Hij schrijft poëzie, essays, romans en veelgeprezen biografieën. Na Charles Dickens, T.S. Eliot, William Blake en Londen zette hij zijn tanden in William Shakespeare: Peter Ackroyd, meesterbiograaf.

Goed, hij heeft dat lichte spraakgebrek waardoor de 'r' er als een 'w' uitkomt en je onvermijdelijk aan Bugs-Bunny-jager Elmer J. Fudd moet denken ('Be vewy vewy qwiet...'). En zijn minieme Clark Gable-snorretje danst al even tekenfilmachtig op zijn bovenlip. Maar verder is alles aan de Brit Peter Ackroyd (1942) imposant. Zijn postuur, zijn eruditie en bovenal zijn in razend tempo groeiende oeuvre. Rond de drie dozijn boeken heeft hij inmiddels op zijn naam staan - poëzie, essays, romans én veelgeprezen biografieën van ondermeer Charles Dickens, T.S. Eliot, William Blake en Londen, de stad waar zijn hele werk om draait.
Je schrijft zo snel, hoort hij vaak. '"Je doet maar twee jaar over zo'n biografie!" Maar als ik er langer over deed zou ik me dood vervelen. Twintig jaar aan zoiets werken... ik zou het niet kúnnen.
Maar, lacht hij geruststellend, voor een deel van de research heeft hij twee assistenten. 'Dus ik ben eigenlijk met z'n drieën, een afschuwelijke gedachte. Het is zoiets als de werkplaats van een oude meester: sommige leerlingen waren goed in bomen, andere in wolken, de meester zelf deed hier en daar wat en verpatste het doek dan onder zijn naam.'
Eén ding tegelijk doen lukt hem ook niet trouwens. Naast de vertaling van zijn indrukwekkende Shakespeare, de biografie verschijnt de in dezelfde periode geschreven roman Mary Lamb, het verhaal van boekhandelaarszoon Charles Ireland die in de achttiende eeuw een 'teruggevonden' toneelstuk schreef onder de naam William Shakespeare, en daar bíjna mee wegkwam.
Waarschijnlijk is dit zijn laatste klassieke biografie, weet Ackroyd: 'Na het Londen-boek was het eigenlijk een stap in de verkeerde richting. Ik wil andersoortig historisch materiaal gaan schrijven, zoals de biografie van de rivier de Theems die ik net heb afgerond. Maar Shakespeare was de ultieme uitdaging. Een bepalende figuur in de Engelse verbeelding en tegelijkertijd een enigma.'
Dat er over Shakespeares leven bitter weinig feitenmateriaal beschikbaar is, was geen bezwaar. 'Dat wist ik van te voren. En bepaalde aspecten kun je, op basis van educated guesses, met een romanachtige sluier bedekken. Daarbij hielp het dat ik ook fictie schrijf. Dat geeft in elk geval een beetje fantasievolle overtuigingskracht aan je
interpretaties.'

Groezelige chaos
Hij zwijgt even, en vervolgt beslist: 'Ik zie sowieso weinig verschil tussen romans en biografieën. Het is alsof je een componist vraagt: waarom schrijf je strijkkwartetten én symfonieën? Muziek is muziek en schrijven is schrijven. Je doet onderzoek, ordent je aantekeningen en begint. Welk genre je gebruikt bij een onderwerp is bijna een kwestie van instinct.
Bovendien was Ackroyd minstens zo geïnteresseerd in de cultuur en maatschappij ten tijde van Shakespeare als in de man zelf: 'Een van de redenen dat ik deze biografie wilde maken was dat ik nooit de gelegenheid had gehad om uitgebreid over het Londen van de zestiende eeuw te schrijven, en dan vooral over de theatrale aspecten van de stad. Door die te bekijken kwam hij voor mij meer tot leven dan door welke andere benadering ook.
Het was een tamelijk nieuwe aanpak, ontdekte hij toen hij de ontelbare studies over zijn onderwerp begon te lezen. Terwijl de manier waarop hij de stad en de theaterwereld in beeldende details beschreef juist de grote kracht van zijn boek werd. De geur en de groezelige chaos, de moordende concurrentie en de opwinding van een heel genre dat zijn plek vindt. 'Een definitie van genie is iemand die in een symbolische relatie staat tot zijn of haar tijd, en dat doet Shakespeare zonder twijfel. Londen was destijds de eerste stad die theaters oprichtte als een publiek instituut, er was een ware explosie van dramatische activiteit. Dat was cruciaal voor de ontwikkeling van zijn stukken en zijn karakter. Hij was een theaterdier en een zakenman. Ingenieus, energiek, ambitieus en hardwerkend. Je kunt hem bovendien niet echt begrijpen zonder in te zien dat hij ook een acteur was die samenwerkte met andere acteurs. En hij was waarschijnlijk een van de eerste professionele schrijvers, wat betekende dat hij zijn brood verdiende met het aanspreken van een publiek, in plaats van te leven op kosten van een mecenas of de kerk.'

Veel te lang
De ideale voedingsbodem voor een 'geboren entertainer.' Meer een ambachtsman in de traditie van de middeleeuwse gilden dan een kunstenaar, laat staan een intellectueel of filosoof: 'Er wordt eindeloos gedebatteerd over waar zijn stukken over gaan. Er verschijnen pillen van studies over zijn Symboliek en zijn Thema's. Maar volgens mij had hij zelf geen idéé wat ze betekenden. Hij vertelde een boeiend verhaal en gaf de mensen wat ze wilden zien. Zwaardgevechten waarin handen werden afgehakt, moeders die hun kinderen opaten in een pie, alles waar het publiek op reageerde gooide hij erin.'
Wat niet betekent dat de subtiliteiten van zijn verzen de toeschouwers ontgingen. Het beeld van een primitief brullende menigte is nonsens: 'Echte woestelingen konden zich niet eens een kaartje veroorloven. In de zalen zaten hovelingen, advocaten en rechtenstudenten, een paar burgers, een paar vrouwen, een paar prostituees. Een eclectisch maar ontwikkeld gezelschap.'
Sterker, Shakespeares stukken waren meer aan hen besteed dan aan de hedendaagse theaterganger: 'Als je naar een moderne opvoering gaat, kan tachtig procent van de toeschouwers er geen woord van volgen. Ze begrijpen de taal niet, ze begrijpen niet wat er op het toneel gaande is en het duurt ze allemaal veel te lang. Halverwege zie je ze zich verveeld afvragen wanneer het eindelijk achter de rug is. En dan die arme kinderen die erheen worden gesleept! Die moeten zich na afloop uitgeput voelen. I know I do. Je kunt die stukken veel beter lezen. Dat wordt nooit saai. Op papier blijven ze vitaal en energiek.'
En, o ja, de almaar terugkerende theorietjes dat die meesterwerken niet (alleen) door de man uit Stratford-upon- Avon geschreven zijn, daar wenste hij in zijn boek geen woord aan vuil te maken. Snobistische onzin: 'De mensen die aanspraak maken op zijn literaire troon zijn allemaal edellieden en hovelingen. Het idee is dan dat een ongeschoolde jongen uit de provincie King Lear niet kon voortbrengen. Maar ten eerste had hij een prima opleiding - hij beheerste bijvoorbeeld
Latijn, wat meer is dat de meeste zogenaamde intellectuelen tegenwoordig kunnen zeggen. En iemand als Dickens heeft bijna helemáál geen onderwijs genoten, en geen mens die beweert dat zijn romans niet van hem zijn. Eén van de grote meesters van de 19de eeuw, en hij heeft hooguit een paar maanden in de schoolbanken gezeten.'