Samengesteld door Maarten 't Hart

VPRO Gids-lezers kunnen zich opmaken voor alweer de zevende editie van de Literaire Boekenquiz. Hield Simon Vinkenoog het vorig jaar betrekkelijk eenvoudig, zijn opvolger leverde weer een ouderwets onmogelijke quiz af.
Maarten ’t Hart was, gezien het dierenthema van de Boekenweek dit jaar, de ideale kandidaat om de taak van samensteller op zich te nemen. Hoewel het een tijdrovende klus bleek, beleefde hij er naar eigen zeggen buitengewoon veel plezier aan. Belangrijk criterium was hoe google-baar de vragen zouden zijn. We kunnen u al naar gelang uw smaak gerust- of teleurstellen: voor het winnen van deze quiz zullen heel wat papieren letters gevreten moeten worden.
Speciale lof verdient ’t Hart voor zijn inspanningen om een zo bont mogelijke stoet aan dieren te verzamelen: leguanen, kuifduikers, vogelspinnen en vleermuizen tonen aan dat de Nederlandse literatuur meer in huis heeft dan Tikker en Poef alleen.
De winnaar mag met z’n tweeën een weekend logeren op het schitterende Engelse landgoed Woburn Abbey, even boven Londen, waar in het bijbehorende safaripark onder meer olifanten, beren, tijgers, lemuren en pinguïns gehuisvest zijn.
De redactie verheugt zich op uw klaagzangen, lofredes en oplossingen – in te sturen vóór maandag 16 maart.

1
‘Konijn,’ zei hij, het konijn op de arm nemend, ‘je straf is ingetrokken gezien je grote verdiensten voor de zaak.’
We vinden dit verdienstelijke konijn in
a. De kleine Rudolf van Aart van der Leeuw
b. De avonden van Gerard Kornelis van het Reve
c. Philip en de anderen van Cees Nooteboom

2.
Van wie zijn de regels:
En ik hoorde, achter
mij, maar nu wat zachter
hoe het geitje blaatte
en de koekoek riep.


a. Jacqueline van der Waals, Verzen
b. A. Roland Holst, Verzen
c. J.H. Leopold, Verzen

3.
‘Kikkers waren overal hoorbaar en een bruine damp van muggen hing over het dorp.’ Beschermt men zich tegen die muggen
a. Achter groene horren (J. van Oudshoorn),
b. met een Dood weermiddel (F.B. Hotz),
of berust men in hun aanwezigheid en kan men daardoor
c. Nooit meer slapen (W.F. Hermans)?

4.
In welke roman leveren op elkaar springende koeien een metafoor voor lesbische liefde?
a. Een alpenroman (Simon Vestdijk)
b. Twee vrouwen (Harry Mulisch)
c. Een tevreden lach (Andreas Burnier)

5
In wiens woonkamer werd deze foto gemaakt? (De afbeelding die bij deze vraag hoort is niet rechtenvrij en kan daarom niet online worden gezet. Onze excuses!)
a. Oscar van den Boogaard
b. Arthur Japin
c. Gerard Reve

6
Dan, wat ik niet had moeten horen der krekels hese stroeve stemmen, miljarden uiterst kleine remmen, schrammend de nacht... die gaat verloren.
Wie had die krekels liever niet gehoord?
a. Vasalis (Parken en woestijnen)
b. Ida Gerhardt (De slechtvalk)
c. Eva Gerlach (Niets bestendiger)

7
Welke schrijfster die ook veel voor toneel schreef, ligt hier zo lekker op de bank? (De afbeelding die bij deze vraag hoort is niet rechtenvrij en kan daarom niet online worden gezet. Onze excuses!)
a. Wanda Reisel
b. Esther Gerritsen
c. Judith Herzberg

8
In welk recent debuut worden twee pauwen geslacht en opgepeuzeld?
a. Begeerte heeft ons aangeraakt (Bert Natter)
b. Ziekzoekers (Anne-Gine Goemans)
c. Drie (Maarten Schinkel)

9
Waarin wil een jongen een beo per vliegtuig terugbrengen naar Afrika?
a. Enige defecten (Loesberg)
b. In de bovenkooi ( J.M.A. Biesheuvel)
c. Asbestemming (A.F.Th. van der Heijden)

10
In een Vlaamse roman komt de pastoor langs als ’t varken net geslacht is. Daar valt voor mij iets te halen, denkt hij, maar Boer Wortel zegt:
- Hewel, mijnheer Pastoor, gij die zo goed geleerd
zijt en Latijn kent, weet gij het verschil tussen
den dood van dit verken en den dood van
O.L.Heer?
- Neen, Wortel, jongen, zegt hij.
- Hewel, zeg ik, O.L.Heer is voor iedereen gestorven,
en dit verken alleen voor mij.
a. ’t Pastorken van Schaerdycke (Maurits Sabbe)
b. Pastoor Poncke (Jan H. Eekhout)
c. Boerenpsalm (Felix Timmermans)

11
In welk waterepos verdrinkt een schipper terwijl hij zijn hond redt?
a. Het verjaagde water (A. den Doolaard)
b. De waterman (Arthur van Schendel)
c. De waterdame (Rascha Peper)

12
In de proloog van welke roman worden met pek notendoppen op de poten van een rode kater geplakt zodat het dier houvast ontbeert op het ijs en door de wind wordt weggeblazen?
a. De kat achterna (Doeschka Meijsing)
b. Gewassen vlees (Thomas Rosenboom)
c. Winterlicht (Jeroen Brouwers)

13
‘Kan je niet naar Artis gaan – je weet dat ik lid ben – als je volstrekt vreemde dieren zien wilt? Moeten het juist die gazellen aan de Ganges wezen,die toch in het wild nooit zo goed zijn waar te nemen, als in een nette omheining van gekoolteerd ijzer?’
Wie schreef dit?
a. Multatuli (Max Havelaar)
b. Hildebrandt (Camera Obscura)
c. Marcellus Emants (Een nagelaten bekentenis)

14
‘In de koude voorjaarsnacht zingen de onsterfelijke nachtegalen.’
Zingen die nachtegalen bij
a. J.C. Bloem (Avond)
b. Herman Gorter (Mei)
c. Hélène Swarth (Avondwolken)

15
Waarin wordt een leguaan met een stokslag gedood?
a. Orpheus in de dessa (Augusta de Wit)
b. De leguaan (Huub Beurskens)
c. Het kameleon (Helga Ruebsamen)

16
In wiens bioloog-schrijvershand zit dit jonge ratje? (Zie de afbeelding linksboven aan de pagina)
a. Midas Dekkers
b. Maarten ’t Hart
c. Tijs Goldschmidt

17
‘Als het donker is pakt de leeuw het paard beet, schudt het flink door elkaar, scheurt het in stukken, eet het op en likt de vloer schoon.’
Waar vinden we dit bloedbad?
a. Vergeet niet de leeuwen te aaien (Anton Koolhaas)
b. De leeuw en zijn huid (Simon Vestdijk)
c. Leeuwekop (Har Scheepens)
d. De leeuwentemmer (Willem Elsschot)

18
Welke schrijver/kunstenaar maakte nevenstaand schilderij, getiteld Ledaen de zwaan?
a. Jan Cremer
b. Dirkje Kuik
c. Charlotte Mutsaers

19
Wie schreef 'Het lied der dwaze bijen', volgens Vestdijk ‘het mooiste gedicht in onze taal’?
a. Slauerhoff (Eldorado)
b. Nijhoff (Nieuwe gedichten)
c. Achterberg (Spel van de wilde jacht)

20
‘De zwarte knol gleed met zijn olifantspoten uit, verdween in de diepte, trok de andere paarden mee, het hele rijtuig trilde en kraakte, – dan knapte een as, – het sloeg opzij... genadige hemel... wij stortten van de brug.’
Komt dit uit:
a. Met paarden door de nacht (J.W. Ooms)
b. Nachtelijk paardengetrappel (in ‘Fantastische
vertellingen’ van Bordewijk)
c. Zonen van de paardekop (Herman de Man)

21
‘Mijn kattenkwellerij bestond eruit ze zacht tegen een tapijt te gooien dat van de wand afhing, zo, dat ze zichzelf hoog boven de grond eraan vasthaakten; ze hingen dan angstig miauwend en durfden zich niet te laten vallen, en zodra ze het toch deden gooide ik ze opnieuw aan het tapijt.’
Welke naarling deed dit?
a. Kees van Kooten (De ergste treitertrends)
b. Edgar du Perron (Het land van herkomst)
c. Renate Rubinstein (Over mijn katten)

22
Een waarnemend arts schiet met een parabellum de muizen en ratten achter het behang neer in
a. Beekman en Beekman (Toon Kortooms)
b. Doctor Vlimmen (A.Roothaert)
c. Dorp aan de rivier (Antoon Coolen)

23
Welke succesvolle schrijfster van ‘romans voor oudere meisjes’ knuffelt op deze foto haar yorkshireterriërs?
a. Leni Saris
b. Sanne van Havelte
c. Fenna Feenstra

24
‘Dat moet een vluurvinder zijn, dacht hij, die zijn heel zeldzaam.’
Vinden we deze zeldzaamheid in
a. Erik of het klein insektenboek (Godfried Bomans)
b. De kleine Johannes (Frederik van Eeden)
c. Vuurvlindertje (Herman Heijermans)

25
Wie dichtte over een ‘welbekend vogeltje’:
Geen vogel zo geschikt
voor korte stukjes vliegen
roodborst die in een meter
snel nog nuances legt.

a. Pierre Kemp (Het wondere lied)
b. Guido Gezelle (Kleengedichtjes)
c. Chris J. van Geel (Verzamelde gedichten)

26
Een dagboekschrijver geeft de volgende opsomming: ‘Kuifduiker, roodhalsfuut, paarse en bonte strandlopers, steenlopers en massa’s meeuwen.’
Wie ziet zoveel vogels in één oogopslag?
a. Frida Vogels (Dagboek 1954-1957)
b. Leo Vroman (Vroeger donker dan gisteren)
c. Koos van Zomeren (Een jaar in scherven)

27
In welke essaybundel levert de evolutie ‘een konijnenvariant die, wanneer er een hond in de buurt kwam, het Wilhelmus begon te zingen.’
a. De aaibaarheidsfactor (Rudy Kousbroek)
b. Een dag uit het leven van een reuzenkoeskoes (Karel van het Reve)
c. Door gevaarlijke gekken omringd (W.F. Hermans)

28
In welk boekenweekgeschenk vinden we iemand die zich vermaakt ‘met gevechten tussen twee beesten van verschillende soort – hij bracht padden, om hun krachten te meten met rivieren landkrabben, hitste vogelspin tegen salamander, wesp tegen waterjuffer.’
a. Oeroeg (Hella Haasse)
b. Het rookoffer (Tessa de Loo)
c. De heilige Antonius (Arnon Grunberg)

29
Waarin zegt iemand nadat de hond Foefie wild begon te keffen: ‘Ik heb een aangeboren angst voor honden – of ze nou groot of klein zijn, honden... nee, geef mij maar gewoon sprinkhanen, schorpioenen en slangen.’
a. Het schnitzelparadijs (Khalid Boudou)
b. Het huis van de moskee (Kader Abdolah)
c. Onrein, de vader, de zoon en de hond (Abdelkader Benali)

30
‘Toen hij de zaklamp aanknipte, zag hij meteen de kleine logés hangen, ondersteboven met de klauwtjes achter een ribbel in het hout gehaakt.’
Hangen deze vleermuizen ondersteboven in:
a. Vrienden van de maan (Mensje van Keulen)
b. De lichtjager (Marja Brouwers)
c. Buitenstaanders (Renate Dorrestein)

31
Welke Vlaamse schrijver presenteerde zijn uiterst succesvolle roman gezeten op zijn eigen ezel? (De afbeelding die bij deze vraag hoort is niet rechtenvrij en kan daarom niet online worden gezet. Onze excuses!)
a. Stefan Brijs
b. Dimitri Verhulst
c. Erwin Mortier

Inmiddels kunt u niet meer inzenden voor de boekenquiz.