Orlando Figes: ‘Ons begrip van het leven onder Stalin is sterk beïnvloed door de memoires van intellectuelen, maar de meeste Russen leefden niet zo’

Hoe overleefden gewone Russen onder het stalinisme (1924-1953)? Over dat weinig belichte thema heeft de befaamde Britse historicus Orlando Figes (1959) het ontluisterende boek Fluisteraars geschreven. Figes publiceerde eerder over de Russische revolutie het vuistdikke Tragedie van een volk en over de Russische culturele geschiedenis het indrukwekkende Natasja’s dans. Voor zijn nieuwste boek interviewde hij honderden gewone Russen, van voormalige ‘vijanden van het volk’ tot informanten en partijbonzen. Fluisteraars biedt een unieke inkijk in het leven in de kommoenalka’s (huizen waar keuken en sanitair gedeeld werden door meerdere gezinnen), fabrieken en kampen. Ook toont het hoe verscheurend de morele dilemma’s waren waarmee praktisch alle sovjetburgers werden geconfronteerd.

Geloofden gewone Russen in de waarden van het sovjetregime?
‘Gewone Russen kregen vanaf hun jeugd in de Komsomol de sovjetwaarden ingepeperd. Ik heb veel mensen gesproken die in Stalin bleven geloven, zelfs als ze onder het stalinisme waren vervolgd. Ook een begrip als “vijanden van het volk” was ruim geaccepteerd. Mensen van wie de ouders als vijanden van het volk werden gedeporteerd, bleven ervan overtuigd dat er destijds veel vijanden van het volk rondliepen. Wie zijn hele leven in dat systeem leefde, was verplicht twee soorten waarheid met elkaar te verzoenen: de ideologische dogma’s en de eigen ervaring. Daarom vond ik gewone mensen ook interessanter dan intellectuelen, die van meet af aan geen jota van de ideologie aannamen. Bij hen heb je niet de interne verscheurdheid die je bij gewone mensen wel vindt. Ons begrip van het leven onder Stalin is sterk beïnvloed door de memoires van intellectuelen. Maar de meeste Russen leefden niet zo. Ze waren gedwongen binnen het systeem een plaats te vinden.’

Wilde u een begrip als ‘kommoenalka’ van zijn ideologische opsmuk ontdoen door te tonen wat het in de praktijk betekende?
‘Er bestaat nog steeds een mythe rond de kommoenalka’s. Wie het als kind meemaakte, herinnert zich de fijne kanten ervan. Maar de volwassenen vertellen een ander verhaal. Zij hebben het over angst, gebrek aan privacy, wantrouwen en ruzies die uitmondden in aangiftes. Door de dunne muren kon je alles verstaan wat er in de kamer naast je werd gezegd. Mensen zeiden dan ook niet hardop wat ze dachten, zelfs niet in hun eigen huis. Mijn boek heet niet toevallig Fluisteraars: zwijgen of fluisteren was in de sovjetsamenleving normaal.’

Velen keerden zich af van hun gedeporteerde familieleden. Hoe konden ze daarmee leven?
‘Er waren veel manieren om dat te rationaliseren. Velen beweren dat ze aannamen dat de arrestatie van hun familieleden een vergissing was, maar dat ze ervan overtuigd waren dat die van andere mensen terecht was. Sommigen praatten de arrestaties goed met argumenten als “je kan geen omelet bakken zonder eieren te breken”. Weer anderen dachten dat er zoveel vijanden van het volk waren dat het onvermijdelijk was dat de politie fouten maakte.
Valentina Tichanova was vijftien toen haar beide ouders werden gearresteerd. Toen ik haar vroeg wat ze toen dacht, antwoordde ze dat ze zich geen vragen stelde. Valentina’s reactie was een gangbare manier om met de werkelijkheid om te gaan: door vragen te ontwijken. Een meisje als Valentina moest in dat systeem verder leven. Vandaag is het natuurlijk makkelijk om te oordelen, maar wat zouden we zelf hebben gedaan? Die mensen hadden het bijzonder lastig. Overal moesten ze een vragenformulier invullen: op school, in de fabriek… Telkens werd daarin gevraagd of er familieleden waren gearresteerd. Wie naar waarheid invulde dat hij bijvoorbeeld uit een koelakkenfamilie kwam, werd uitgesloten. Veel mensen besloten dus om te liegen. Er waren trouwens veel gedeporteerde ouders die hun kinderen aanmoedigden om hen te verraden. Ze beseften dat ze anders geen kans maakten in het systeem.’

Waarom heeft u Konstantin Simonov als hoofdfiguur gekozen?
‘Het interessante aan een functionaris als Simonov is dat hij archetypisch voor zijn generatie was. Omdat hij een aristocratische achtergrond had, leefde hij in angst dat zijn “besmette biografie” hem uit de maatschappij zou zetten. Misschien was hij daarom meer toegewijd als sovjetburger. Hij had niet de morele moed om uit het systeem te stappen en begon vrienden en intimi te verraden. Een belangrijke vraag is waarom er zoveel mensen in het stalinisme meedraaiden. Simonov geeft ons een paar antwoorden. Zijn biografie toont hoe de morele collaboratie werkte. Hij moest onmogelijke keuzen maken. Het was heus niet zo makkelijk om Simonov te zijn.’

Sommige kinderen van gedeporteerde ouders konden onderduiken. Zaten er zoveel gaten in het systeem?
‘De dertienjarige Marksena Karpitskaja bleef achter na de deportatie van haar ouders. Ze kon onderduiken in een kommoenalka en alleen overleven. Het sovjetsysteem was de Stasi niet: het beschikte niet over adequate informatie over de burgers. Daarom is het vreemd dat er in 1937, de tijd van de Grote Terreur, niet meer mensen vluchtten. Jevgenia Ginzberg vertelde dat haar echtgenoot was opgepakt en dat ze zelf verwachtte te worden gearresteerd. Haar schoonmoeder, een boerenvrouw, raadde haar aan te vluchten. Op het platteland deden mensen dat voortdurend: het was mogelijk! Maar mensen als Ginzberg wachtten gewoon hun arrestatie af. Dat komt omdat de “believers”, die vertrouwden op de rechtvaardigheid van Stalin, er veel voor over hadden om hun onschuld te bewijzen.’

Hoe valt het te verklaren dat zoveel mensen hun familieachtergrond ook voor hun intimi verzwegen?
‘Mensen verborgen hun besmette biografie. Ze kochten valse papieren en veranderden van identiteit. Daarover praatten ze met niemand, zeker niet met hun kinderen, want kinderen praten nu eenmaal gauw hun mond voorbij. Ze waren ook bang dat hun kinderen zouden worden uitgesloten. Of ze wilden hen er niet mee bezwaren. Antonina Golovina ging nog verder. Aan geen van haar beide echtgenoten, met wie ze telkens twintig jaar was gehuwd, vertelde ze dat ze uit een koelakkenfamilie kwam. Ook dat was niet zo ongewoon. Veel mensen vonden het te gevaarlijk om hun familieachtergrond aan hun echtgenoot op te biechten.’

Waarom heeft u dit boek aan uw moeder opgedragen?
‘Mijn moeder groeide op in een Joodse familie in Berlijn. Haar ouders vluchtten in 1939 naar Londen. Andere familieleden gingen naar New York. Maar de rest van de familie kwam om in de gaskamers. Dat maakt mij gevoelig voor de besmette biografieën in de Sovjetunie. Ik weet wat het betekent om grootouders te hebben die nooit praten over hun verleden. Er zijn resonanties tussen de verhalen in mijn boek en de dingen die met mijn familie zijn gebeurd. Als ik dus een boek aan mijn moeder wilde opdragen, moest het Fluisteraars zijn.’