Ze was woedend toen haar vader, Geert van Istendael, een verhaal schreef over Abou, de politiek vluchteling uit Togo die haar hart had veroverd. Toch bleek het de basis voor Judith Vanistendael recente stripverhaal 'De maagd en de neger'.

Eind jaren negentig trachtte ex-BRT-journalist en schrijver Geert van Istendael via een kort verhaal in het reine te komen met zijn eigen vooroordelen nadat zijn dochter Judith was thuisgekomen met de liefde van haar leven: Abou, een Togolese asielzoeker die op het punt stond te worden uitgewezen. Het leidde tot een knallende ruzie.
Judith: ‘Ik was net door een hele moeilijke periode gegaan waarin ik het had uitgemaakt met Abou. Toen gaf mijn vader plotseling te kennen dat hij een verhaal over mij en Abou had geschreven. Het lef! Hij zou mijn ellende even publiekelijk gaan maken?! Het was ook erg confronterend: Ik sluit af, stop alles in de lade, en hij opent de lade en smijt alles eruit. We hebben op de stoep voor ons huis een hoog oplopende ruzie gehad. “Wie denk je wel niet wie je bent?!,” riep ik. Pas later zag ik dat hij gelijk had, dat het een knap gegeven was voor een stripverhaal.’

Meneer van Istendael, wat waren eigenlijk uw argumenten om Abou eerst liever niet met uw dochter samen te zien?
Geert: ‘Geef toe: een asielzoeker is niet meteen de beste garantie voor een rustig, stabiel en gelukkig leven. Ik vroeg me ook af wat die mensen allemaal hadden meegemaakt en wat ze daarvan meedroegen. Waren ze wel stabiel? En dan de culturele verschillen. Abou kwam van een ander continent met een héél andere cultuur: West-Afrika.’

Je werd geconfronteerd met je eigen vooroordelen en vermeende ruimdenkendheid?
Geert: ‘Je vindt jezelf toch zo goed, zo tolerant en gevrijwaard van vooroordelen? Want je bent geen racist, hé?! Maar als je eigen dochter dan thuiskomt met... Dat is toch wat anders, hoor. Je ziet in het boek hoe de vader van het hoofdpersonage zijn aanvankelijke bezwaren opzij zet onder druk van de omstandigheden. Hij wordt solidair met zijn dochter én haar vrijer – met de zwarte meneer. Omdat hij ziet dat de omstandigheden waarin die mensen terechtkomen zo moeilijk zijn, dat het leven hen zelfs onmogelijk wordt gemaakt. Die vader wil het beste voor zijn dochter. Hij merkt al snel dat de Belgische staat veel bedreigender is voor zijn dochter dan die Afrikaan.’

Nooit wantrouwen gehad tegenover Abou?
Judith: ‘Nee, Abou liet me gerust, waardoor ik natuurlijk smoorverliefd werd. Hij is heel verlegen en terughoudend. Ik heb hem in het stripverhaal iets spraakzamer gemaakt, maar dan alleen over zaken die hem niet persoonlijk aangaan. Over wat er werkelijk in hem omging liet hij geen woord los.’
Geert: ‘Toen ik hem voor het eerst ontmoette kwam hij zeer beleefd over. Het was ook een mooie jongen. Pas toen hij enkele keren aan tafel had gezeten wisten we dat hij niet zogoed overweg kon met het leven van alledag. Dan zweeg hij liever.’

Het feit dat zowel Abou als Judith uiteindelijk bij jullie kwamen wonen, kwam er vanuit opportunistisch denken. Net zoals hun huwelijk.
Geert: ‘In het verhaal is het de moeder die dat zo regelde, zodat ze haar dochter en vrijer beter kon controleren, maar in werkelijkheid is dat zo niet gebeurd. Het was gewoon goedkoper haar bij ons in te laten wonen. Natuurlijk besef je later dat je ze zo in de gaten kunt houden, maar het is niet een vooropgezet plan geweest. Het trouwen daarentegen is zeker wel uit opportunisme gebeurd.’
Judith: ‘Pas op, het is zeker geen nephuwelijk. Ik zag alleen geen andere oplossing. Hij was uitgewezen.’
Geert: ‘Het was wel een gearrangeerd huwelijk. Niet gearrangeerd door de ouders of schoonouders, maar door de Belgische staat.’
Judith: ‘Ik ken nog mensen die het zo hebben gedaan. Het bleek de enige oplossing. Abou heeft overigens héél lang niet willen trouwen. Ik heb hem maandenlang moeten overtuigen. Hij wilde me niet gebruiken.’

Abou is ondertussen platgewalst door de Belgische staat, liet je weten.
Judith: ‘Klopt, zijn ondernemingszin staat op een zeer laag pitje. In Togo organiseerde hij als oppositielid betogingen, hij studeerde economie maar werd in zijn laatste universiteitsjaar niet meer toegelaten. Hij is daarna heel plots moeten vluchten. Zijn studie en zijn leven daar werden dus afgebroken en zijn strijd is volledig mislukt: Togo is absoluut niet gedemocratiseerd. Hij moest hier een nieuw leven opstarten, vond een meisje, maar dat liet hem na vier jaar in de steek. En dan begint het, dan moet je het zelf doen. Hij studeerde af als boekhouder, maar dat is toch van een heel ander niveau dan econoom. Al zijn toekomstperspectieven zijn gewoon in duigen gevallen. Dat maakte hem ongelukkig.
Ondertussen gaat hij af en toe naar Togo terug. Hij mist het. Maar daar mist hij België. Abou heeft de typische gespleten identiteit van een migrant.’
Geert: ‘Zelfs als je vrijwillig migreert kan je dat ook hebben.’
Judith: ‘Maar Abou immigreerde totaal onvrijwllig.’

Even nog iets over de titel van je boek. Het woord ‘neger’ zou een politiek incorrect woord zijn, maar je wilde het er juist daarom in hebben?
Judith: ‘In de Van Dale vind je geen verwijzing naar racisme. Die negatieve connotatie komt vanuit een onnozele politieke correctheid, van mensen die geen negers kennen en bang zijn politieke incorrectheden te begaan en dan maar té correct reageren.’
Geert: ‘Weet je wat het lievelingsalbum was van Abou en zijn vrienden? Kuifje in Afrika. Die Afrikanen amuseerden zich daar kostelijk mee. Als je dat aan een of andere West-Europese intellectueel vertelt wordt ie bleek.’
Judith: ‘Ach, Abou’s vrienden noemden zichzelf zo. Ik noemde hem mon petit nègre.’