Het debuut van de 26-jarige Anke Scheeren is lovend ontvangen. Volgens de Volkskrant doet ze zelfs denken aan Grunberg en Reve. ‘Ik vond het al heel mooi dat iemand dacht dat ik een boek zou kunnen schrijven.’

Je bent jong en je debuteert met je eerste roman. Meestal gebeurt er dan niks. Kranten hanteren de chique regel debuten onbesproken te laten wanneer die tegenvallen en tijdschriften kiezen vrijwel altijd voor de grote namen. De jonge debutant moet dus maar geduldig afwachten of zijn boek überhaupt wordt opgemerkt. Een heel enkele keer gebeurt er meer dan dat. Annelies Verbeke bijvoorbeeld brak destijds door dankzij een lyrische bespreking van haar debuutroman Slaap door Elsbeth Etty in nrc Handelsblad.
Datzelfde zou wel eens kunnen gebeuren met Anke Scheeren. Haar debuutroman De mooiste dagen zijn het ergst werd door Daniëlle Serdijn in de Volkskrant de hemel in geprezen. Al in de eerste alinea vroeg Serdijn zich af of Anke Scheeren wel echt bestond. Haar curriculum vertoonde immers ‘zoveel bijzonderheden dat het argwaan wekte’? Maar geloof het of niet, alles is waar: Scheeren is pas zesentwintig, won diverse literaire aanmoedigingsprijzen, is bezig te promoveren op onderzoek naar autistische kinderen en ja, ze heeft ook nog golvend blond haar. En dan hebben we het nog niet eens over het boek gehad. Serdijn vergeleek Scheeren met Arnon Grunberg, Dimitri Verhulst én Gerard Reve.
Wat doet al deze lof met een beginnend schrijfster? We spreken haar in haar werkkamer op de faculteit psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Bij de ingang van het pand, naast de draaideur, hangt een briefje: ‘Tweelingen voor het tweelingenonderzoek melden bij de receptie’. Scheeren werkt niet met tweelingen, maar met autistische kinderen. Na haar studie psychologie in Maastricht solliciteerde ze gedurende twee jaar naar een onderzoeksplek. Uiteindelijk kon ze terecht bij de vu, waar ze de ontwikkeling van een grote groep autistische kinderen tussen de zes en de twintig jaar gaat volgen. Over drie jaar hoopt ze op haar onderzoek te kunnen promoveren.

Thuishulp
In de twee jaar dat ze solliciteerde, werkte ze als thuishulp bij bejaarden en schreef ze aan haar roman De mooiste dagen zijn het ergst. Scheeren volgde keurig het pad dat veel beginnende schrijvers volgen: ze deed mee aan schrijfwedstrijden voor jongeren en won de Limburgse voorronde van Write Now. Daar werd haar geadviseerd eens een verhaal te sturen naar een literair tijdschrift. ‘Tot dan toe kende ik het bestaan daarvan helemaal niet,’ zegt Scheeren, ‘dus ik dacht: ik zal maar klein beginnen. Ik heb eerst iets naar Lava gestuurd. Daar kwam ik toen in. Daarna heb ik een verhaal naar Hollands Maandblad gestuurd en dat kwam er ook in. Op basis van dat verhaal won ik een schrijversbeurs van Hollands Maandblad.’ Op een borrel voor HM-medewerkers sprak Anke Scheeren een redacteur van Nieuw Amsterdam die haar vroeg of ze niet eens een roman wilde proberen. Ze lijkt nog steeds een beetje verbaasd. ‘Ik dacht: o, oké. Ik had geen idee hoe zoiets werkt. Moest ik dan een heel boek schrijven en dat opsturen? Maar ze zei: als je veertig pagina’s hebt, mag je het opsturen en dan kijken wij ernaar. Ze namen natuurlijk best een risico met mij, dus ze wilden wel eerst weten of het iets zou worden. Die borrel was in maart en pas in december kreeg ik een contract. Ik vond het al heel mooi dat iemand dacht dat ik een boek zou kunnen schrijven.’

Boekpresentatie
Scheeren nam een eerder in Hollands Maandblad gepubliceerd verhaal als uitgangspunt voor haar roman. Elke maand had ze een afspraak met haar redacteur die elke maand zei dat het goed ging. Verder las niemand iets. ‘Pas bij de boekpresentatie zagen mijn ouders en mijn vriend het boek voor het eerst. Ik ben niet gewend om mensen iets te laten lezen, ik stuurde het op en dat was het. Ik heb altijd in mijn eentje geschreven, bovendien ken ik niet direct iemand die goeie feedback zou kunnen geven.’
In De mooiste dagen zijn het ergst volgen we de belevenissen van de 24-jarige filosofiestudente Lena Fernhout. Lena worstelt met een wispelturige moeder, een afwezige vader, een zwijgzame broer en een fascinatie voor de Amerikaanse oceanoloog Curtis Ebbesmeyer die de reis van 29000 overboord geslagen plastic badeendjes over de wereldzeeën onderzoekt.
"Vroeger noemde mijn moeder ons haar geluk. Dat heeft ze nog heel lang volgehouden. Dat wij haar geluk waren. Ze vertelde het aan tantes, kennissen of zomaar iemand bij de bakker. Ik begreep nooit zo goed waarom mijn moeder ons haar geluk noemde. En nog minder waarom ze het aan iedereen vertelde. Als we alleen met haar waren, dreigde ze minstens zo vaak ons naar de overkant te brengen als we niet naar haar luisterden. Met de overkant bedoelde ze het Turkse gezin dat schuin tegenover ons woonde. Mijn moeder zei dan: “Daar kijken ze niet op een of twee kindjes meer.” En ook: “Denk maar niet dat ik het niet durf.” Het dreigement keerde echter met zo’n regelmaat terug dat het alle kracht verloor. Ze bleef het herhalen, ook toen het Turkse gezin verhuisd was. ‘De overkant’ was voor haar alles wat niet thuis was."
Er gebeurt niet veel opzienbarends in deze roman – een moeilijke moeder, een afwezige vader, what else is new? – toch lees je gretig door tot de laatste pagina. Want de stem van Lena is zo origineel, krachtig en aangenaam ironisch dat het niet uitmaakt wat ze vertelt. Je wilt het allemaal horen.
Scheeren heeft al vaker gehoord dat haar boek zo lekker leest: ‘Veel mensen zeggen dat ze het in een ruk uit hebben gelezen. Wel een beetje jammer van twee jaar werk, maar aan de andere kant wel een compliment.’ Opvallend goed zijn haar dialogen. Niet doorspekt met scheldwoorden, sms-taal en ander jongerenjargon, maar toch authentiek. ‘Dialogen zijn inderdaad niet mijn grootste struikelblok. Ik vind het altijd heel vervelend als je iemand op televisie een tekst hoort opzeggen waarvan je denkt: dat is een prachtige zin, maar dat zeggen mensen niet. Ik hoop dat ik dat niet doe.’
En dat niet op iedere pagina vijf keer ‘fuck’ wordt gezegd, is te danken aan een keurige opvoeding. ‘Mijn vader vindt het heel vervelend als mensen vloeken. Op mijn broers heeft dat weinig effect gehad, maar op mij wel. Vergeleken met leeftijdgenoten vloek ik inderdaad heel weinig. Als het in het boek wel gebeurt, heb ik er ook echt over nagedacht. Op sommige momenten was het raar om het niet te doen, want Lena is wel een jong iemand.’

Promotie
Hoewel de verwachtingen hooggespannen zijn, denkt Scheeren voorlopig niet aan een tweede roman. ‘Ik weet nu dat een roman heel veel werk is. Tot nog toe heb ik het goed kunnen combineren, maar tijdens mijn promotie moet ik ook veel schrijven, want het is de bedoeling dat je ook wetenschappelijke publicaties hebt. Dus ik kan me voorstellen dat het tijdens die periode niet handig is om met een roman bezig te zijn. Maar ook op zinsniveau vind ik het leuk om te schrijven. Kijken of een zin lekker loopt, schrappen, schuiven. Dat kan ik in mijn proefschrift straks ook doen. Alleen heb ik dan helaas geen redacteur die al mijn spelfouten eruit haalt!’

Anke Scheeren: De mooiste dagen zijn het ergst, uitgeverij Nieuw Amsterdam