Met zijn negende thriller werd misdaadschrijver Charles den Tex voor de zevende keer genomineerd voor De Gouden Strop. CEL is een razend spannende actiethriller over identiteitsroof.


Zijn boeken worden steeds beter. Over goede kritieken geen klagen. Toch wil Charles den Tex maar niet doorbreken naar het grote publiek dat hij verdient. Van De macht van meneer Miller waren er krap duizend verkocht totdat het De Gouden Strop won, de prijs voor de beste Nederlandse misdaadroman. Daarna werden er alsnog twintigduizend verkocht. Hoofdpersoon in zijn nieuwe roman CEL is opnieuw Michael Bellicher, die in De macht van meneer Miller al het nodige te doorstaan had. Ditmaal krijgt hij het zo mogelijk nog zwaarder voor zijn kiezen, wanneer blijkt dat zijn identiteit door iemand anders wordt gebruikt om strafbare feiten mee te plegen. Er wordt een man doodgereden in een auto die op zijn naam blijkt te staan, er is een hypotheek op een bouwvallig kassencomplex in het Westland op zijn naam gezet en daar blijft het niet bij.
Den Tex combineert in CEL klassiekers als de knokpartij, de achtervolging en de mysterieuze vrouw met nieuwe verworvenheden als Second Life, BlackBerry’s en DigiD-nummers. Het uitgangspunt van identiteitsroof heeft Den Tex buitengewoon angstaanjagend uitgewerkt. ‘Iedere 2 seconden wordt er ergens in de wereld een identiteit misbruikt of een bankrekening geopend op iemand anders z’n naam. In Amerika wordt het aantal slachtoffers van identiteitsdiefstal geschat op 25 miljoen; in Engeland op 4 miljoen. In Nederland nog onder het miljoen. Aantal groeit met ongeveer 100% per jaar.’ Waarop Michael Bellicher concludeert: ‘Ik ben een product in een groeimarkt.’

Waar komen die cijfers vandaan?
‘Die heb ik uit artikelen, maar hoe betrouwbaar ze zijn weet ik niet. Dat dit de snelst groeiende vorm van criminaliteit is, is duidelijk. Althans in het westen. Die cijfers zijn vooral op Engeland en Amerika gebaseerd, maar er is geen enkele reden om aan te nemen dat het hier minder gebeurt. Wij zijn er alleen een beetje onnozel in. In Nederland wordt al snel gezegd: als je niets te verbergen hebt, waar maak je je dan druk over? Dat is ontzettend naïef. Want dat wil alleen maar zeggen dat je geen notie hebt van wat er allemaal aan gegevens over jou en mij is opgeslagen bij overheidsinstanties en bedrijven. En wat daar uitgehaald kan worden als je die gegevens bewaart en vervolgens koppelt. Dat betekent ook dat je geen notie hebt hoe onmogelijk het is om die gegevens te beschermen tegen hackers. Je leest af en toe van die berichtjes: “Ziekenhuis verliest gegevens van 25.000 patienten”, of: “Belastingdienst is gegevens van 3,5 miljoen burgers kwijt”. Dat is natuurlijk gelul. Niemand verliest zomaar gegevens. Dat wil zeggen dat ze gehackt zijn. Dan denk je: so what, wat moet iemand met mijn gegevens?
Maar met een verzekeringsnummer en een sofi nummer heb je al een medische identiteit. En die kun je verkopen. Dat gebeurt. In Amerika koop je een medische identiteit voor zestig dollar. Daar kreeg een vrouw een rekening van 40 duizend dollar voor het amputeren van een voet. Toen ze daarover ging klagen, moest ze in het ziekenhuis komen bewijzen dat die voet er nog aan zat. Een andere vrouw bleek haar identiteit te hebben gekocht. Uiteindelijk is dat fi nancieel wel goed gekomen, maar toen ze jaren later zelf in het ziekenhuis terecht kwam, bleek haar hele medische dossier vervuild met de gegevens van die vrouw. Volgens het dossier had ze suikerziekte, de bloedgroep klopte niet.
Ze vroeg of ze haar dossier mocht inzien, daarvoor moest ze een formulier invullen, maar ze kreeg geen inzage want de handtekening klopte niet. En zo gaat het maar door. Het duurt jaren voor je er vanaf bent. Over dit soort identiteitsfraude wilde ik het hebben. Hoe voelt het als je administratief iemand anders blijkt te zijn.’

U gebruikt verschrikkelijke voorbeelden. Een bejaarde man die ten onrechte van pedofilie wordt beschuldigd, maar zijn onschuld niet kan bewijzen. Zelfs zijn eigen kinderen gaan twijfelen.
‘Dat zijn echte voorvallen. De reden waarom dat zo doorzingt, is dat je niet onmiddellijk afdoende kunt bewijzen dat jij het níet was, dus het blijft een tijdje dooretteren. In die periode vat de twijfel post bij de mensen om je heen. Die gaan denken: ja, jezus, dat wordt toch niet zomaar gezegd?’

En mensen die zich druk maken over die privacybescherming worden voor paranoïde uitgemaakt.
‘Ja. Of men zegt: dan zal je wel wat te verbergen hebben. In Duitsland reageren ze veel feller. Daar zeggen ze: waarom wil jij mijn telefoongegevens anderhalf jaar bewaren? Dat is niet aan jou. Nog even los van de absurde gedachte dat de overheid überhaupt iets zou kunnen met die miljarden gegevens.
Ik vind de vraag interessant in hoeverre je de overheid vertrouwt. De overheid is bezig een bepaald beleid uit te voeren waarvan niet altijd duidelijk is of de redenen die ze daarvoor aanvoeren ook de echte redenen zijn. In CEL is dat het beleid waarvoor al die antiterrorismemaatregelen nodig zijn. Ik sta zelf bijna op het punt dat ik dat niet vertrouw.’

Eigenlijk wilt u eerst wel eens zo’n aanslag zien gebeuren?
‘Nee hoor, zo cynisch ben ik niet. Maar ik ben wel zo cynisch dat ik denk dat het ook een hele mooie legitimatie is om allerlei dingen te doen die er niet echt mee te maken hebben. Dat is een schemergebied waar we geen zicht op hebben. De inlichtingendiensten hebben aanwijzingen dat dit of dat gaat gebeuren. O ja? Waarvan dan? Betrouwbare aanwijzingen, dus we gooien nu die tunnel dicht. Of we gaan die twee mannen met baarden in djellaba’s uit de trein halen. O ja? Waarom? Email- en telefoongegevens moeten achttien maanden bewaard blijven, dat voorstel gaat de Kamer aannemen. Want een jaar geleden hebben we uit emailgegevens aanwijzingen gekregen dat er iets ging gebeuren. Het is heel schimmig.’

Het levert wel gouden stof op voor een thriller.
‘Als iemand jouw naam gebruikt om daar terroristische activiteiten mee te gaan verrichten en jouw naam komt op een internationale lijst terecht, dan houdt volgens mij je leven op. Dan ga ik dus verzinnen. Dankzij die irt-enquêtecommissie weten we dat de politie op allerlei manieren infi ltreerde door zelf verdovende middelen te importeren en zelf handelslijnen op te zetten om op die manier de drugshandel aan te kunnen pakken. Dus ik dacht: dan gaat het met identiteiten net zo. Ze kopen identiteiten, die ze vervolgens zelf aan onbetrouwbare of verdachte personen geven zodat ze die kunnen volgen. Het zou mij niet verbazen als we er over een paar jaar achter komen dat het inderdaad zo gebeurt. Ik vind het wel slim eerlijk gezegd, om het zo te doen. Toen dacht ik ook: stel nou dat de inlichtingendienst zelf betrokken is bij het fourneren van valse identiteiten voor fundamentalisten die hier het land inkomen, met als doel ze beter te kunnen volgen en ze in de gaten te kunnen houden, is dat dan goed of fout? Ik heb daar maar één antwoord op (lacht smakelijk): als het míjn identiteit is, is dat heel erg fout! Maar in zijn algemeenheid weet ik het niet. Er is iets voor te zeggen.
Het gaat mij er niet zozeer om dat ik zulke vragen wil beantwoorden, maar ik vind het wel leuk om te laten zien dat het zo kan gaan en dat je dan met hele rare afwegingen zit, waar je alleen een helder antwoord op hebt als je er zelf bij betrokken raakt.’