Toen Shalom Auslander vader zou worden van een jongetje, vlogen de restricties binnen de joodse orthodoxie hem naar de strot: besnijden of niet? Het schrijven van “Klaaglied om een voorhuid” werkte bevrijdend.

Een boek over zijn jeugd schrijven? Onzin! dacht Shalom Auslander lang. ‘Ik bedoel, ik dacht zélf dan wel dat God mij, de zondige afvallige, elk moment af kon maken, maar om als je begin dertig bent je memoires te gaan zitten schrijven, dat leek me toch een tíkje arrogant. Nog afgezien van het feit dat het in Amerika toch een beetje een tabloid-genre is. Er zijn maar weinig boeken op de jeugdherinneringenplank die uitstijgen boven het niveau van “Pappa deed vieze dingen met me”.’
Auslander veranderde pas van gedachten toen drie jaar geleden zijn kind werd geboren. Of eigenlijk op het moment dat de vroedvrouw naar de echo keek, en sprak: het is een jongetje. ‘In plaats van dolblij te zijn dat ik vader werd en alvast kleine honkbalpetjes voor hem te kopen, raakte ik volkomen overstuur.’ Want één vraag drong zich onontkoombaar op: besnijden of niet? ‘Moet ik hem laten mutileren? En wat als ik het niet doe? Slaat God hem dan dood? En mij erbij?’ Het raasde allemaal paniekerig door zijn hoofd. ‘Toen dacht ik: fuck this! Het is 2004! We hebben internet, hersenchirurgie en ruimtevaart, en ik sta me verdomme nóg druk te maken of ik de voorhuid van dat joch eraf moet laten hakken! Dit is het wáárd om over geschreven te worden!’
Het resultaat van die beslissing heet Klaaglied van een voorhuid, het boek waarin hij je in 270 pagina’s een inkijkje geeft in zijn verknipte hoofd. Want, zo maakt hij je duidelijk, als je in het orthodox-joodse stadje Monsey, New York opgroeit, dan móet je wel verknipt raken. Doodsbang ben je voor het genadeloze monster dat rabbi’s en familieleden hebben gemaakt van de Ene Die Nooit Gezegd Mag Worden, de Hoeder Der Werelden – of een van de andere twaalf namen die je op je achtste al voor het Opperwezen hebt geleerd. Je siddert in de schaduw van al Zijn 613 ijzeren wetten, terwijl je je stiekem volpropt met varkensvlees en als een bezetene pornoboekjes doorbladert, voor je ze vol wroeging verbrandt.
Nou ja, dat deed híj in elk geval. Zoals hij ook het rekensommetje maakte dat hij bij elke rukbeurt – uitgaande van vijftig miljoen spermacellen per ejaculatie – negen holocausts op zijn geweten had. ‘Ik maakte me schuldig aan genocide, gemiddeld drie à vier keer per dag.’

Zwarte humor
Het verslag van dat zenuwslopende bestaan is uit woede geboren. Maar het is ook erg, érg geestig. Een beetje alsof Philip Roth en David Sedaris naar een strenge synagoge moesten, en daar samen een stand-up comedy-act over schreven. ‘In de VS zijn mensen als de dood voor boosheid,’ verklaart Auslander zijn zwarte humor. ‘Kwaad is het ergste dat je kunt zijn, afgezien van zwart of homo. De boekhandels staan vol met handleidingen om je boosheid te ontkennen, in te slikken of te negeren.
Terwijl ik toch het product ben van ouders die heel wat beter af waren geweest als ze hun woede op een gezonde manier hadden geuit, in plaats van zuipen en de kinderen slaan, zoals mijn vader deed. Of, zoals mijn moeder, het hele gezin te mishandelen met haar hysterische ideeën over God.’ De lach verzachtte de razernij, maakte haar verteerbaar; voor de lezer én voor hemzelf. ‘Als die er niet in zat, werd ik of volkomen depressief of ik zou hebben geroepen dat ik mijn kop moest houden. Wat ik trouwens ook geregeld riep tegen de dubbelganger die ik al schrijvend van mezelf maakte. Of ik gaf hem een knuffel en zei: “Sorry dat je zo’n kloteleven hebt gehad,” om hem een alinea later dan weer uit te lachen om zijn neurotische gedrag.’
Je moet jezelf niet te serieus nemen. Al is het gevaar wel dat andere mensen dat dan ook niet doen. ‘Als je iets grappig opschrijft, denken mensen algauw dat je een geintje maakt. Dat je overdrijft. Maar, geloof me, die angsten van mij zijn niet opgeklopt of extreem. Jezelf opblazen voor God of naar het Midden-Oosten verhuizen, omdat Hij je daar een land heeft beloofd, dát is extreem.’

Herkenbaar
Maar, heeft hij tijdens lezingen gemerkt, voor mensen die religieus zijn opgevoed zijn Auslanders gedachtenkronkels herkenbaar genoeg. ‘Laatst kwamen er nog twee oude Ierse mannen naar me toe. De een gaf me een hand. “Dank je wel,” zei hij. “Ik wacht al mijn hele leven op een boek dat uitlegt hoe het is om katholiek te zijn.” “Ja,” zei zijn vriend, terwijl hij me een schouderklopje gaf. “Maar jij liever dan ik.”’
‘Het punt is dat religie in Amerika een heel gepolariseerd onderwerp is. Of je bent een rabiate gelovige of je bent Richard Dawkins. Terwijl je weinig leest wat ik beweer: ik geloof, maar ik haat de gozer waarín ik geloof. Dat raakt een zenuw bij mensen. Die denken ok: twéé dagen zonder God, wat zou dat heerlijk zijn! I could use the fucking break!’
‘Ik schrijf nergens dat ik een hekel heb aan het joodse geloof, het christendom of de islam. Het enige wat ik zeg is: als jij je kind leert dat God een eikel is en dat je doodgaat als je iets verkeerds eet – of het nou niet-koosjer of niet-halal is – dat je dan verkeerd bezig bent. That’s a fucked-up thing to say to a kid!’
Nu we het toch over eten hebben: die zegeningenwedstrijd op de lagere school, die is níet verzonnen. Hij moest als jochie inderdaad op kunnen dreunen welke van de zeven basislofzeggingen in welke volgorde over een bepaald gerecht uitgesproken dienden te worden. ‘Cornflakes met melk? Shehakol over de melk, gevolgd door mezonos over de tarwe in de cornflakes,’ bijvoorbeeld. Maar het kon veel ingewikkelder. ‘Als je van die wetten een wedstrijd kunt maken,’ vraagt hij wanhopig, ‘geeft dat dan niet al aan dat het een beetje veel gevraagd is om je er drie keer per dag aan te houden?!
Als the guy who’s running the show echt zo’n dolgedraaide regelneef is, dan zijn we allemaal de lul. Dan heb je alleen vandaag al genoeg fouten gemaakt om voor eeuwig in de hel te branden.’ Zelfs al heb je Klaaglied van een voorhuid níet geschreven, dus.

Klootzak
Dat wel doen was een katharsis, zegt Auslander, maar hij is er niet door van zijn angsten en frustraties genezen. Hij heeft er in zijn hoofd een tweede versie van de Almachtige bijgekregen, dat wel. ‘Die wrekende klootzak die me wil pakken bestaat nog steeds. Ergens ben ik ervan overtuigt dat er op dit moment al een tumor in mijn lichaam zit waarvan het ontstaan, als ik eenmaal overleden ben, exact is terug te voeren op de datum van publicatie. Maar daar staat nu het alternatieve sprookje naast van een gozer die daarboven met mijn boek op schoot zit te lachen. Die pissig is op al die mensen die in zijn naam de achterlijkste dingen beweren en het wel fijn vindt dat iemand zegt: Shut the fuck up!’ ‘Ik stel me graag een God voor die grinnikt.’