Rachel Cusk maakt van kleine, alledaagse dingen grootse literatuur. Een gesprek over moederschap en schrijven bij het verschijnen an de vertaling van 'Arlington Park'.

Arlington Park is rustig, groen, welvarend en staat vol dure auto's. Deze doorsnee buitenwijk vormt het naargeestige decor voor de laatste roman van Rachel Cusk. Arlington Park speelt zich af op een regenachtige vrijdag. Kinderen worden aangekleed en naar school gebracht. Amanda koopt een pondgehakt bij de slager. Stephanie, Christine en Maisie gaan samen winkelen. Juliet gaat naar de kapper. De vrouwen over wie dit boek gaat lopen allemaal tegen de veertig. Hun carrières hebben ze verruild voor het moederschap. Rachel Cusk schetst hun kleurloze maar o zo herkenbare levens met genadeloze pen. Hun blauwgeaderde borsten in witte beugelbeha's, hun zachte uitgedijde buiken, hun veel te grote designkeukens en hun auto's vol koekkruimels, speelgoed en lege pakjes sap. Cusk beschrijft minutieus het leven van deze vrouwen: hun inrichting, hun auto, hun kleding, de inhoud van hun koelkast, hun uiterlijk. Saai? Nee. Cusk maakt van kleine, alledaagse dingen grootse literatuur.
'Vandaag hadden de vrouwen die in de regen buiten de school hadden gestaan er verloren en ongericht uitgezien, als een gedemoraliseerde troep soldaten tijdens een
lange, duistere veldtocht.'
'Telkens wanneer Louise glimlachte, onthulde ze een sinister stelletje schots en scheef staande, grijze tanden, als een boeket grafstenen.'
'De meisjes die Juliet lesgaf waren zelfingenomen wezentjes die uit de mal van hun moeder kwamen als een pudding uit een vorm, er met een plof uitkwamen en daar naakt en roze stonden te trillen, zonder enig besef van hun eigen kwetsbaarheid.'
'Op de crèmekleurige flank van de bank zat een onuitwisbare, grote rode plek, als een bloedvlek. Amanda trok het kind ruw uit de kussens en griste de stiften uit zijn hand.'

Moederschap en relaties
Rachel Cusk publiceerde al voor haar dertigste drie romans. Toen kreeg ze een baby en het was alsof er een atoombom in haar schrijversleven ontplofte. Ze beschreef haar ontreddering in A Life’s Work: On Becoming a Mother (2001). ‘Ik heb er spijt van dat ik dat boek geschreven heb,’ vertelt Cusk. ‘Ik vind het nog steeds een heel goed boek, maar ik zou willen dat iemand anders het geschreven had. Het is heel moeilijk gebleken mezelf te bewijzen als intellectuele kunstenaar sinds dat boek.’ De mensen die het niet lazen, nemen Cusk niet serieus als schrijfster vanwege het onderwerp. De mensen die het wel lazen, veelal collega-moeders, waren geschokt door de openhartige manier waarop ze de schaduwzijden van het moederschap verwoordde. ‘Voor ik kinderen kreeg, bestond mijn leven uit lezen en schrijven. Dat was een hele sterke, intellectuele behoefte die tot dan toe vanzelfsprekend was. Eenmaal moeder probeerde ik krampachtig om boeken te blijven produceren. Het liefst wilde ik voorin ieder boek een boodschap zetten: dit boek heb ik geschreven terwijl ik er vier keer per nacht uitmoest en er continu iemand op m’n deur stond te bonken terwijl ik zat te schrijven. Arlington Park was een opluchting. Het was het eerste boek waarover ik echt controle had gehad, waar ik volledig geconcentreerd aan had gewerkt. Ik had iets van een felicitatie verwacht, maar in plaats daarvan kreeg ik de kritiek dat dit een typisch vrouwenboek was over moederschap en relaties. Dat vond ik zo teleurstellend. Er wordt heel weinig over het gezinsleven geschreven. Vroeger wel. Als ik Saul Bellow lees, of Philip Roth, verbaas ik me over de persoonlijke, huiselijke details die er in die boeken zitten. Maar als mannen het doen, valt niemand erover. Vrouwen zijn erg bang om over dit soort onderwerpen te schrijven omdat ze gelijk in een hokje belanden. Dat is bij mij ook gebeurd.’

Toast en sigaretten
‘Arlington Park is een satire en moet bijten, dat is de bedoeling. Het is geen evenwichtig boek over het gezinsleven, dat interesseert me helemaal niet. Ik had een boodschap en ik heb een tamelijk harde manier gekozen om die over te brengen. Ik heb op een katholieke kostschool gezeten waar ik heel ongelukkig ben geweest. Kennelijk heb ik daarom de behoefte te schrijven over de manier waarop groepen vrouwen opereren.
Arlington Park was een boek dat ik wanhopig graag wilde schrijven. Ik heb het in zes weken geschreven en er nauwelijks een woord aan veranderd. Van maandag tot vrijdag zat ik in afschuwelijk koud huisje op het platteland, vol spinnen. Als alles om je heen wegvalt, komt de drang om te schrijven vanzelf boven. Thuis kon ik nooit schrijven wanneer ik wilde, en als ik even de kans had lukte het niet.
Soms zei mijn man: nu neem ik de kinderen een paar uur mee naar buiten, dan kun jij schrijven. En dan lukte het niet. Terwijl als ik bij ze was, ik ineens de drang voelde en zeker wist dat het zou lukken als ik ervoor had kunnen gaan zitten. Het was een ongelofelijke ervaring om vijf dagen alleen te zijn. Ik kwam binnen, trok mijn jas niet
eens uit, pakte mijn laptop uit en schreef twaalf, veertien uur achter elkaar. Omdat het me zo lang was onthouden, kon ik niet meer ophouden. Ik leefde op toast en sigaretten en uiteindelijk werd ik erg ziek. Op die manier wil ik niet meer schrijven. Ik wil kunnen schrijven in het normale, dagelijkse leven. Helaas lukt het boek waaraan ik nu werk helemaal niet. Ik heb al honderd pagina’s weggegooid.
Soms stel ik me voor hoe Ian Mc- Ewan, die ik helemaal niet ken, daar in zijn heerlijke werkkamer zit, met een open haard en een groot bureau en een lekkere stoel en iemand die hem thee brengt. Het is altijd stil in huis, want iedereen loopt op zijn tenen om hem niet te storen. En hij schrijft boeken die onmiddellijk allemaal bestsellers worden.’