Graham Swift (1949) knikt geamuseerd. Hij weet het: 'Als schrijver ben ik inderdaad vaak mijn eigen grootste vijand. In mijn vorige roman, In het volle daglicht, weet je als lezer bijvoorbeeld al heel vroeg dat er een moord gepleegd is én wie hem gepleegd heeft. Dus als je het als detectiveverhaal wil zien, heeft dat boek niet meteen veel kans van slagen.'
Op de een of andere manier heeft de Brit het zichzelf nooit graag makkelijk gemaakt. En, het moet gezegd, hij peurde in het verleden suspense uit de kleinste, onspectaculairste dingen. Maar in zijn nieuwe boek, Morgen, lijkt hij het op het eerste gezicht wel erg bont te maken.
'Wat je hier hebt is een vrouw die 270 pagina's lang in bed ligt, terwijl alle andere personages slapen. En dan denkt ze ook nog een groot deel van de tijd na over geluk, wat een ontzettend riskant en ondramatisch onderwerp is. Geluk is geweldig, maar saai om naar te kijken. En, wordt altijd gezegd, onmogelijk om over te schrijven; happiness writes white en al die andere clichés. Maar ik heb altijd gedacht: hoe afschuwelijk deze wereld ook is, er komt zo nu en dan wel geluk in voor. Dat moet je als romancier ook erkennen. Daarom wilde ik het toch in minstens één van mijn boeken naar voren laten komen.'
Wat heet. Als je Paula Campbells boeiende en subtiel verwoorde mijmeringen in die ene nacht in 1995 leest, heeft haar gezin werkelijk álles. Zij heeft een succesvolle carrière in de kunsthandel. Haar man Mike, van wie ze zielsveel houdt, is als gesjeesde bioloog tegen alle verwachtingen in hoofd van een uitgeefimperium geworden, The Living World. En dan hebben ze ook nog een pracht van een tweeling Nick en Kate.
'Maar,' zegt Swift, 'al dat geluk plaats ik wel aan de rand van een mogelijke verwoesting.'
Want morgen wordt de tweeling zestien, de dag waarop, zo heeft het echtpaar ooit afgesproken, de verborgen waarheid over hun gezin onthuld moet worden. Mike is 'een man die het op kan brengen te slapen aan de vooravond van zijn executie'. Paula overziet in het zicht van het ravijn haar leven.
Dat een personage zo'n balans opmaakt is bij Swift niet nieuw. Hij deed het in zijn debuut The Sweet Shop Owner (1980), in het Booker Prizewinnende Last Orders (1996) en in zo'n beetje elk boek ertussen en erna. En ook was er vaak dat ene geheim waar veel om draaide. 'That's the common stuff of life,' stelt hij vast. 'We zijn nu eenmaal wezens die veel kunnen verbergen, om goede en slechte redenen. En soms duikt dan de noodzaak op om te vertellen, wat ik een belangrijk gegeven vind. Als schrijver ben ik een verhalenverteller en volgens mij is dat niet zo heel anders als het serieuze vertellen van het leven. Als die momenten, die we allemaal kennen, waarop we tegen iemand zeggen: ik moet je iets vertellen... Iets pijnlijks, iets belangrijks, maar in elk geval iets menselijks. Sommige lezers zullen misschien tot ergens halverwege, wanneer Paula het expliciet maakt, niet weten wat er morgen gaat gebeuren. Andere lezers hebben in het eerste hoofdstuk waarschijnlijk al een aardig idee. Volgens mij doet dat er uiteindelijk ook niet toe. Er zijn andere dingen die het boek voortstuwen dan die ene onthulling.'