Louis Lehmann moest disc-jockey worden, er zat niets anders op.

Toen de dichter Louis Lehmann (1920) zo’n elf jaar geleden met zijn radiopraatjes over muziek begon, kon hij niet bevroeden dat het er in totaal zo’n 450 zouden worden. Van de programma’s zijn er nu meer dan veertig getranscribeerd, bewerkt, gebundeld en uitgegeven door de Gouden Reaal uit Amsterdam. Achter die uitgeversnaam verschuilt zich Lehmanns partner Alida Beekhuis die besloot om het muziekboekje zelf te brengen nadat uitgever Laurens van Krevelen de teksten 'te lapidair' had genoemd, terwijl die in 2005 nog zo prachtig Lehmanns ‘De tewaterlating van een theorie’ had gebracht in de reeks Brumes Blondes.

Lapidair? Ach, in het nu verschenen boekje lezen we bijvoorbeeld: ‘Dit wordt een uitzending van een van de Mexicaanse mariachi orkesten. Daar ben ik bijzonder op gesteld, en een van de redenen is dat men daar de violen, vooral in meervoud, niet gebruikt om smeltende effecten à la André Kostolanetz te bereiken, maar in de wetenschap dat ze, mits in voldoende kwantiteit, even hard kunnen snerpen als trompetten. En dan de Mexicaanse liederen. Over het 'folklore' karakter van deze muziek hoeft men zich niet veel illusies te maken: Deze liederen die de mariachi spelen zijn een bloeiende popindustrie. Ik heb hier een plaat, of liever een cassette van Jorge Negrete, een zanger met een zeer behoorlijke stem die in Mexico erg beroemd is en in vele films is opgetreden. Dit genre muziek vereist dat de zanger zich in vele liederen als de bard met zijn pistolen en zijn met zilver geborduurde hoed presenteert. Dat is dan de beroemde 'charro’ hoed die een staagje heeft naar de bol, opdat de voorkant met de zeer brede rand omhoog blijft staan.’ En even later vervolgt Lehmann: ‘En dan is er steeds die virtuoze dosering van de triestheid. Zelfs de mariachi gaan er van huilen. De mariachi worden stil en het glas valt uit mijn hand zonder dat ik het merk. Wie zich nog illusies maakt over voordelen van een zuidelijk temperament wil ik erbij zeggen dat in vele mariachiliederen het geld genoemd wordt en een rol speelt, el dinero, U kunt het herkennen.’

Hoe werd Louis Lehmann in 1995 programmamaker? Lehmann zelf zegt kortweg: ‘Ik werd ervoor gevraagd.’ En dat antwoord brengt ons bij Wim Noordhoek. Noordhoek: ‘Ik heb het in de tijd dat Louis van de poëzie niets meer wilde weten, en er zelfs niet meer over wilde praten met hem veel over muziek gehad. Allereerst liet ik, eind jaren '80, zijn composities door Guus Janssen spelen. Weldra worden deze en andere composities trouwens ook als partituur uitgegeven. Geïnteresseerden moeten dat maar aan Alida vragen. Ik zei ''Louis, er zit niet anders op, je moet disc- jockey worden''. Bijzonder aan hem is ten eerste dat hij zelf speelt, leest en componeert, zodat hij andermans werk goed kan beoordelen, en verder is zijn werkelijk all-round muziekkennis uniek. Van eigentijds Afrikaans tot renaissance, van ragtime tot habanera etc. Klassiek, jazz, pop, etnisch, folk, er zijn geen grenzen bij Louis. Wanneer hij geen plaat had van interessante bladmuziek speelde hij het thuis zelf op cassette voor de uitzending.’

Is het allemaal niet een beetje veel? Lehmann zegt ook al dat hij zichzelf bij zijn muziekkeuze geen enkele beperking heeft opgelegd. Welke accenten zijn er toch te melden?
Noordhoek: ‘Weerkerend is Latijns-Amerika. Zijn vader was stuurman op de grote vaart, en bracht platen mee uit Argentinië en Brazilië, en kon ook tapdansen. Louis danste ook, tot op hoge leeftijd. Toen hij niet meer dansen kon kreeg hij een depressie, die goddank is overgegaan.’

Aan alles komt een einde, zelfs aan depressies. En aan zijn radiorubriek.
‘Louis was onze oudste disc-jockey. Met het stoppen van zijn rubriek verdween een ongelooflijke muzikale eruditie van de radio. Ik heb veel van hem geleerd. Onder meer dat je met muzikale intelligentie dwars door de genres heen kunt gaan. Alles heeft met alles te maken.’

Welke uitzending van hem zal je nooit vergeten?
‘Onvergetelijk is die over natte en droge muziek, een onderscheid dat ik niemand ooit heb horen maken. Ik vraag me inmiddels regelmatig af als ik iets hoor: is dat nu nat of droog? In het boekje dat op de Beurs verkrijgbaar is is de tekst ervan afgedrukt.’

Bij Alida Beekhuis dus van de Gouden Reaal. Waarover zij vertelt: ‘Een aantrekkelijke tekst, een PC met daarop een grafisch programma, een redelijke printer en een boekbindcursus. Dat is alles wat nodig is om een mini uitgeverijtje te beginnen. René en ik stichtten zo de Gouden Reaal, nu zo’n 10 jaar geleden. Omdat één boekje maken al gauw drie kwartier kost, was de oplage altijd uiterst klein. Van één boekje Herinneringen van een honderdjarige heb ik er zo’n vijftig gemaakt, maar verder bleef de oplage beneden de 15 en eigenlijk produceerden wij altijd alleen op aanvraag. Een CD is er niet bij, maar wel een precieze verwijzing naar hetzelfde archief van de VPRO-radio op Internet, waar ik ze vanaf getranscribeerd heb, zodat ieder die dat wil zo’n praatje zelf kan horen met de besproken muziek erbij.’
Zo ontstond een zeer modern, multimediaal project. Met nog een schitterend voordeel. Alida Beekhuis: ‘Ik maak steeds zo’n vijf exemplaren tegelijk; zit er nog een tikfout in, dan is die ogenblikkelijk te herstellen. Dat is het voordeel van deze manier van ‘drukken’.’