De Ierse hongersnood van rond 1850 is het decor van 'De droomwet', de debuutromanvan Peter Behrens. ‘Je kunt niets begrijpen van hedendaags Ierland als je niets weet over de hongersnood.’

Fergus O’Brien heeft zijn leven lang nooit iets anders gegeten dan aardappelen. Elke dag vijf pond. Gestoomd, gekookt of als puree. Hij krijgt er nooit genoeg van. Totdat hij op een dag ziet dat de planten op zijn eigen veldje er zwart en verlept bijhangen. De gevreesde aardappelziekte heeft toegeslagen. Het is 1846 en Ierland is in de ijzeren greep van honger.
In De droomwet, de zintuiglijke debuutroman van de Canadees Peter Behrens is de honger zo tastbaar dat het bijna pijn doet. Kinderen zijn bedekt met hongerdons. Tyfuslijders liggen bedekt met zweren dood te gaan langs de kant van de weg. Losgeslagen bendes houden passerende boerenkarren staande en prikken de aderen van de paarden kapot om het warme bloed te drinken. Tegen dit decor volgen we de lotgevallen van de ongeletterde jonge Fergus, die zijn ouders en zusjes op gruwelijke wijze ziet sterven. Fergus is een jaar of vijftien en heeft zijn leven lang in de heuvels van West-Ierland doorgebracht. Hij wordt overgebracht naar een werkhuis, waar een zekere dood hem wacht. Maar Fergus kiest instinctief voor het leven, hoe onzeker dat in zijn geval ook is. Hij ontsnapt, sluit zich aan bij een troep verwilderde weeskinderen, belandt in een bordeel, werkt een poosje als spoorwegarbeider en weet uiteindelijk genoeg geld bijeen te schrapen om de overtocht naar Amerika te kunnen betalen.
De ontberingen van Fergus zijn verschrikkelijk, maar niet ongewoon voor een Ierse jongen in die tijd. De droomwet leest als een ooggetuigenverslag, dat soms zo akelig dichtbij komt dat je er uit wilt ontsnappen. Het boek is verstoken van iedere vorm van sentimentaliteit. Toch nam Peter Behrens de geschiedenis van zijn Ierse overovergrootvader als uitgangspunt, al wist hij niets van diens leven.

Is Fergus een eerbetoon aan uw Ierse voorvader?
‘Mijn overovergrootvader was een O’Brien, geboren in County Clare en gedurende de hongersnood overgestoken naar Canada. De rest moest ik verzinnen want er werd in de familie niet over dat verleden gepraat. Ik weet niet of mijn voorouders Fergus als eerbetoon zouden beschouwen, want hij is een behoorlijk ruige jongen. Hij heeft een duistere kant en doet soms dingen die disputabel zijn. Een van de redenen waarom er zo weinig over de hongersnood gepraat wordt, niet alleen in mijn familie maar ook in Ierland zelf, is dat het een periode van grote armoede was en dat wordt als beschamend ervaren. Het is geen mooi verhaal. Ik ken veel Amerikanen met Ierse voorouders, maar niemand heeft een verhaal of een aandenken uit die tijd. De Ieren zijn een volk van verhalenvertellers, maar dit is een zwart gat. Degenen die naar Amerika kwamen, waren niet de allerarmsten. Die gingen dood. De immigranten waren de op-een-na armsten: onbeschaafde boeren uit de bergen die geen Engels spraken en op blote voeten liepen. De reis die ze moesten maken, was heel zwaar en dan bedoel ik niet alleen de fysieke reis. De reis van de heuvels van West-Ierland naar New York of Montreal was in alle opzichten gigantisch.
Als ik in Los Angeles ben, zie ik mensen die eruit zien alsof ze net uit de bergen van Guatemala komen. Ze spreken geen Spaans, maar een indiaanse taal. Ze zijn heel klein en verkopen sinaasappels langs de kant van de weg. Dan denk ik: dit zijn de nieuwe Ieren. Boeren uit de bergen, door iedereen veracht, die hier een heel zwaar leven leiden. Zo was het voor de Ieren ook.’

Waarom werd er zo neergekeken op de Ieren? Dat is iets dat telkens terugkeert in het boek.
‘De Ieren waren heel anders dan de rest. Ze hadden hun eigen religie, hun eigen taal en ze hebben de Engelse identiteit nooit echt erkend. Iedere cultuur heeft een beeld van zichzelf als schoon, beschaafd, georganiseerd, veilig. De mensen daarbuiten zijn anders. De manier waarop Amerikanen naar Zuid-Amerikanen kijken, of Spanjaarden en Italianen naar Noord-Afrikanen, is vergelijkbaar. Ze zijn donker, ze hebben een vreemd geloof, een onmogelijke taal en te veel kinderen. Al die oordelen werden voor het eerst toegepast op de Ieren. Zij waren de eersten die naar Amerika kwamen nadat daar een Europese beschaving was gevestigd. De Ieren en de Duitsers. Maar de Duitsers waren welvarender. Die hadden vaak al land gekocht, hadden gereedschap, droegen schoenen. De Ieren waren totaal onvoorbereid. Ze waren weggestuurd van hun land in Ierland en kregen drie pond mee voor de overtocht. Ze hadden geen idee wat Amerika was.’

Amerikanen met Ierse wortels hebben er nogal een handje van Ierland te romantiseren.
‘Dat klopt, die sentimentaliteit is vermoeiend. Mensen wier voorouders vanuit ruraal Ierland geëmigreerd zijn, brachten tradities en gewoonten mee die in Ierland zelf inmiddels al lang niet meer bestaan. Het is een bevroren cultuur. Die Amerikanen komen in Dublin en zijn geschokt dat het er niet uitziet als County Wicklow in de negentiende eeuw. Het verleden heeft zo’n rozig aura voor veel mensen. Ik heb als scriptschrijver in Hollywood gewerkt en als daar een film over vroeger wordt gemaakt, draaien ze zo’n gouden filter op de lens. Ik noem dat de kleur van het verleden. Een honingkleurig, gouden waas. Ik haat dat. Onzin. Ik denk dat het licht in het verleden net zo complex was als nu. Ik wilde niet dat mijn boek amberkleurig was, geen vals licht.’

Uw verhaal leest als een ooggetuigenverslag.
‘Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik een historische roman schreef. Ik wilde mensen niet onderwijzen over de hongersnood. Ik heb een boek geschreven over seks, dood, honger, liefde. Het is geen geschiedenislesje. Fergus weet niet dat hij leeft tijdens de Ierse hongersnood. Natuurlijk heb ik wel grondige research gedaan. Ik ben er heel vaak geweest. Als ik hem langs een weg laat lopen, weet ik hoe het daar ruikt, hoe de lucht eruit ziet. Ik heb mezelf leren zeilen om iets te begrijpen van die overtocht.’

Leeft de hongersnood nog in het moderne Ierland?
‘Je kunt niets begrijpen van hedendaags Ierland als je niets weet over de hongersnood. Samuel Beckett, James Joyce, de troubles, de hongerstakingen in de jaren tachtig, mensen die van honger sterven voor Ierland. De hongersnood zit in alles wat Iers is. Mensen praten er niet over. Het is er gewoon. Zo werkt het met geschiedenis. In Nederland hebben jullie het ook niet de hele dag over de oorlog, maar die ervaringen zitten wel in het collectieve geheugen. Ik was in Dublin midden jaren ’90 toen ik ’s ochtends op de radio iets hoorde over hongersnood in Ethiopië. Eenmaal op straat ging het nergens anders over. Op iedere straathoek werd gecollecteerd, radio, televisie, kranten. Toen zag ik hoezeer het leefde.’

Zit er nog iets in het boek dat wijst op uw eigen Ierse wortels?
‘Mijn zwartharige moeder heette Mary Frances O’Brien, roepnaam Frankie. Dat klinkt net zo Iers als de barmeid in een Ierse pub. Molly in het boek is in zekere zin op haar gebaseerd, ook mijn moeder was een gepassioneerd gokker. Toen wij klein waren, gingen mijn ouders op zaterdagavond graag dansen. Voor ze weggingen, kregen we altijd ons zakgeld: vijfendertig cent. Mijn moeder, gekleed in een prachtige jurk, schopte dan het vloerkleed opzij om met ons te dobbelen. En als ze ons zakgeld won, hield ze het ook. Waarna ze ons achterliet bij de oppas, zonder zakgeld.’