De wereld van striptekenaar Ben Katchor, te gast op de Haarlemse Stripdagen, ziet er op het eerste gezicht heel normaal uit, maar: ‘Ik ben geïnteresseerd in mentale aberraties.’

Ben Katchor laat zich inspireren door telefoonboeken en de yellow pages. In zijn atelier in New York heeft hij een hele verzameling. Hij bladert er doorheen en leest de namen van bedrijven die niet meer bestaan of onwaarschijnlijke producten aanbieden. Hij is ook lid van de British Matchbox Label and Booklet Society. De namen uit de telefoonboeken en van de lucifersdoosjes komen met een bizarre draai in zijn strips terecht. ‘Loss Supply Company’ of ‘Bootlick Society’. Op de bussen staat niet ‘greyhound’ maar ‘mongrel’ (bastaard). Het uitkiezen van de namen op uithangborden is het begin van een stripverhaal en het kan de tekenaar behoorlijk in tijdnood brengen. Maar het moet. Katchor denkt bij alles wat hij ziet hoe het anders had kunnen zijn. ‘Mijn strips zijn een ode aan verloren alternatieven,’ zegt Katchor. Hij debuteerde in 1988 met "Julius Knipl, the real estate photographer" voor The New York Press. Inmiddels is hij een van de belangrijkste striptekenaars uit de Verenigde Staten. Hij doceert aan kunstacademie Parson’s The New School en hij maakt decors en libretto’s voor muziektheater. Hij tekent voor The New Yorker en elke maand staat er in Metropolis Magazine een aflevering van zijn mijmeringen. Veel van die kronkels hebben te maken met eten en spijsvertering. In een aflevering zijn de huizen bewerkt met een anti-bacteriële coating (micro-mort) waardoor kinderen thuis overal veilig aan kunnen likken.
Om te voorkomen dat het bacteriologisch evenwicht wordt verstoord zijn er snoepjes in de handel waarin insecten en de uitwerpselen van knaagdieren zijn verwerkt. Ook spuitwater is een belangrijk onderwerp voor Katchor. Hij drinkt het graag. ‘Spuitwater helpt de spijsvertering op gang.’

Carboniseren
‘Spijsvertering is gewoon een van de belangrijkste dingen in ons leven,’ zegt Katchor. ‘Daar ben je de hele dag mee bezig.’ Ook in zijn eerste en enige lange verhaal dat nu in Nederlandse vertaling is verschenen, spelen spijsvertering en spuitwater een grote rol. "De Jood van New York" speelt aan het begin van de negentiende eeuw in New York. Het is niet helemaal historisch accuraat, maar daar gaat het niet om, vindt Katchor. ‘Het is de koortsige droom van een amateur-historicus.’ Het doel is de levens van de New Yorkers van toen ‘hun poëtische waarheid te verlenen’.
Mordecai Noah, een Joods politicus en amateur-toneelschrijver, roept alle Joden op aarde op om naar Grand Island, een eiland in de buurt van Buffalo, te komen om daar een Joodse staat te vestigen. Dat mislukt. In het boek wordt een toneelstuk over Mordecai Noah voorbereid, volgens Katchor de ‘eerste professionele Joodse politicus’. Maar daarnaast zwerft een bont gezelschap (Joodse) personages door het 19de-eeuwse New York. Francis Oriole, bijvoorbeeld, wil Lake Erie volspuiten met koolzuur. Het spuitwater moet door een aan te leggen leiding heel de stad voorzien van bubbeltjeswater. In het boek is een tekening van Manhattan bijgesloten die de vertakkingen van de spuitwaterleiding laat zien: een bovenaangezicht en een dwarsdoorsnede. Onderin de tekening van de dwarsdoorsnede staat ‘GOD’ in het Hebreeuws. ‘Daar zou je hem plaatsen, als je in dat soort dingen gelooft,’ zegt Katchor. Voor alle duidelijkheid: dat doet hij niet. Zijn boek gaat over de nieuwe wereld en hoe de nieuwe inwoners daar hun plek proberen te vinden. Dat kan met een onzinnig plan om Lake Erie te carboniseren – of een Joodse staat op Grand Island te stichten – , maar er is ook nog een zekere Yosl Feinbroyt die een woordenboek maakt van alle geluiden uit de nieuwe wereld die met spijsvertering te maken hebben. Tot zijn spijt heeft de uitgever geen belangstelling.

Jiddisch
Dat het boek "De Jood van New York" heet en bijna alle personages Joods zijn, maakt het volgens Katchor geen Joods boek. Net zomin als hij een Joods auteur is, omdat zijn vader een Poolse Jood was – hij is zelf in 1951 in Brooklyn geboren. ‘Er wordt veel in mijn strips gepraat. Vroeger thuis werd ook veel gepraat. Misschien is dat een overeenkomst. Maar er werd thuis wel in het Jiddisch gepraat. Met die taal ben ik opgegroeid, maar ik wil daarin niet schrijven. Ik weet ook niet of de toon typisch Joods is. Ik ben niet gespecialiseerd in de talmoed of in de kabbala. Misschien is mijn toon wel meer geïnspireerd door marxistische dialectiek.’
In het Joods Historisch Museum in Amsterdam hangt sinds maart werk van Katchor in de tentoonstelling "Superhelden en sjlemielen". Maar dat is toch niet helemaal naar zijn zin. Dat Superman is bedacht door twee Joodse tekenaars, Jerry Siegel en Joseph Shuster, maakt de held in de strakke maillot niet meteen tot een Joodse stripheld. Strips zijn geen Joodse uitvinding, vindt Katchor, want er zijn meer Joden die iets anders doen dan strips tekenen. ‘Je kunt de Joden niet de schuld geven van "Superman". Thuis werd het lezen van dergelijke strips niet aangemoedigd. Mijn vader vond het een nare uitwas van de Amerikaanse cultuur.’

Haringkaken
Dat strips nu als Joods of Amerikaans worden gezien, is een ernstige vorm van historisch revisionisme, zegt Katchor. ‘Töpffer uit Zwitserland was de eerste striptekenaar.’ Toch begon Katchor, net als een heleboel andere Amerikaanse kinderen, gewoon met Spider-Man. Inmiddels kijkt hij liever naar Europese cultuur. In Nederland kijkt hij naar Rembrandt, maar ook, niet zo verrassend, naar de eetcultuur. Verwijzingen naar Willem Breukelszoon uit Biervliet, uitvinder van het haringkaken, zijn legio. Als hij in Amsterdam is, eet hij haring bij een kraam op straat. ‘Jullie kunnen dat elke dag eten, denk daar niet te licht over. In New York heb je dat niet.’ Zijn stad heeft wel als voordeel dat die voortdurend verandert. Het is geen openluchtmuseum zoals Amsterdam. ‘Spijtig genoeg komen er wel steeds meer dezelfde winkels. Overal Starbucks en op elke hoek een Gap Store. Dat maakt de stad minder interessant.’
Liever zou hij natuurlijk links of rechts een gezellig winkeltje voor ongelezen boeken zien naast een enorme display die het huidige gewicht van de wereld aangeeft. Maar wat er niet is, kun je altijd nog verzinnen.