Hubert Lampo (1920-2006) werd beroemd met De komst van Joachim Stiller. De Vlaamse magisch realistische schrijver stond op alle boekenlijstjes, maar lijkt nu vergeten.

Neem nou deze zin uit 'De komst van Joachim Stiller':

'In het vlak van het open venster lag het panorama van de stad in de zon te trillen als een opname in technicolor vooraleer de camera een traveling gaat uitvoeren.'

Tja. Het is mooi gevonden, maar de woorden van Lampo hebben geen kracht meer. Of toch wel, maar deze tijd is er doof en blind voor.
Lampo werd eerst bejubeld, later verguisd en tenslotte doodgezwegen. Vooral met dat laatste had hij grote moeite. En met de kritiek dat hij breedsprakig en langdradig zou zijn, en zijn magisch realisme uitgekauwd. Maar een kleine harde kern van Lampianen bleef hem trouw, ook na zijn dood in juli vorig jaar.
Op een druilerige decemberdag komen de overwegend oudere dames en heren van het Hubert Lampo Genootschap samen in Antwerpen, de geboortestad van de schrijver en het decor van veel van zijn boeken. In het grijsgroene zaaltje van het Letterenhuis ontrafelen bedachtzame sprekers achter brommende microfoons het universum van Lampo. De literator Henri-Floris Jespers analyseert het moeizame contact tussen Lampo en Hugo Claus, en voorzitter Heiko ter Horst ondervraagt zoon Jan Lampo over het uitruimen van het huis van zijn overleden vader in het Kempense dorp Grobbendonk. In al die hoofden hier speelt het magisch realisme, maar je zou willen dat het ook zichtbaar werd. Een raar licht uit de hemel dat opeens door de vensters naar binnen valt, een carillon dat spookachtig speelt. Want dat is magisch-realisme: dat gewone mensen in een gewone straat op een gewone dag iets onverklaarbaars overkomt.
Zoals journalist Freek Groenevelt in De komst van Joachim Stiller. Juist als Groenevelt in de middagpauze een broodje preparé bestelt, ziet hij door de ruit hoe engelachtige wegwerkers de straat opbreken en de stenen meteen weer terugleggen. Bij navraag zegt Gemeentewerken niets te weten van deze zinloze actie. Dan ontvangt Groenevelt een brief over het incident van ene Joachim Stiller, een brief die al achtendertig jaar eerder blijkt gepost. Groenevelt doorkruist heel Antwerpen om Stiller te vinden, maar die ontglipt hem steeds. Duikt de ene keer op als boeienkoning op de kermis, dan weer als de auteur van een eeuwenoud eschatologisch boek in de stadsbiblotheek. Er hangt een apocalyptische spanning rond Stiller, en de stad lijkt merkwaardig bevroren rond de wanhopige Groenevelt, bijna ontvolkt.
Die verstilling is niet bedacht door Lampo, maar door hem opgemerkt als een Antwerpse werkelijkheid. Kijk maar eens op de Cogels-Osylei, een lange, statige straat als uit een sprookjesboek, die je zo in loopt vanaf treinstation Antwerpen-Berchem. De Cogels-Osylei is misschien de mooiste straat van de Lage Landen, maar zeker de merkwaardigste. Gebouwd rond de vorige eeuwwisseling als een aaneenschakeling van grote stadsvilla's in alle denkbare stijlen, klassiek, romaans, Tudor, kakelbont en vooral veel art nouveau. Met tientallen torentjes, kunstig gebogen raampartijen en flamboyante mozaïeken. Daartussendoor tinkelt af en toe een bescheiden trammetje over de dikke kasseien. Hier rijdt bijna geen auto, loopt bijna geen mens. De weinigen die hier lopen worden uit hun eigen leven en beslommeringen getild, en onderdeel van een decor met een eigen agenda onder vreemde luchten, waar je alleen in verwondering naar kunt kijken.
Wie deze sfeer als lichtelijk hysterisch ervaart, kan de Cogels-Osylei beter mijden. En ook het werk van Lampo, net als de schilderijen van Karel Willink en Paul Delvaux, voor wie de schrijver een grote bewondering had. Met René Magritte ('Ceci n'est pas une pipe) had Lampo, zelf pijproker, minder op. Magritte speelde een intellectueel spel met beeld en betekenis van wolken, bomen en bolhoeden. 'Daar had hij weinig mee', verzekert zoon Jan, die ook schrijver is en steevast pijp rookt: 'Erfelijk belast inderdaad. Mijn vader heeft veel meer verwantschap met horror-auteur Stephen King. Die beschrijft op aangrijpende wijze het kneuterige leven in kleinsteeds Amerika. En dan gebeurt er plots iets wat alles verstoort. Meesterlijk!' Maar dat maakt Lampo nog niet minder dan Magritte. Lampo zou het magisch realisme onbewust hebben ontdekt tijdens het schrijven van De komst van Joachim Stiller, aanvankelijk bedoeld om zijn oorlogs- en huwelijkstrauma's te verwerken via de angsten van Freek Groenevelt. Maar sidekick Joachim Stiller ging op de loop met het verhaal, en ten slotte zag Lampo met verbazing dat hij een roman had geschreven over de terugkomst van Christus op aarde. Waar kwam dat nou vandaan? De atheïst Lampo ging te rade bij Jung en zijn leer van de archetypen, 'oerbeelden uit het collectieve voorbewuste' die we projecteren op de werkelijkheid. Archetypen komen bij Lampo voor in verschijningen van Faust, Don Juan en Jezus. Later schreef Lampo nog veel verhandelingen over magisch realisme en nog vele romans, maar het succes van Joachim Stiller (zevenenveertig drukken) heeft hij nooit meer geëvenaard.
Zijn lezers bleven hem trouw tot in de vroege jaren negentig, maar al vanaf 1965 had de jonge generatie schrijvers genoeg van Lampo. Hij zou enkel idyllische verhaaltjes neerpennen, waarin altijd maar weer dat andere archetype opdook, de typische Lampo-vrouw: jong, bloedmooi en in handen van de hoofdpersoon. En dan dat barokke taalgebruik, en zijn belangstelling voor subliteratuur als van Jules Verne. Kortweg, Lampo kon geen goed meer doen en hij leed daar vreselijk onder. Jan Lampo: 'Het was vooral de kwetsende taal waarmee hij moeite had. Vader was al twintig jaar een figuur van het establishment, schreef iedere week een culturele pagina vol in De Volksgazet, en de oplage ging dan met een paar duizend omhoog. Hij heeft daar nooit zijn macht misbruikt. Kon wel retorisch praten en droeg een pak, maar was een nederig mens. En links, socialist, vrijmetselaar. Dat was een probleem in dit dominant katholieke landje. Zijn boeken mochten de katholieke bibliotheken niet in omdat er over damesondergoed in stond. De jonge recensenten kwamen ook uit die katholieke milieus, maar wilden zich afzetten en ook in de linkse, vooruitstrevende hoek zitten. Dus hebben ze hem daar weggepest. Maar om dat hard te maken, zou je een dikke sociologische studie moeten schrijven.'
Rond diezelfde tijd trouwde Lampo met Lucia, zijn derde echtgenoot, een schrijversvrouw waarbij vergeleken de weduwe Vestdijk de redelijkheid zelve is. Of zoals regisseur Harry Kümel zegt, die De komst van Joachim Stiller verfilmde: 'Schrijversvrouwen, dat is pas iets magisch realistich. Lucia is zo uit zijn romans weggelopen. Zij hield hem overeind, had ik het idee.' Niet bevorderlijk voor zijn contact met de buitenwereld, want Lucia zag overal vijanden en schermde haar man af tot aan haar dood, in 2005. Het echtpaar was in 1969 van Antwerpen naar Grobbendonk verhuisd, waar hun ultra-moderne villa als een ruimteschip neerdaalde tussen de puntdaken. Jan gaat voor door het huis dat in al die jaren niet is veranderd. Witte wandmeubelen, een zitkuil en grote schuifpuien met zicht op tuin en bos. 'Mijn vader was een binnenhuismens. Hij ging maar zelden wandelen, de natuur fascineerde hem vanachter glas. Hij reed ook wel eens met de auto naar het dorp, maar bleef dan in de wagen achter met zijn pijp terwijl Lucia boodschappen deed. Leefde in zijn verbeelding en verzamelde een grote bibliotheek over het occulte en parapsychologie.' Overal in het huis staan dozen, stapels boeken, dit allemaal uitzoeken zal nog een heel karwei zijn.
Lampo's laatste grote werk verscheen in 1994: De geheime academie. 'Dat gaat over dezelfde zaken waarover Dan Brown jaren later in De Da Vinci Code schreef. Ik heb Meulenhoff daarom gevraagd mijn vaders boek te herdrukken, maar er is niet gereageerd. Ik begrijp die managers niet.'
Lampo is dus weggezakt, het boek lijkt gesloten. Hoe erg is dat? Filosoof Hubert Dethier was goed bevriend met Lampo en weet het precies. 'Die mensen verwarren de platte, uiterlijke en oppervlakkige wereld van de dagelijkse werkelijkheid met realisme. Ze weigeren de onzichtbare dimensies van het leven te zien, die diep in ons verborgen zitten; de existentiële crisissen. Ze kunnen daar niet meer mee omgaan, lopen naar de psychiater. Daar wordt het allemaal gebanaliseerd, ze krijgen pilletjes, ze willen de grote zaken over leven en dood niet uitdiepen. De zin van het leven, het grote gat dat ons misschien zal opslorpen, het feit dat we allemaal met zinloze dingen bezig zijn. Dat zijn vragen die we ons liever niet stellen, waar we bang voor zijn. Maar Lampo dwingt ons die vragen te stellen, na te denken over die zaken. Hij laat de wereld zien zoals we die niet kennen, die uit verschillende lagen bestaat en zeer diep is. Dat is een heel avontuurlijke reis en niet zonder gevaren. Want er is ook veel droefheid in het werk van Lampo.
En de toekomst? Op de Lampo-dag in het Antwerpse Letterenhuis is Henri-Floris Jespers optimistisch. 'Het fameuze vagevuur waar een schrijver na zijn dood in geraakt, heeft Lampo al bij zijn leven meegemaakt. Bijgevolg zullen we zeer spoedig een revival zien.' Mooi gesproken. En het zou zomaar kunnen, er gebeuren veel gekkere dingen op de wereld.