten aanvoeren. Daarnaast spelen er in het gebied ook tal van andere belangrijke internationale kwesties: bevolkingsgroei, de stijging van de zeespiegel, watertekorten, en moslim- en ander extremisme.’

China en India zijn hun invloed in het gebied in rap tempo aan het uitbreiden. Hoe doen ze dat?
‘China heeft een probleem, want het heeft geen rechtstreekse verbinding met de Indische Oceaan. Daarom is het op een verticale manier aan het expanderen. Men is druk bezig met het aanleggen van spoorwegen en pijpleidingen die het land met de oceaan moeten verbinden. Tegelijk bouwen de Chinezen havenprojecten in landen als Pakistan, Birma, Bangladesh en Sri Lanka. Ze hebben bijvoorbeeld 200 miljoen dollar geïnvesteerd in de Pakistaanse havenstad Gwadar aan de Straat van Hormuz. Door deze ‘parelkettingstrategie’ hoopt men de belangen van de eigen scheepvaart veilig te stellen. Als reactie op de Chinese expansie breidt India juist op een horizontale manier uit. Het zoekt bijvoorbeeld steeds meer toenadering tot landen als Iran en Birma.’

Wat betekent dat voor het Westen? Een paar jaar geleden voorspelde u een mogelijke nieuwe Koude Oorlog met China.
‘Die kans bestaat nog steeds, maar ik zie het voorlopig niet zo somber in. De Chinezen lijken niet aan te sturen op conflicten. Ze verdedigen gewoon hun handelsbelangen, net als elk ander land. Daarbij denk ik dat de opkomst van landen als India, Vietnam en Indonesië in het voordeel van het Westen zal werken. Zij zorgen er samen voor dat de machtsbalans niet al te ver doorslaat in het voordeel van China.’

Toch is zoals u beschrijft lang niet alles koek en ei in het gebied. Pakistan en Birma zijn tijdbommen, en ook op tal van andere plaatsen sluimeren regionale en etnische conflicten. De meeste landen kennen geen democratie, maar worden op een autocratische manier bestuurd.
‘Dat is juist. En het is onmogelijk om te voorspellen welke kant het in de toekomst op gaat. Elk land heeft zijn eigen specifieke identiteit en geschiedenis, en vaak hangen veranderingen samen met een charismatische figuur die toevallig opstaat of wegvalt. Veel mensen denken dat democratie het moeilijkst wortel zal schieten in de moslimlanden, maar dat geloof ik niet. Kijk naar Indonesië, het land met de meeste moslims ter wereld. Iedereen verwachtte daar chaos na het wegvallen van Soeharto, maar intussen functioneert het heel behoorlijk. Nee, de echte filosofische uitdaging voor onze democratie ligt in de oosterse wereld. Landen als China en Singapore zeggen: wij hebben ons eigen, niet-democratische, systeem, en wij denken dat het net zo goed werkt als dat van jullie. Zij hebben een sterk argument, want hun systemen werken. De dictaturen in het Midden- Oosten niet.’

Die oosterse systemen werken nu, maar zullen ze dat ook in de toekomst blijven doen?
‘Dat is de grote vraag.’

U pleit er in uw boek herhaaldelijk voor om democratische veranderingen in autocratische landen niet te overhaasten, maar geleidelijk door te voeren. Maar u had het nog niet opgeschreven of het volk in Tunesië en Egypte begon te roepen om vrije verkiezingen, en wel nu meteen.
‘Ik moet toegeven: dat had ik ook niet zien aankomen. Niet zo snel althans. Maar we moeten ook weer niet te snel juichen over wat er in die landen gebeurt. Het is natuurlijk prachtig dat honderdduizenden gematigde mensen de straat opgaan en roepen om democratie. Maar die demonstranten zijn richtingloos. Ze hebben geen leider of instellingen die achter ze staan. De Moslimbroederschap heeft dat wel, en hoe beter je georganiseerd bent, hoe groter de kans dat je verkiezingen wint.’

Het Westen heeft dictators als Moebarak altijd gesteund met het argument dat zij een buffer vormen tegen fundamentalisme en terrorisme. Arnon Grunberg, columnist van dit blad, schreef onlangs: ‘Arabische dictators voorkomen geen terrorisme, ze creëren het.’ Heeft hij daar geen gelijk in?
‘Dat is een moeilijk punt. Buitenlandse politiek gaat niet alleen over de vraag of je op lange termijn aan de goede kant van de geschiedenis staat. Je moet ook rekening houden met de korte en middellange termijn. Wat had Amerika twintig jaar geleden dan moeten doen? Moebarak niet steunen? Het Westen heeft heel lang geprofiteerd van zijn bewind. De vraag is alleen: wanneer spring je van het schip af, en hoe doe je dat? Moet de regering Obama alle diplomatieke betrekkingen met Egypte verbreken tot Moebarak aftreedt, of moeten we inzetten op een langzame overgang naar democratie? Hoe doen we twee dingen tegelijk: aan de goede kant van de geschiedenis staan, maar ook aan koning Abdullah ii van Jordanië en het koningshuis van Saoedi-Arabië laten zien dat we hen niet plotseling in de steek laten? Het is heel ingewikkeld. Ik vind het trouwens ook wel ironisch dat iedereen nu roept dat we Moebarak moeten wippen en een democratie moeten installeren in Egypte. Als je dat zes weken geleden had gezegd, was je uitgemaakt voor neoconservatief.’

De neoconservatieven roepen nu om het hardst dat ze toch gelijk hadden met hun ideeën over democratie in het Midden-Oosten. ‘Dat hadden ze ook! Als je een kop boven de Egyptische crisis zou moeten zetten is het wel: “Paul Wolfowitz had gelijk.” Hij riep al jaren dat het regime van Moebarak instabiel was en dat we aan de goede kant van de geschiedenis moesten gaan staan. Wolfowitz besefte ook dat Moebarak een spelletje met ons aan het spelen was. Hij liet de Moslimbroederschap zichzelf organiseren, zodat wij bang van ze werden en hem zouden steunen. Maar hij liet de middenklasse zichzelf niet organiseren.’

Stel: er komt democratie in Egypte. Hoe belangrijk is dat dan voor de Arabische wereld?
‘Het zal natuurlijk grote invloed hebben. Maar toch denk ik niet dat Egypte de sleutel is voor het democratiseringsproces in het Midden-Oosten. Dat is Iran. Stel je eens voor wat er gebeurt als er een democratisch Iran komt: dat zou een ongelooflijke klap zijn voor Hezbollah, Hamas en het bewind in Syrië. Ik heb in de jaren negentig regelmatig de lof gezongen van Iran, omdat ik denk dat het een goede bondgenoot van de vs zou kunnen zijn. Het land heeft een heel ontwikkelde bevolking en een prachtige cultuur. Ik was er ook van overtuigd dat er snel een machtswissel in Iran zou komen. Tot dusver heb ik ongelijk gehad.’

U doet in uw boeken altijd graag voorspellingen. Wat hebt u nog meer verkeerd gezien?
‘Mijn grootste beoordelingsfout is zonder twijfel de oorlog in Irak geweest. Ik was voor de inval, maar daar heb ik achteraf zeer veel spijt van. Niets, geen enkel democratiseringsproces in het Midden-Oosten, kan rechtvaardigen wat daar is gebeurd.’

U werd altijd gezien als een machtsdenker pur sang. Maar in Moesson citeert u instemmend de Indiase schrijver en Nobelprijswinnaar Rabindranath Tagore, die pleit voor ‘realistische politiek met een geweten’.
‘Ik heb nooit iets anders gezegd dan grote realistische denkers als Theucidides en Hans Morgenthau. Zij beweren niet dat je geen moraal moet hebben, maar dat er kwesties van macht zijn die voor de moraal komen. Om een voorbeeld te geven: westerse intellectuelen wilden allemaal ingrijpen op de Balkan. Maar dat konden ze alleen maar zeggen omdat Slobodan Milosevic geen kernwapens had, en Joegoslavië geen supermacht was. Op datzelfde moment vonden er ook etnische zuiveringen plaats in de Kaukasus, en mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië. Daar wilde niemand wat aan doen, omdat Rusland die wapens en die macht wel had.’

Veel critici vinden Moesson optimistischer dan uw vorige boeken, waarin u nogal apocalyptische toekomstvisioenen beschreef.
‘Dit boek gaat natuurlijk over een opkomende regio. Dan is het logisch dat alles wat rooskleuriger klinkt.’

Maar toch, als u uzelf vergelijkt met twintig jaar geleden, bent u dan niet wat milder geworden?
‘Het enige wat mijn denken misschien heeft veranderd is de oorlog in Irak. Sindsdien heb ik minder vertrouwen in de Amerikaanse spierballenaanpak. Ik vind dat we onze macht beter achter de schermen kunnen gebruiken, en ik ben meer geneigd om te luisteren naar de meningen van anderen in de wereld. Dat zou indirect de toon van dit boek kunnen hebben beïnvloed.