Twee jaar geleden leverde stripauteur Marc Legendre met het rauwe 'Finisterre' de eerste echte ‘graphic novel’ van de Lage Landen af. Onlangs verscheen 'Verder', dat ingaat op de verloedering van de media. Geen van de hoofdpersonages is sympathiek, nergens valt er te lachen.

Een originele wenskaart aan de muur van stripauteur Franz, even verderop een origineel van die andere grootmeester, Cosey, en ergens op een hoog rekje zijn geesteskind Biebel op een colablik. Verder doet in het kleine, charmante huisje op El Hierro, het kleinste van de Canarische eilanden, nog weinig denken aan het rijke stripverleden van Marc Legendre (50). Begin jaren tachtig was hij even hoofdredacteur van “Kuifje”, nadien van het ter ziele gegane “Suske en Wiske”-weekblad. Hij schreef de scenario’s voor Jan Bosschaerts “Sam”, en leverde als jeugdschrijver enkele “Scream Team”-boekjes af, alsook het onderschatte “Alles gaat voorbij”. Maar wellicht zal hij vooral altijd de papa van de kaalhoofdige Biebel blijven, het kwieke, kaalhoofdige dagbladverschijnsel waarin Legendre zijn eigen (kinder)zieltje blootlegde en die een gedroomd excuus betekende om zo nu en dan de wereld een trap tegen zijn ene bal te verkopen.
Hoewel hij zopas, na jaren van afwezigheid, een nieuwe “Sam” schreef, is zonder meer ‘le nouveau Legendre arrivé’. De nieuwe Legendre valt op door een nieuw soort strips die het midden houden tussen een literaire roman en een ‘graphic novel’. Twee jaar geleden liet hij in “Finisterre” het verhaal optekenen van een jonge vrouw die tijdens de Balkan-oorlog de gruwelijke waarheid ontdekt over haar ogenschijnlijk zachtaardige echtgenoot. Alle mogelijke verteltechnieken, foto’s, kopieën, tekeningen en gedichten, lyrics en stukjes literatuur van onder meer Jeroen Brouwers, Hugo Claus en Jacques Brel passeerden de revue. Het bleek een breuk met zowat alles waar de Vlaamse stripscene ooit voor stond. Dit keer vertelt hij in “Verder”, dat in feite niet meer is dan een langgerekte, maar originele en indringende dialoog, hoe twee geliefden elkaar op een afgelegen eiland naar het leven staan, terwijl tezelfdertijd de media op de korrel worden genomen. Niet voor watjes, wel voor geoefende (strip)lezers die niet bevreesd zijn om het deksel des levens met bruut geweld op hun neus geduwd te krijgen.

Als ik me goed herinner vond jij het vreemd dat de pers” Finisterre” omschreef als’ graphic novel’.
‘Ja, dat was raar. ”Finisterre” maakte ik zoals ik voelde dat het moest worden gemaakt. Ik bleef platen kapot scheuren en dingen uitproberen tot ik er genoeg van had en besloot “klinkt het niet dan botst het maar” te werk te gaan. Later las ik in de pers dat ik de eerste Vlaamse’ graphic novel’ had getekend. Natuurlijk kende ik de term, maar omdat “Finisterre” weinig gemeen heeft met strips als “Persepolis” of Will Eisners “Een contract met God” begreep ik het niet. Als je zo’n ding maakt, ben je daar niet mee bezig. Ik lees ook echt alles. Ik kan genieten van zowel Arnon Grunberg en Alain de Botton, als van stripauteurs als Dave McKean en Manu Larcenet. Enige voorwaarde is dat de taal verzorgd is. Ik kan ontzettend genieten van een mooie zin, een rake dialoog, elk woord op z’n plaats.’

Wat je nu maakt is totaal anders dan” Biebel”. Moet het vanaf nu ‘moeilijk’ zijn voor jou?
‘Het moet niet moeilijk zijn en het is ook nooit moeilijk. Proberen te begrijpen hoe het kan dat mensen kunnen eten terwijl ze naar het nieuws kijken of luisteren, dát is moeilijk. Ik weet trouwens niet wat je met moeilijk bedoelt.“Finisterre” en “Verder” vertellen over liefde en haat, en het gebrek daaraan. Ik zou dat kunnen vertellen zoals het gebeurt in Amerikaanse films waarin men de boodschap zeven keer herhaalt en op het einde nog eens kort samenvat, maar ik heb daar een afschuwelijke hekel aan. Ik ben geen prediker. Misschien is het wel moeilijk dat je andere dingen leest dan dat je ziet. Weet je, over het einde van Claus’ “De verwondering”zijn thesissen geschreven omdat iedereen zijn einde blijkt te hebben. “Mulholland Drive” van David Lynch biedt de toeschouwer geen mooi rechtlijnig verhaaltje met duidelijke plaatjes maar het is wel een unieke filmervaring voor wie zich laat meevoeren. In elk geval heeft elke zin en elk beeld in Verder een betekenis. Ook al hoeft mijn betekenis niet jouw betekenis te zijn.’

Verder handelt over de media, maar weet je eigenlijk nog wel wat er in de wereld gebeurt als je op een eiland woont?
‘Door het leven dat wij leiden worden we dagelijks omringd door verschillende nationaliteiten. Je hoort, ziet en leest nogal wat over de meest uiteenlopende dingen. En eigenlijk is het overal hetzelfde: de media – en dat mag je gerust ruim zien – winnen geen lezers of luisteraars of kijkers met bijdragen over asielzoekers, om maar een onderwerp te noemen. De Canarische eilanden worden overspoeld door bootvluchtelingen. Voor elke vluchteling die het haalt, verdwijnen er drie op zee. Of meer zelfs, want er bestaan geen exacte cijfers over. Daar liggen blijkbaar niet veel mensen wakker van. Maar voor een serie waarin een groep mensen wordt opgesloten in een villa met als opdracht “pest mekaar naar huis”, blijft iedereen thuis. En elke keer als je denkt: dit is een absoluut dieptepunt, komt iemand met een goorder idee aanzetten. Maar mijn boeken zijn niet louter een aanklacht. De oorlog in “Finisterre” en de mentaliteit van de media in “Verder” zijn een decor. Wat mij interesseert zijn de mensen.’

In “Verder” ga je ook echt verder dan ooit iemand in ons taalgebied gegaan is.
‘Hm, “Finisterre” vertelt één verhaal, in Verder zitten verschillende lagen.”Finisterre” had iets rustigs, in Verder lijkt het alsof je bent terechtgekomen in een beeldenstorm. “Finisterre” kon je in één ruk uitlezen, nu hoor ik dat mensen “Verder” af en toe opzij moeten leggen omdat het lijkt alsof ze met mokerslagen bewerkt worden. Maar dat is eigen aan dit onderwerp, toch? Als ik wil aantonen dat excessen werken, kan ik de confrontatie met excessen niet uit de weg gaan.’

Je hebt een heel eigen techniek ontwikkeld om gruwel op te roepen zonder hem te tonen.
‘Als ik iets toon met beelden beknot ik het meteen voor de lezer. Beschrijf ik dezelfde scène met woorden alleen, dan is het aan de lezer om daar een beeld bij te bedenken. De wreedheid die ik beschrijf wordt verschrikkelijker in het hoofd van de lezer, omdat het beeld dat de lezer ziet zijn beeld is, niet het mijne. Daarom ook vertel ik niet alles. Het vervolg dat jij maakt kan ik in mijn stoutste dromen niet overtroeven. Ook daarover gaat “Verder”. Ik denk dat dit de kracht is van de beeldroman. Je kunt van twee ruiven eten. In een roman heb je soms twee bladzijden nodig om iets te beschrijven, in een strip niet meer dan één tekening. Maar omgekeerd gebeurt het dat tien tekeningen niets zeggen en met één woord of een zin blaas je de lezer omver. Jeroen Brouwers merkte dat op toen hij “Finisterre” in handen kreeg.’

Was het je bedoeling je lezers te shockeren?
‘Ik was verrast dat nogal wat mensen zeiden dat ze niet goed werden van “Finisterre”. Je zou denken dat we iets gewend zijn door televisie te kijken. Men beweert vaak dat je went aan de gruwel op televisie en misschien is dat ook zo. Een kind met een pop op een puinhoop was ooit verschrikkelijk. Nu zie je hoe de media aarzelen om bepaalde gruwelen toch te tonen omdat de kijker die “net niet” beelden beu is en ze enkele minuten later toch gewoon kan bekijken op internet. Maar als je de gruwel uit die nieuwsuitzending plukt en je brengt ze onder in een boek, of in een fotogalerij, dan worden de kijkers plots toch weer misselijk. Daarover moet worden nagedacht. Ik zie niet erg veel ethiek meer in het uitzenden van de met een gsm gemaakte beelden van de excecutie van Sadam. Grenzen worden dagelijks verlegd omwille van velerlei redenen, en met formats waarin bekwame en intelligente mensen verplicht worden om onder hun niveau te presteren, gaan we het tij niet keren, vrees ik.’

Zien we in Verder iets meer van de donkere kant van Legendre?
‘Mijn overtuiging is dat schrijven iets heeft van acteren. Zoals een acteur voor het spelen van zijn rol in zichzelf op zoek gaat naar ervaringsgerichte dingen, doet een auteur dat ook. Dat is wat anders dan zijn wat je schrijft. Het is niet omdat iemand van zijn hoofdpersonage een necrofiel maakt dat ergens in hem een lijkenneuker zou leven. Als ik schrijf word ik het personage dat uit mijn pen kruipt. Dat is niet altijd aangenaam want vaak confronterend, maar ik weet niet hoe het anders moet. Toen “Finisterre” af was, was ik kapot. Na “Verder” was ik opgelucht. Blij dat ik van dat stel af was. Ik wist niet wie ik meer haatte of wie gelijk had. Meestal heb je toch minstens voor één personage sympathie. Deze keer niet. Dat de één de ander kapot wil maken, begrijp ik als geen ander. Eigenlijk had het boek moeten eindigen met een kernbom, alles en iedereen weg. Klaar.’