Pulitzer Prize winnaar Steve Coll schreef een boek over een van de invloedrijkste en vermogendste families ter wereld: de Bin Ladens.

Het interviewschema van Steve Coll ziet eruit als dat van een Hollywoodster. Tijdens zijn tweedaagse bezoek aan ons land staan gesprekken met zo’n twintig journalisten uit Nederland en België op het programma. En morgen in Londen en overmorgen in Berlijn zal het niet veel anders zijn, vermoedt hij. Het kan natuurlijk ook niet missen als je een veelgeprezen boek schrijft over de familie van de meest gezochte man op de planeet: Osama bin Laden. Klagen doet Coll, een onkreukbaar ogende man in een smetteloos streepjesshirt, dan ook niet. ‘Het is zwaar, maar efficiënt,’ lacht hij terwijl een televisieploeg de laatste kabels de hotelkamer uit sleept.
In zijn goed geschreven en mooi opgebouwde biografie schetst tweevoudig Pulitzerprijswinnaar Coll een fascinerend portret van de Bin Ladens, vol boeiende feitjes, onwaarschijnlijke anekdotes en kleurrijke karakters. Hij begint zijn verhaal, dat de hele vorige eeuw omspant, bij de arme, analfabete pater familias Mohammed bin Laden, die zich van metselaar opwerkte tot de favoriete (en dus schatrijke) aannemer van de Saoedische koninklijke familie. Het hart van het boek gaat over Mohammed's 54 (!) kinderen, van wie het merendeel een (op het oog) verwesterd bestaan leidt. Zoals Salem, de charismatische oudste zoon die dol is op het jetsetleven en net als zijn vader omkomt bij een vliegtuigongeluk. En Yeslam, die in Genève een eigen parfummerk op de markt brengt. Uiteraard ontbreekt ook Osama niet, de vrome, verlegen zoon met de lage status die langzaam van zijn familie vervreemdt en uiteindelijk een van de ergste misdaden van onze tijd beraamt. Maar die met zijn satelliettelefoon ook trouw zijn moeder belt.

Waarom een boek over de familie Bin Laden?
Steve Coll: ‘Ik had al eerder over Osama geschreven, maar in de context van de oorlog in Afghanistan en het internationale islamitische terrorisme. Het leek me interessant om nu eens precies uit te zoeken waar hij vandaan kwam. Daarmee hoopte ik een paar vliegen in een klap te slaan: ik wilde een beeld schetsen van Saoedi-Arabië met al zijn contrasten en conflicten; ik wilde het hebben over de generatie van Osama bin Laden, die volwassen werd in de jaren ’70 en ’80 en allerlei keuzes moest maken rondom haar identiteit; en ik wilde iets zeggen over de globalisering in het Midden-Oosten. Want de Bin Ladens zijn niet alleen een Saoedische familie, maar ook een mondiale familie. Hun ervaringen staan model voor een Arabische middenklasse die gevangen zit tussen westerse ideeën en hun culturele tradities.’

Wat trof u het meest aan de familie?
‘De ongelooflijke contrasten, toch wel. Ik wist natuurlijk dat die bestonden, maar niet dat ze zo scherp waren. Neem de verhouding tussen Osama en zijn oudste broer Salem. Salem was een avonturier en een playboy die hield van rock-’n-roll, vliegtuigen en snelle auto’s. Hij was bevriend met een Zweedse hippiemonteur die hij overal mee naartoe sleepte. Maar dat verhinderde hem niet om een prima band te hebben met zijn radicale broer Osama. Dat vond ik wel intrigerend.’

Over contrasten gesproken: hoe kon een verlegen en beleefde jongen als Osama uitgroeien tot een meedogenloze terrorist?
‘Zijn radicalisering was een gradueel proces. Hij werd al op school bekeerd tot de radicale islam door een Syrische gymleraar die onder invloed stond van de Moslimbroederschap. Maar het omslagpunt was denk ik zijn verbanning uit Sudan, waar hij zich in de jaren ’90 had gevestigd. Hij leidde daar een redelijk comfortabel leven met zijn familie, teelde zonnebloemen, en scheen het allemaal nog niet zo goed te weten. Hij had radicale ideeën, maar hij was ook gewoon een zakenman en een family man. Pas toen hij door toedoen van de Amerikaanse regering werd gedwongen om het land en zijn gezin te verlaten en naar het onherbergzame Afghanistan te verhuizen, werd hij echt boos. Het eerste wat hij deed in Afghanistan was een oorlogsverklaring aan de Amerikanen schrijven.’ (lacht)

Persoonlijke grieven speelden dus een rol bij de aanslagen van 11 september?
‘Absoluut. Als je Osama’s geschriften bestudeert, kun je zijn persoonlijke ambities en frustraties overal tussen de regels door lezen. Al probeert hij die natuurlijk te verbergen. Zijn pamfletten zijn een vreemde mix van persoonlijke, politieke en religieuze ideeën. Soms reageert hij als een soort Al Jazeera-commentator op een heel redelijke toon op het wereldnieuws. Om in de volgende alinea te beginnen over de dag des oordeels en de apocalyps. Hij lijkt al die dingen in zijn geest te verenigen.’

Op een bepaald moment suggereert u dat hij aan een geestelijke stoornis lijdt.
‘Daar leek het soms op, ja. Maar het belangrijkste is denk ik toch dat we Osama als een moderne figuur zien. In Amerika wordt hij altijd afgeschilderd als een middeleeuwse gek met een baard die in een grot woont. Maar zijn karakter, zijn talent en zijn ideeën zijn van onze tijd. Hij worstelt met dilemma’s die als je er goed naar kijkt niet zo anders zijn dan die van veel andere mensen.’

U toont uitgebreid aan dat Osama lang niet zo rijk was als iedereen dacht. Waarom is dat relevant?
‘Omdat het betekent dat het Amerikaanse beleid gebaseerd is geweest op een hele reeks verkeerde aannames. De cia en de fbi dachten dat hij zo veel geld had dat hij al zijn activiteiten zelf bekostigde. Nu weten we dat hij vaak bijna blut was en als een soort nonprofitorganisatie overal geld vandaan moest zien te halen. Als de Verenigde Staten dit beter hadden begrepen, hadden ze misschien een betere strategie kunnen bedenken om hem te isoleren en te bestrijden.’

Van zijn familie hoeft hij vanaf halverwege de jaren ’90 geen steun meer te verwachten. Hoe populair is hij nog in eigen land?
‘Niet zo heel erg. Vóór 11 september 2001 was hij vooral populair bij gelijkgestemde radicalen. Na de aanslagen in New York nam zijn populariteit een tijdje toe omdat ook veel niet-radicale Saoedi’s hem als een soort volksheld zagen. Maar recentelijk zijn Bin Laden en Al-Qaida een stuk minder geliefd in de islamitische wereld omdat de meesten van hun slachtoffers nu moslims zijn. Mensen verliezen snel hun geduld met dit soort figuren als ze zich zorgen moeten gaan maken of hun kinderen nog wel veilig naar het winkelcentrum kunnen. Ik denk dat zijn moment grotendeels voorbij is.’

Wat kan uw boek bijdragen aan het wereldwijde islamdebat?
‘Ik denk dat de Bin Ladens ons iets laten zien wat we intuïtief allang wisten, namelijk dat de islamitische identiteit ontzettend complex en divers is. En dat er geen sprake is van een botsing tussen beschavingen, maar van een strijd binnen één globale cultuur die in razend tempo aan het integreren is. De vraag hoe moslims hun leven moeten leiden in die snel veranderende wereld zal binnen de moslimwereld moeten worden beantwoord, zonder gewelddadige bemoeienis van buitenaf. En het is de taak van het Westen om de krachten binnen de moslimgemeenschap te steunen die ook willen dat de jihadi’s verslagen worden.’

U gelooft dat de goede krachten het gaan winnen?
‘Ja. Al zal dat natuurlijk niet zonder slag of sloot gaan. We zullen nog heel wat geweld te zien krijgen. Maar ik denk dat er uiteindelijk meer good guys zijn dan bad guys. En ik denk dat de meeste moslims min of meer hetzelfde willen als wij. Of dat ze op zijn minst iets willen waarmee wij kunnen leven. Dus ik heb goede hoop dat het probleem zich over een tijdje oplost.’