Vaders zijn de nieuwe moeders. In elk geval in de boekhandel. Dadlit is bezig aan een niet te stuiten opmars. Op papier doen die vaders het uitstekend.

Het lijkt erop dat hij voorbij is, die hausse aan geestige boeken over de voetangels van het moederschap. De ontplofte egel van Daphne Deckers ligt alweer tien jaar achter ons en hoewel ploetermoeders en yummy mummy’s natuurlijk allerminst zijn uitgestorven, lezen we ook over hen niets meer. Een persoonlijk relaas over het o zo mooie maar toch ook loodzware moederschap, daarmee hoef je bij de meeste uitgevers echt niet meer aan te komen. Maar zodra je die moeder door een vader vervangt, zijn er ineens grootse mogelijkheden. Vooral als die vader ook nog eens een heuse literaire schrijver is. Want vaders zijn de nieuwe moeders, althans in de boekhandel.
Neem Bernard Dewulf, onlangs tot veler verrassing uitgeroepen tot winnaar van de Libris Literatuurprijs voor zijn poëtische schetsen over het vaderschap. In Kleine dagen vertelt Dewulf in een serie chronologisch gerangschikte flarden over het leven als vader van een jongen en een meisje. Namen hebben deze kinderen niet, wat dit proza gelijk meer literaire lading geeft.
‘De lenigheid van schemering en jongetje. Hun volmaakt soepele samenspel. De deemoed van de dag, de overmoed van het jongetje. De dag die zich dalend over hem ontfermt, zoals wij denken dat eindigende dagen dat doen.’
Wonderschoon proza of pretentieuze edelkitsch? Ter verduidelijking: de zoon is in een boom geklommen. Verderop noteert zijn trots toekijkende vader:
‘Wat verdwijnt hij nu haastig in het dikkende donker. Wat is hij machtig, prinsje van de schemering.’
Je kunt het prachtig vinden, maar je kunt er ook kregel van worden. Dewulf leest ergens dat wie dagelijks een geluksgevoel ervaart, lang zal leven. Met zijn levensverwachting zit het dus wel snor, concludeert hij, want hij geniet iedere dag opnieuw intens van het naar school brengen van zijn zoon; een gevoel waarvan ouders die ze om kwart over acht opgelucht de straat zien uitfietsen ongelovig kennisnemen.

Huisgenoot P.
Dadlit, het is een oprukkend genre waarvan Martin Bril ooit de voorhoede vormde. Een gevaarlijk genre, want sentimentaliteit ligt op de loer en het is al snel geen literatuur meer. Hooguit, zoals oervader Nick Hornby na About a Boy ondervond, literatuur light.
Toch wagen veel moderne schrijvende vaders zich aan bespiegelingen over het vaderschap. Bril deed het meesterlijk, ook omdat hij zijn eigen tekortkomingen nooit verbloemde, waardoor het allemaal verteerbaar bleef.
Datzelfde geldt voor Philippe Remarque, die alleen al met het omslag van zijn recent verschenen bundel Het zit de mannen niet mee tegenwoordig (ondertitel: ‘Lotgevallen van een gezinshoofd’) de toon zet. Zien we bij Dewulf een rustieke houten schommel in sepiakleuren bungelen, bij Remarque heeft een olijke baby zojuist het colbertje van zijn vader met melk bespuugd. Remarque, voor wie het nog niet wist, is behalve kersverse Volkskrant-hoofdredacteur ook wel bekend als ‘huisgenoot P.’ uit de columns van zijn vrouw Sylvia Witteman. Iedereen die die columns kent, weet hoe het eraan toegaat in dat huishouden. Het is voor de liefhebber dan ook aardig om nu eens te lezen hoe huisgenoot P. volgens zichzelf zijn rol als vader vervult. Dat Remarque geweldig kan schrijven, wisten we al, maar dat hij ook met het luchtige genre van de dadlit uitstekend uit de voeten kan, is toch verrassend. Hij heeft geen literaire gewichtigdoenerij nodig om prachtig te formuleren:
‘Naast de verse gummilichamen van de kinderen ziet het eigen omhulsel er gebruikt uit, als een oude keukenstoel met verfvlekken.’
Bovendien is hij bijzonder geestig. Zijn zoon hoort op het journaal ‘een overzeese rijksgenoot’ en constateert:
‘Die negers praten zo raar, of ze gek zijn in hun hoofd of zo. Ze lijken wel dronken lappen’. Remarque schrijft: ‘Ik heb toen nog een stichtelijk praatje gehouden over de gelijkheid tussen mensen. Maar ik zou daar als vijfjarige nooit naar geluisterd hebben, en volgens mij deed hij het ook niet, temeer daar bij het volgende journaalitem vet coole tanks door de woestijn reden.’
Zelfspot en de weldadig gemakzuchtige manier waarop hij het ouderschap invult, dat alles maakt deze bundel tot geslaagde dadlit.

Twee perspectieven
Ook over de grenzen zijn het na de schrijvende moeders nu de vaders die aan de beurt zijn. Zoals Michael Chabon, wiens Manhood for Amateurs onlangs in het Nederlands verscheen als Handboek man. Mijn leven als echtgenoot, vader en zoon. Chabon is de auteur van grote literaire romans als De wonderlijke avonturen van Kavalier & Clay en De Jiddische politiebond en hij vertegenwoordigt in Amerika een nieuwe stroming van succesvolle literaire schrijvers die het vaderschap combineren met het schrijverschap. Ook Jonathan Safran Foer rekent zich tot dit gezelschap. Dieren eten, zijn boek over de gruwelen van de bio-industrie, was er nooit gekomen als hij geen vader was geworden, zo schrijft hij, waarna hij ons deelgenoot maakt van het wonder der borstvoeding, waarvan hij ‘in volstrekte verbazing’ getuige is.
Michael Chabon is dat stadium allang voorbij. Samen met zijn vrouw, schrijfster Ayelet Waldman, heeft hij twee zoons en twee dochters. Omdat Waldman ook veel over het moederschap heeft geschreven, krijgt de lezer de kans het gezin Chabon-Waldman, net als bij de familie Remarque-Witteman, vanuit twee perspectieven te volgen. Om duidelijk te maken waarom dit zo interessant is, moeten we even terug naar de New York Times van 27 maart 2005. In het opiniestuk ‘Truly, Madly, Guiltily’ legt Ayelet Waldman uit dat ze het gevoel heeft de enige moeder op aarde te zijn die meer van haar man houdt dan van haar kinderen. Ze beschrijft hoe verliefd ze na twaalf jaar huwelijk nog altijd is en hoe bloeiend hun seksleven ook na vier kinderen nog is. Maar dan. Zelfs al zou ze, God forbid, al haar vier kinderen verliezen, dan zou ze altijd nog haar man hebben. Het leven zou nog niet voorbij zijn. Maar de gedachte aan een leven zonder Michael was voor haar ondenkbaar: ‘I can imagine no joy without my husband.’ Andere vrouwen, zo constateerde Waldman, zouden iedereen, inclusief hun echtgenoten, opofferen om hun kinderen te redden. Zij niet.

Hysterische moeders
Het stuk van Waldman bracht ongekend hevige reacties teweeg en toen ze het bij Oprah allemaal nog eens mocht komen uitleggen, werd ze door een tribune vol hysterische moeders bijkans gelyncht. Al die commotie leidde vorig jaar tot het boek Bad Mother, A Chronicle of Maternal Crimes, Minor Calamities and Occasional Moments of Grace, waarin Waldman de mythe van de goede moeder tracht door te prikken. In datzelfde jaar verscheen het boek van Chabon, waarin hij zijn gedachten laat gaan over het gezinsleven in al zijn complexiteit. Met de unieke mengeling van lichtvoetigheid, eruditie en de afwijkende blik die ook zijn romans kenmerkt, lukt het hem vaak zijn observaties uit te tillen boven het alledaagse. Hij begint gelijk met een ijzersterke constatering: ‘Het handige aan vader zijn is dat historisch gezien de lat zo bedroevend laag ligt.’ Waarna hij vertelt hoe hij in de supermarkt, met peuter op de arm boodschappen op de band leggend, door een hem onbekende vrouw werd gecomplimenteerd met het feit dat hij ‘een hele goede vader’ was. Vaders, zo constateert Chabon, doen het al gauw goed, zelfs al doen ze bijna niets, terwijl moeders het per definitie niet goed kunnen doen. Niet volgens zichzelf en niet volgens anderen. Verderop schrijft Chabon hoe kinderen ‘cultusvoorwerpen’ zijn geworden, te kostbaar om ze aan gevaren bloot te stellen. ‘Tegelijkertijd zijn ze fetisjen geworden, voorwerp van een ongezonde en zieke fixatie.’ Zijn beschouwingen gaan niet primair over zijn eigen kinderen, maar veeleer over het ongrijpbare fenomeen ‘kindertijd’ waar Chabon al vaker mooi over schreef. Sommige essays zijn voor niet-Amerikanen minder invoelbaar, maar er zijn ook aanstekelijke stukken over universele zaken als het ophangen van een handdoekenrekje, het bakken van een cake of de genoegens van de handtas (‘een tasje is in wezen een vagina met een riempje’). Zonder dat hij daarop uit is, rijst uit dit boek het beeld op van een geweldige vader; een vader die met zijn kinderen naar Dr. Who kijkt, legosteden bouwt, superhelden tekent en de wildernis in trekt. Die kots opruimt, neuzen snuit en knokige schoudertjes kust. En die ook nog eens dol op zijn vrouw is, al belijdt hij zijn liefde voor haar niet zo extreem als zij dat destijds voor hem deed.

Slappe zakken
Zo’n vader, daar droomde Astrid Theunissen van. Alleen vond ze hem niet. In Slappe zakken beschrijft ze haar vergeefse zoektocht naar een vader voor haar kind. Dit boek is een uitvloeisel van een artikel van gelijke strekking dat Theunissen ooit voor HP/De Tijd schreef en waarin ze een serie ex-minnaars publiekelijk aan de schandpaal nagelde vanwege hun onwil een kind bij haar te verwekken. Vermakelijk voor vrouwen in hetzelfde schuitje, en dat zijn er nogal wat, confronterend voor mannen die weinig trek hebben in het vaderschap, en ook dat zijn er nogal wat. Zeker in de biotoop waar Theunissen ze zocht. Artistiekerige grachtengordelvrijbuiters zijn nu eenmaal allergisch voor hormoonslaven die tegen de veertig lopen. Toch is dit boek meer dan een breed uitgemeten wraakexercitie, want Theunissen heeft wel degelijk een punt. Nederlandse mannen hebben, zo blijkt uit divers onderzoek, een diepgewortelde weerzin tegen het vaderschap. Het kost de gemiddelde vrouw zeven jaar om haar geliefde zo gek te krijgen aan een kind te beginnen. Als het al lukt. Theunissen koos uiteindelijk voor het alleenstaand moederschap en kreeg, inderdaad, een zoon.

Bernard Dewulf: Kleine dagen (Atlas)

Philippe Remarque: Het zit de mannen niet mee tegenwoordig. Lotgevallen van een gezinshoofd. (Prometheus)

Michael Chabon: Handboek man. Mijn leven als echtgenoot, vader en zoon (Anthos)

Ayelet Waldman: Bad Mother, A Chronicle of Maternal Crimes, Minor Calamities and Occasional Moments of Grace (Doubleday)

Astrid Theunissen: Slappe zakken (Thomas Rap)