In september barst het literaire seizoen weer los. In de aanloop daar naartoe vertellen zeven prominente Nederlandse auteurs over de totstandkoming van hun nieuwe roman. ‘Die hippietijd zou ik niet gemist willen hebben. Ik woonde aan het Vondelpark. De hippies lagen zo’n beetje in mijn achtertuin.’

Mijn nieuwe roman "Die zomer" speelt zich af in de zomer van 1970. Het is geen boek over de jaren ’60 of ’70, de tijd is puur als decor gebruikt. Een jongere van nu zou zich er prima in kunnen herkennen. Maar ik ken die tijd uit eigen ervaring en dan is het natuurlijk zonde om hem niet als achtergrond te gebruiken.
Het jaar 1970 heb ik gekozen omdat het een breukvlak is. De jaren ’60 zijn aan het aflopen en de jaren ’70 zijn nog niet echt begonnen. Het is het begin van iets nieuws en dat is een metafoor voor wat de hoofdpersoon Dana ook ondergaat. Zij staat nog voor de poort van een zelfstandig leven. Dana is zeventien. Net niet volwassen, toch nog wel rebels. De tijd waarin zij leeft, eist heel erg dat ze meegaat in de collectieve flow, doet wat iedereen doet. Maar Dana wil dat helemaal niet, zij wil dingen in haar eentje en op haar voorwaarden ontdekken.
Het kost me weinig moeite die leeftijd terug te halen. Mijn middelbare-schooltijd staat nog heel dicht bij me. Ik hecht aan herinneringen, aan het inprenten van hoe dingen zijn, het observeren van mensen en omgevingen. Dat is voor een romanschrijver natuurlijk niet onhandig. Ik ben ook iemand die eindeloos familieverhalen opnieuw vertelt. Mijn vrienden worden er bijkans gek van. Die kennen die verhalen zo langzamerhand wel.’

Overgave
‘Seksualiteit speelt een belangrijke rol in deze roman. Dana is er wel erg mee bezig, maar ze geeft zich er nog niet helemaal aan over. Van nature ben ik in het persoonlijke een wat verlegen, geremd iemand, maar op de een of andere manier gaat schrijven over seks mij goed af. De laatste tijd heb ik een aantal korte verhalen geschreven die nogal expliciet zijn en daar kreeg ik veel complimenten over. Men vindt dat wel goeie seks. Een vriend die het manuscript van "Die zomer" net heeft gelezen, vond het zo leuk om eens over seks te lezen vanuit het perspectief van een zeventienjarig meisje. De seks bij Wolkers is altijd heel plastisch en natuurlijk, het is nooit een probleem. In mijn boek is het veel broeieriger, zoekender. Er zijn verhoudingen met leraren, aftastingen met leeftijdgenoten. Het is niet zo dat het hele boek daar uitsluitend over gaat, ik ben geen zus van Jan Cremer, maar dat is wat er op die leeftijd gebeurt.
Tot een bepaalde leeftijd denk je dat de wereld om jou draait, dat iedereen er voor jou is. Maar de middelbare-schooltijd valt samen met de fase in je leven dat intimiteit een rol gaat spelen, dat moet je alleen ontdekken, dat is spannend en ook eng. Niet alleen fysiek, maar Dana vraagt zich ook af: hoe dring je werkelijk tot een ander door, durf je dat? "Die zomer" gaat over de noodzaak van overgave en de angst van de hoofdpersoon om zichzelf daarin te verliezen. Dat is de kern.
Omdat Dana deels mijn eigen achtergrond heeft, ze is wel ruim twee jaar ouder dan ik, speelt het boek zich ook in de tijd af waarin ik zelf op de middelbare school zat. Dana is een romanpersonage maar ze staat ook niet heel ver van me af.
Je kunt achteraf allerlei grappen over die hippietijd maken, dat doe ik zelf ook graag, maar ik vond het een leuke tijd die ik niet gemist zou willen hebben. Ik woonde aan het Vondelpark. De hippies lagen dus zo’n beetje in mijn achtertuin. Zelf droeg ik geen kralen in mijn haar of voerde ik die soefidansjes uit, ik was meer van de Zappa-kant. Dat zweverige, daar ben ik te nuchter en te kritisch voor.’

Xoelapepel
‘De zomer van 1970 is de zomer van het popfestival in Kralingen. Dana is daar niet, maar vrienden van haar gaan wel. Naar die bewuste zomer heb ik wel enige research gedaan, want je moet natuurlijk de juiste liedjes en de juiste gebeurtenissen hebben. Veel googlen dus naar de Top 40 van die zomer. Controleren of de "Elle" toen al bestond. Aan iemand die in die tijd iets ouder was dan ik, vroeg ik of het woord “topje” toen al gebruikt werd. Volgens haar niet, zij dacht dat je toen gewoon hemdje zei, maar ook zoiets als “Tshirt”, zei je dat toen al? Zoiets verander ik dan.En anders hoor je het wel van je redacteur. Bij een vorige versie kreeg ik te horen dat er te veel titels van liedjes inzaten. Die schrap ik dan zonder pardon.
Ik wilde geen pamflet over die tijd schrijven, dus moest ik die jaren ’70-details wel doseren. Dat doe ik zoals een schilder zijn achtergrond schildert.
Er komt bijvoorbeeld een “Xoelapepel”- scène in voor. Dat was een soort sensitivity-achtig iets dat in sessies werd gegeven in zo’n spiritueel centrum waar je ook gezonde spirituele soep kon eten. Xoelapepel was iets van elkaar zonder woorden ontdekken. Ik heb daar nooit aan meegedaan hoor,en ik vind dat soort nepgedoe nogal vreselijk, maar het is wel iets dat bij die tijd past. Er zit een licht tongue-incheek gevoel in dit boek. Het is zoals ik het heb ervaren. Maar het is in de eerste plaats een coming-of-age verhaal. En dat heeft niks met de tijd te maken, maar met de leeftijd. Wat dat betreft zou het net zo goed nu kunnen spelen.’

‘Mijn vorige boek, "Witte liefde", was geïnspireerd door mijn moeder. Een deel van "Die zomer" gaat over zo iemand als mijn vader. Ik wilde iets zeggen over het milieu waar ik uit kom. Ik ben nu 52 en na je vijftigste ga je terugkijken, dat merk ik bij meer schrijvers.
Ik heb enorm plezier in schrijven. Ik begrijp schrijvers niet die zeggen dat het een kwelling is, zo eenzaam. Allemaal onzin en koketterie. Je bent iets aan het construeren wat moet gaan leven.
Je hebt niemand nodig. Je zit daar en het komt allemaal uit je hoofd. Chaos
Natuurlijk moet je aldoor scherp blijven om niet toch in een of andere clichévalkuil te trappen, om het spannend te houden. Maar dat slijpen en vijlen hoort bij het schrijverschap. In mijn werkkamer is het een enorme rommel.
Ik kan alleen vanuit de chaos en een veelheid een roman schrijven. Om mij heen, op mijn bureau, liggen allerlei boeken. Lievelingsboeken of boeken waarvan ik denk dat ik er bij het schrijven van speciaal dit boek iets aan kan hebben. En daar verschans ik mij achter. Letterlijk. Dat ze er liggen is genoeg. Soms blader ik er in. Een zin van een ander kan je op van alles brengen.
Ik hou erg van Ian McEwan. Dan sla ik even "On Chesil Beach" open en geniet ik zo ontzettend van een goeie zin. Dan verfris je jezelf even met een heerlijke zin van een ander, smijt je dat boek weer weg en dan kun je weer verder.’