Zes Nederlandse auteurs over de totstandkoming van hun nieuwe roman. Martine Kamphuis bedacht een personage voor haar nieuwe roman 'Ziek' na een confrontatie met een exhibitionist.

‘Ik werk als psychiater in een psychiatrisch ziekenhuis, in een gespecialiseerde kliniek voor jongeren. De hoofdpersoon van mijn nieuwe boek ontstond toen ik op een dag naar mijn werk fietste. Ik fietste door het bos en daar kwam ik een exhibitionist tegen. Ik heb in de tbs gewerkt dus als ik zoiets zie, reageer ik wel. Het was een vrij druk fietspad. Zelf was ik niet bang, maar er fietsen veel schoolkinderen, dus ik had het gevoel dat ik toch iets moest doen. Ik heb die man toegeschreeuwd dat het niet oké was wat hij deed, dat hij moest stoppen, dat hij in de tbs kon belanden omdat exhibitionisme strafbaar is. Vervolgens heb ik een mannelijke fietser aangehouden en hem gevraagd erop af te gaan. Op mijn werk heb ik de politie nog gebeld om te vragen of ze even door dat bos wilden rijden.
De volgende dag fietste ik weer door dat bos, en ik kan niet precies pinpointen wanneer het was, maar op een gegeven moment was daar dat personage. Een man die hetzelfde meemaakt en ook ingrijpt, maar dan op een onverstandige manier. Op een overmoedige manier. Die wel op die exhibitionist afstapt. En dat personage was een man. Ik zie mijn personages nooit lijfelijk voor me, ik moet altijd halverwege checken of ik ze niet een andere kleur ogen heb gegeven, maar ik heb er wel een soort gevoel bij, een karakter. Op die manier beginnen ze te leven.
Mijn hoofdpersoon is een psychiater die behoorlijk ontspoord is geweest en zich nu probeert te herpakken. De manier waarop hij dat doet, leidt tot allerlei complicaties waarbij ook zijn patiënten betrokken worden. Het is voor het eerst dat ik een mannelijke hoofdpersoon heb en ik merkte dat ik in eerste instantie te afstandelijk was. Ik had ook te veel pret. Pret hebben tijdens het schrijven is op zich goed: grapjes, humor, enig cynisme mogen best in een boek terechtkomen, maar ik bekeek hem teveel van de buitenkant en dat was niet goed. Dus ik heb veel moeten herzien. Dat had zeker te maken met de sekse, ik vond het moeilijker om me in te leven.’

Complexiteit
‘Dit nieuwe boek is serieuzer dan mijn vorige boeken. Schrijven is iets dat zich heel erg ontwikkelt. In het begin was er vooral de spanning of het zou lukken om iets te schrijven dat goed genoeg was om te worden uitgegeven. Als dat lukt en daarna nog een tweede keer lukt, ontstaat er ruimte voor een wat serieuzer onderwerp. Thrillers zijn uiteindelijk frivole boeken, maar ik heb in dit boek geprobeerd de psychiatrie heel nadrukkelijk als achtergrond te gebruiken. Niet op een sensatiebeluste manier, zoals dat in thrillers vaak gebeurt, maar op een manier die klopt. Het verhaal wordt vanuit verschillende perspectieven verteld. Onder andere vanuit de zieke geest van twee psychiatrische patiënten: iemand die erg kwetsbaar en in de war is en iemand die meer aan de boosaardige kant zit, want die heb je ook.
Ik werk al vanaf 1988 in de psychiatrie. Veel dingen die voor mij vanzelfsprekend zijn, bleek ik toch te moeten uitleggen. Daarvoor had ik de hulp van mijn redactrice nodig, meer dan bij mijn vorige boeken. Je streeft als schrijver zoveel mogelijk naar show, don’t tell, maar dat lukte in dit geval niet. Ik moest me niet alleen inleven in mijn personages, maar ook in de lezer die die wereld van de psychiatrie niet kent en voor wie dat een hele gekke wereld is.
De beeldvorming over de psychiatrie, zoals over wel meer bijzondere hoekjes van de wereld, klopt vaak niet. Daar loop ik regelmatig tegenaan. Ik heb wel eens meegemaakt dat ik de politie moest inlichten omdat iemand binnen de inrichting zich gesuïcideerd had. De mevrouw die de telefoon opnam vond het nodig daar heel verontwaardigd over te doen. Die zei: “Ja, maar mensen worden daar toch juist opgenomen om dat te voorkomen?” Ze had totaal geen besef van de complexiteit. Als een cardioloog komt vertellen dat iemand is overleden aan een hartinfarct, is er toch ook niemand die hem dat verwijt? Dat onbegrip zie je veel in de maatschappij. Mensen hebben simplistische meningen over heel ingewikkelde processen. Bijvoorbeeld in hoe men kijkt naar psychiatrische patiënten, alsof die per definitie gevaarlijk zijn. Natuurlijk zijn er patiënten die gevaarlijk zijn, maar ook heel veel mensen zijn dat niet. Binnen de psychiatrie wordt veel discussie gevoerd over het gebruik van de separeercel. Die wordt in Nederland veel meer gebruikt dan in andere landen. Doen wij dat omdat dat beter is voor de patiënt of omdat wij ons werk dan beter kunnen organiseren? Dat soort kwesties zitten ook in dit boek.’

Vertrouwen
‘Ik had de blik van een buitenstaander nodig om me te helpen dit goed te doen. Als je over iemand schrijft die je buurvrouw had kunnen zijn, luistert het minder nauw dan wanneer je de psychiatrie als decor gebruikt. Mijn verhaal speelt zich af in een klassieke psychiatrische kliniek voor volwassenen, terwijl ik zelf dus met jongeren werk. In die zin heb ik wel enige afstand gecreëerd. Mijn patiënten moeten op geen enkele manier het gevoel krijgen dat ze in mijn boeken belanden. Een thriller gaat bijna per definitie over mensen die niet zo heel evenwichtig in elkaar zitten, dus sijpelt mijn vakkennis onvermijdelijk door in mijn verhalen, maar er is een enorme scheiding tussen de mensen die ik in mijn spreekkamer krijg en de personages in mijn boeken. Ik voel wat dat betreft een enorme drempel. Mensen moeten je kunnen vertrouwen. Het verhaal dat zij jou vertellen, mag niet voor een ander doel worden aangewend. Ik gebruik een pseudoniem, al weten de jongeren met wie ik werk, wel dat ik ook thrillers schrijf. Soms willen ze een boek van me lezen en vragen ze me wat ook alweer mijn schrijversnaam is, maar dan zeg ik: “Joh, dat is helemaal niet handig voor jou, want die boeken gaan over heftige dingen. Ik moet voor jou jouw Martine kunnen zijn en als je mij ziet moet je niet hoeven denken aan de geweldof seksscènes die ik geschreven heb.” Een boek lezen van iemand die je kent, is sowieso altijd een beetje gek. Ook voor vrienden of familie kan het raar of zelfs onaangenaam zijn om te lezen wat ik schrijf. Die ervaring heb ik zelf ook met bevriende schrijvers. Voor mijn patiënten is het helemaal niet goed mijn boeken te lezen, dus dat ontmoedig ik actief.
De psychiatrie is mijn echte werk. Daar hecht ik ook de meeste waarde aan. Het schrijven van thrillers is leuk, maar als ik daar mee ophoud wordt de wereld er geen haartje slechter van. De ethische waarde van mijn gewone werk is veel groter. Een thriller is vermaak, afleiding. Dat is prima, maar er zijn al zoveel goeie thrillers. Terwijl er binnen de zorg nog altijd schaarste en krapte is. Ik hou van mijn vak en dat wilde ik zo goed mogelijk overbrengen. Of dat gelukt is, is voor mij het spannendste van dit nieuwe boek.’ 

Martine Kamphuis' Ziek verschijnt in oktober bij De Arbeiderspers.