Omdat ze geen grote lappen tekst op de radio wilde, bedacht Lotje IJzermans “Duizend woorden”. ‘Het is moeilijk om in zo weinig woorden een verhaal te maken, maar ook wel een uitdaging.’

Duizend woorden is een multimediaal literair experiment waarvoor Vpro, Nieuw Amsterdam en NRC Handelsblad hun krachten bundelden. Wekelijks sturen tussen de dertig en zeventig aspirant-schrijvers een verhaal van duizend woorden naar uitgeverij Nieuw Amsterdam. Redacteur Emke Spauwen leest alles en kiest het beste verhaal. Dat mag de auteur zelf op vrijdagavond komen voorlezen op de radio, waarna het van commentaar wordt voorzien door twee ervaren schrijvers. Dit alles gebeurt onder leiding van Lotje IJzermans. NRC Handelsblad drukt de winnende verhalen af op de Achterpagina.
Deze week verschijnt de bundel “De beste verhalen van Duizend woorden”, met daarin 28 verhalen. De ene helft is geschreven door deelnemers aan de wedstrijd, de andere helft door de schrijvers die tijdens de uitzending commentaar geven.
Na anderhalf jaar “Duizend woorden” maken we de balans op met enkele medewerkers aan het project.

Lotje IJzermans, radiomaker en bedenker van “Duizend woorden”
‘Er zijn heel veel mensen in Nederland die willen schrijven. Mij leek het leuk daar op de radio iets mee te doen, maar omdat ik geen grote lappen tekst wil, heb ik die limiet van duizend woorden bedacht. Het is moeilijk om in zo weinig woorden een verhaal te maken, maar ook wel een uitdaging. Daarnaast leek het mij heel leuk als de mensen die komen voorlezen, ter plekke commentaar krijgen van een gerenommeerde schrijver.Iemand die vraagt: waarom heb je dit in de tegenwoordige tijd gezet? Waarom heb je dat perspectief gebruikt? Een soort workshop op de radio. Zo krijg je literair entertainment.
Het loopt nu anderhalf jaar en het is een waanzinnig leuk programma om te doen. We begonnen met een poule van een stuk of acht schrijvers die meededen als jurylid, maar inmiddels melden schrijvers zich zelf aan omdat ze graag willen meewerken. De deelnemers zijn ook heel verschillend. Deze week hadden we een glazenwasser uit Amsterdam-Noord. Hij had al eerder in “Lava“gepubliceerd. Stond hij bij boekhandel Athenaeum de glazen te wassen, zag hij daar dat tijdschrift liggen. Toen is hij even naar binnen gelopen om te zeggen dat hij erin stond.’

Arjan van Meijgaard, las twee keer een verhaal voor bij “Duizend woorden”
‘Op internet kwam ik dit project tegen. Mijn verhalen had ik al gestuurd naar “Komkommer&Kwel”, “Op Ruwe Planken” en “Lava”. Dat is allemaal in de amateurscene, maar toch een goede stimulans om door te gaan met schrijven.Ik ben er nu twee jaar vrij actief mee bezig en live op de radio voorlezen was daarin wel een hoogtepunt.
Rascha Peper en Mirjam Boelsums zaten erbij. Vooral Mirjam Boelsums had mijn verhaal echt goed gelezen en leverde serieus commentaar. Ze had naar de opbouw gekeken en ook of het perspectief wel klopte. Je hebt er echt iets aan dat twee schrijvers van tevoren het verhaal lezen. Ik kan wel tegen kritiek, mits het opbouwend is. Na de uitzending mocht ik werk opsturen naar Nieuw Amsterdam. Ik had al een manuscript klaarliggen, dus dat heb ik opgestuurd. Ze vonden het redelijk, maar er moest nog wel veel aan gedaan worden. Toen heb ik een ander manuscript opgestuurd dat ik ook al klaar had, maar daar heb ik nog geen reactie op gehad.
Het is ontzettend moeilijk om binnen te komen bij een uitgeverij dus ik ben blij met deze mogelijkheid. Maar als er niks uitkomt, moet ik misschien iets anders gaan doen, want het is niet goed om je blind te blijven staren op iets dat misschien niet voor mij is weggelegd.’

Sanneke van Hassel, jurylid en auteur van de verhalenbundels” Ijsregen” en “Witte veder”.
‘Ik schrijf wel korte verhalen, maar mijn verhalen zijn veel langer dan duizend woorden. Om je tot dat aantal te beperken, is moeilijker dan je denkt. Het is nog korter dan een kort verhaal. Er is nauwelijks ruimte voor plot of karaktertekening, dus de vraag is: hoe bouw je toch spanning op?
Ik zeg nooit dat ik een verhaal niet goed vind, liever begin ik over praktische dingen: daar wordt het personage karikaturaal. Of: daar gebruik je de dialoog heel goed, misschien kan je dat nog wat meer doen. Ik hoop door concreet te zijn dat iemand er iets mee kan. Voor mezelf is het ook een goeie oefening. Het is niet zo moeilijk om te zeggen dat je iets niet goed vindt, maar om aan te wijzen wát er dan niet goed is, of te bedenken wat er beter zou kunnen, dat is echt een vak.
De kwaliteit van de verhalen vind ik wisselend. Het is lang niet altijd goed en dan zien wij nog een selectie van de beste. Maar soms zit er iets verrassends tussen. Pas geleden zat er een surrealistisch verhaal in over een weiland dat in opstand kwam en als het ware over de stad heen rolde. In de Nederlandse literatuur komt surrealisme bijna niet voor, dus dat vond ik verrassend.
Heel veel mensen begrijpen niet dat je een half uur over een alinea kunt praten, maar in die uitzending zit je met mensen aan tafel die dat allemaal leuk vinden. Het zijn allemaal vakidioten.’

Elke Geurts, kwam twee keer voorlezen en kreeg vervolgens een uitgeverscontract. In mei verschijnt haar verhalenbundel “Het besluit van Dola Korstjens”.
‘De eerste keer dat ik kwam voorlezen waren de juryleden heel lovend. Ton Rozeman zei dat je mijn verhaal een paar keer kon lezen en dat er dan steeds meer in zat. Hij noemde het een hecht bouwwerk. Dat vond ik heel leuk om te horen. De tweede keer dacht ik natuurlijk dat men weer enthousiast zou zijn. Ik had een andere vorm bedacht door een ik-persoon en een zij-persoon door elkaar te gebruiken, maar dat vond Stephan Enter niet leuk. Hij gaf vooral negatieve kritiek. Ik kon er weinig mee, maar na de uitzending zei Wim de Bie dat hij het wel heel leuk vond, dus daar heb ik me maar aan vast gehouden.
Toen vroeg de uitgeverij of ik een roman wilde schrijven. Dat verkoopt beter dan korte verhalen. Eigenlijk had ik daar niet zo’n zin in, want ik had* het wel eens eerder geprobeerd en dat was niet goed gegaan. Bovendien had ik al een boel korte verhalen liggen. Een aantal daarvan werd gepubliceerd in literaire tijdschriften als “ Bunker Hill”, “De Brakke Hond” en “Lava” en dat hielp kennelijk, want uiteindelijk komt er nu toch een verhalenbundel. Ik weet dat het geen bestseller zal worden, maar het is een begin.’

Stephan Enter, jurylid en auteur van de verhalenbundel “Winterhanden” en de romans “Lichtjaren” en “Spel”.
‘Onlangs kreeg ik van Lotje te horen dat ik het strengste jurylid ben. Zelf vind ik dat wel meevallen. Ik heb gewoon nog nooit een verhaal gelezen waarvan ik dacht: wauw, dit zou gepubliceerd moeten worden. Wat me vooral verbaast is dat mensen al vlug denken dat iets goed is. Meestal hebben ze zich niet de tijd gegund om een stijl te ontwikkelen. En ze kiezen vaak voor formuleringen die compleet afgesleten zijn. Bijvoorbeeld: “Hij ging in de comfortabele stoel zitten”. Die woordcombinatie heb ik al duizend keer gezien. Dat is dode taal. Het voegt niets toe.
Ik probeer wel vriendelijk te blijven. Zelfs al zie je niets in een verhaal, dan ben je als auteur natuurlijk toch een beetje sneu als je dat botweg gaat afbranden. Dus ik probeer altijd wel te zeggen: dit vind ik aardig gedaan en te suggereren hoe het beter zou kunnen. Ik heb de ervaring dat heel sec technisch commentaar het meest wordt gewaardeerd. Zeker als je dat illustreert met heldere voorbeelden.
Mijn indruk is dat mensen het enorm onderschatten. Je hoort zo vaak zeggen: ik ga nu een jaar vrij nemen om een boek te schrijven. Terwijl je nooit iemand hoort zeggen: ik ga een jaar vrij nemen en dan ben ik concertpianist. Maar over schrijven wordt kennelijk gedacht dat je dat zomaar zou kunnen.’