‘Er wordt geen cent mee verdiend, maar dit zijn wel de best vertaalde teksten die in Nederland en België verschijnen,’ zegt Henrik Barends van Uitgeverij Voetnoot over de reeks Perlouses. De vijfde drieling in die reeks, met teksten van drie Franse schrijfsters, zag onlangs het licht.

'Perlouse' is een woord uit het argot, het Franse slang. Het komt van 'perle', parel. In het Nederlands zou je 'pareltje' zeggen, of 'glimmertje'. Uitgeverij Voetnoot gaf de naam Perlouses aan een reeks fraai uitgegeven boekjes met uit het Frans vertaalde teksten, opgedoken uit de onpeilbare diepten van de schatkist van de Franse literatuur. Sinds 2003 verschijnen er regelmatig nieuwe delen, steeds met drie tegelijk.
Vertalers Martin de Haan, Rokus Hofstede en Jan Pieter van der Sterre, voor de gelegenheid van dit project verenigd onder de naam Marjan Hof, zijn verantwoordelijk voor de keuze van die teksten. Ze hebben daarvoor een paar criteria. De tekst moet in elk geval de moeite waard zijn en maximaal een pagina of vijfenzeventig. En hij mag nog niet eerder in het Nederlands zijn verschenen. Of de tekst moet volgens Marjan Hof zelf aan een nieuwe vertaling toe zijn, zoals Op zoek naar de verloren tijd van Marcel Proust, waaruit ze een fragment namen, dat als novelle op zichzelf kon staan.
Ook Michel Houellebecq, Jean Echenoz, Pierre Michon, Honoré de Balzac, Charles Baudelaire, Vivant Denon en de Markies De Sade verschenen inmiddels in perlouse-vorm. De meeste pareltjes zijn door de vertalers voorzien van een nawoord. In de vorm van een verhelderend essay, een interview met de schrijver, of een brief aan hem.
Dit mooie project is opgezet 'om een bescheiden tegenwicht te bieden aan het afnemende prestige van Frankrijk als luiletterland, maar vooral ook om de Nederlandstalige lezer de kans te geven om de crème de la crème van de Franse literatuur in een toegankelijke, geconcentreerde vorm tot zich te nemen', lezen we achterin een van de tot nu toe vijftien verschenen delen.
Dat daarmee 'geen cent wordt verdiend' doet er voor geen van de betrokkenen toe. 'Dit zijn wel de best vertaalde teksten die in Nederland en België verschijnen,' zegt Henrik Barends van uitgeverij Voetnoot niet zonder trots. Hij is zelf verantwoordelijk voor de karakteristieke vormgeving van de boekjes. Bij Voetnoot, een Amsterdamse stichting zonder winstoogmerk die sinds een jaar of tien in Antwerpen is gevestigd, maken ze alleen wat ze zelf mooi vinden.
Een lofwaardig uitgangspunt, en wat die vertaling betreft: daarin heeft Barends gelijk. Vertalers werken wel vaker samen, maar dit driemanschap is uniek. Ieder van hen laat zijn werk becommentariëren door de anderen, waarbij het er niet altijd zachtzinnig aan toegaat. Maar, zo menen ze, ook al is het niet altijd prettig om je vertaling zo onder handen genomen te zien worden, het eindresultaat wordt er alleen maar beter van.
Dit keer heeft Marjan Hof voor het eerst voor drie vrouwelijke auteurs gekozen. Hun novellen gaan over de liefde en alle ellende die daarbij komt kijken. Want ze zijn respectievelijk verloren, eenzaam en verboden, die liefdes. En alledrie staan ze in de schaduw van de dood.
Martin de Haan vertaalde Commentaar, de enige tekst die van Marcelle Sauvageot (1900-1934) is verschenen, voor het eerst in 1933, enkele maanden voor ze sterft aan een longziekte. Het is een onsentimenteel verslag van een vrouw die doodziek is, maar zichzelf met vlijmscherpe pen geneest van haar gebroken hart. 'U bent weg, maar ik vind mezelf terug en ben minder eenzaam dan de afgelopen dagen toen ik u zocht.'
Bij Marguerite Duras (1914-1996) kan geen sprake zijn van genezing. De twee geliefden in Nachtschip Night, oorspronkelijk uit 1979 en nu vertaald door Rokus Hofstede, zijn te diep weggezonken in hun ziekelijke spel om er nog uit te geraken. In Duras' broeierige en beklemmende sfeer beminnen zij elkaar per telefoon, zonder elkaar ooit te ontmoeten. Het meisje, dat leukemie heeft, zegt dat ze daar te zwak voor is. De hoofdpersoon van De gravin van Tende van Madame De La Fayette (1634-1693) zou willen dat ze haar minnaar niet in haar kabinetje zou hebben ontvangen. Zij sterft uiteindelijk van schaamte over het bedrog dat ze haar echtgenoot aandeed.
De gravin van Tende is een zeer kort doch heftig verhaal, met hier en daar verrukkelijke zinnen, en is vertaald door Jan Pieter van der Sterre: 'Bent u op mijn dood uit? Denkt u dat een hart groot genoeg is voor alle gevoelens die u bij mij opwekt?' Alles verterende jaloezie, het krankzinnig verlangen naar de ander, de obstakels die de liefde in de weg staan en deze alleen maar verhevigen: in alle drie de novellen lezen we hoe liefde je het leven onmogelijk kan maken. Een opvallende overeenkomst is de kracht van de vrouwelijke hoofdpersonen. Hoewel ze weten binnen onafzienbare tijd te zullen sterven, blijken zij de sterksten in hun relatie. Bij Marguerite Duras houdt het meisje haar minnaar aan het lijntje: zij bepaalt wanneer ze elkaar spreken, ze betaalt hem zelfs voor het verlangen dat hij haar schenkt. De gravin van Tende lijkt wel zwak omdat ze is bezweken voor haar gevoel, maar kiest er zelf voor haar overspel op te biechten aan
haar man en vraagt hem dapper om haar daarvoor gepast te straffen. De kracht van de jonge vrouw van Marcelle Sauvageot is waar het in Commentaar om gaat. Hoewel de hoofdpersoon wordt gedumpt voor een ander, gezond meisje, weet ze haar liefdesverdriet om te buigen in een nieuwe levenskracht. Deze is des te bewonderingswaardiger omdat ze weet dat ze het niet lang meer zal maken.