De Amerikaanse schrijver Brian Selznick schreef ‘een roman voor jong en oud’, ingenieus, spannend en verrassend tot de laatste pagina. Harry Potter is dood, leve Hugo Cabret...

Het klinkt op het eerste gehoor misschien een beetje als een goedkoop reclamepraatje. Zeker in het jaar waarin de Harry Potter-saga zijn (vermoedelijk hartverscheurend bloederige) finale beleeft én het verfilmde deel vijf, Harry Potter and the Order of the Phoenix, nog volop van de bioscoopdoeken spettert. Hyperige flaptekstregels voor de zoveelste uitgever die 'de nieuwe Harry' in huis denkt te hebben. Of in elk geval een jongetje dat de kassa net zo hard kan laten rinkelen. Kan zijn. Maar ondertussen is het dit keer wel allemaal wáár.
Wat? Dit: De uitvinding van Hugo Cabret van de Amerikaan Brian Selznick is een vuistdikke crossover roman - of, zoals dat vroeger gewoon heette: 'een roman voor jong en oud' - die bijna uit zijn voegen barst van de vertelmagie. Het verhaal is ingenieus, spannend en verrassend tot de laatste pagina. En je zult zelden een boek
tegengekomen waar het tot op de draad versleten adjectief 'filmisch' zo voor lijkt uitgevonden als voor dit betoverende avontuur (dat naar verluid trouwens ook inderdaad verfilmd gaat worden, door niemand minder dan Martin Scorsese.) Sterker: het is waarschijnlijk het allereerste niet-prentenboek ter wereld dat je dwingt het woord 'filmisch' letterlijk op te vatten.

In het donker
Eerst is er de korte introductie van ene Professor H. Alcofribas, die je uitlegt dat het verhaal dat hij gaat vertellen speelt in 1931 onder de daken van Parijs en draait om Hugo Cabret, een jongen van twaalf 'die lang geleden een mysterieuze tekening ontdekte die zijn leven veranderde'. Hem moet je volgen, want hij heeft een hoofd vol geheimen, en hij wacht ongeduldig tot zijn verhaal begint. 'Maar,' schrijft de professor, 'voor je de pagina omslaat, wil ik dat je je voorstelt dat je in het donker zit, zoals bij het begin van een film.' Blader door, en midden in een zwart vlak doemt een grofkorrelige potloodtekening van de volle maan op. De denkbeeldige camera zoomt uit, tot je de sterren ziet, de lichten van Eiffeltoren en de stad eronder. Dan komt de zon op achter Gare du Nord. Je blik richt zich op de ingang, en samen met een mannetje met hoed en aktetas ga je de overvolle stationshal binnen. Close-up van een jongen in de menigte. Hij loopt een trap op, rent terwijl een stoomtrein onder de overkapping binnen sjokt tussen de machtige pilaren het perron over, een gang door, naar een luchtrooster waar hij doorheen kruipt. Zelf lijk je even om te kijken, naar het eind van die gang, waar een sombere man met snor en baard zit te kniezen in een speelgoedkraam, die je plotseling ziet alsof je op een paar millimeter van zijn rechteroog afstaat. De oude man kijkt naar de grote klok aan de muur, maar ziet niet hoe het jongetje door de uitsparing van de 5 naar hem terugstaart. 'Vanaf zijn plekje achter de klok,' lees je als op bladzijde 46 de eerste tekst weer opduikt, 'kon Hugo alles zien.'

Magisch apparaat
Hoelang heb je De uitvinding van Hugo Cabret nou in je handen? Een minuut, misschien, als je de tijd nam om de prenten rustig in je op te nemen. Maar in die korte tijd heeft Selznick, die in eigen land voor dit boek vooral bekendheid genoot als illustrator, je al in zijn greep met zijn geniaal eenvoudige verteltechniek. Dit is namelijk geen doordeweekse graphic novel of een rijkelijk geïllustreerde roman. Dit is een meeslepende kruisbestuiving tussen jeugdliteratuur en een stomme film op papier. Woord en beeld wisselen elkaar volstrekt gelijkwaardig verhalend af, tot je bijna niet meer opmerkt welke delen Selznick je in die prachtige, gothic aandoende zwart-wit tekeningen vertelt en welke in flarden onopgesmukt maar wonderlijk trefzeker proza.

Het werkt zo goed, dat je je afvraagt waarom in godsnaam niemand het eerder heeft bedacht. Maar hoe inventief ook, het procédé zou verbleken tot een lollig trucje als het verhaal dat ermee wordt verteld niet zo onderhoudend, lief en ontroerend was. Hugo Cabret blijkt een weesjongen die twee doelen heeft in zijn leven: de klokken van het station aan de praat houden - zodat niemand er achterkomt dat de echte onderhoudsmonteur, zijn oom, tijden geleden al spoorloos is verdwenen en hij kan blijven wonen waar hij woont - én het magische apparaat repareren dat hij in zijn schuilplaats in de krochten van het station verbergt.
Ooit vond zijn vader, die ook klokkenmaker was, namelijk een zogenaamde automaton in het museum waar hij werkte - een soort onmogelijk complexe opwindpop. Voor hij het gehavende mechaniek kon herstellen, kwam Cabret senior bij een brand om het leven. Hugo vond de mechanische man terug tussen de smeulende resten, en sindsdien probeert hij die met behulp van zijn vaders aantekeningen weer tot leven te wekken. Want: die pen in de poppenhand wijst erop dat deze machine kan schrijven en, zo heeft de jongen besloten, het briefje dat dat op gaat leveren móet wel een boodschap over-het-graf-heen van zijn vader worden.

Hoge hoed
De onderdelen die hij voor de reparatie nodig heeft, steelt hij uit de speelgoedkraam van het station, maar als de beheerder hem betrapt en zijn notitieboekje uit zijn handen grist, lijkt alles verloren. Maar: waarom raakt die oude man zo overstuur bij het zien van tekeningen van de automaton? Lukt het het meisje dat bij hem in huis woont het boekje aan Hugo terug te geven? En weten ze dat mysterieuze apparaat samen uiteindelijk toch te repareren? Dat het antwoord op de laatste vraag 'ja' is, mag geen verrassing heten. Maar wat er allemaal volgt nadat de opwindrobot uiteindelijk geen tekst maar een tékening op papier heeft getoverd, is dat zeker wel. Daar gaan we uiteraard niet te veel van weggeven. Behalve misschien dat het leven en werk van de Franse filmpionier en goochelaar George Méliès - over en van wie ook veel is terug te vinden op de fraaie website van het boek: er alles mee te maken heeft.
Via hem laat Selznick, die waarschijnlijk niet toevallig afstamt van de legendarische Hollywoodproducer David O. Selznick, je een tijd zien waarin de filmkunst nog eenzelfde soort kinderlijke opwinding teweeg bracht als een konijn die uit een hoge hoed wordt getoverd. Iets was waarmee je sprookjesachtige droomwerelden en fantastische fantasieën tot leven kon wekken. Dat hij dat doet in een boek dat datzelfde vrolijkmakende effect op je heeft, is precies wat 'De uitvinding' van Hugo Cabret tot zo'n zeldzame triomf maakt.