Schrijver Thomas Verbogt is enthousiast redacteur van een nieuwe literair poptijdschrift. Ook maakte hij een feestboek voor De Dijk. ‘Over goede popmuziek is het goed schrijven.’

Wahwah heet het nieuwe literair tijdschrift over popmuziek, uitgegeven door Nieuw Amsterdam. Thomas Verbogt (1952) is een van de redacteuren.

‘Schrijven over popmuziek door schrijvers, daar bestaat in Nederland nauwelijks een traditie in,’ zegt Verbogt. ‘Over klassieke muziek wel en over jaizzz, maar pop, daar werd lang wat wegwuiverig over gedaan. Onzin natuurlijk: over goede popmuziek is het goed schrijven. Neem Greil Marcus, die maakt een heel boek over ‘Like a rolling stone’, de opname van één liedje van Bob Dylan, en je leest het van begin tot eind ademloos. Hij weet die opwinding over te brengen die ontstond toen dat nummer werd wat het werd. En hij is niet bang om pretentieus gevonden te worden. Dat stempel heb je ook al gauw.’ Beslist: ‘Die muziek heeft de wereld in de tweede helft van de twintigste veranderd. De Stones, de Beatles, dat waren bands die iets ontregelden, dingen aan het wankelen brachten. Behalve dat het een soundtrack is van een generatie, was het een attitude. Je werd wakker gekust. Daarom vind ik het ook altijd zo erg als ze je ouwe hippie noemen als je het over muziek van vroeger hebt die belangrijk voor je is. Flikker toch op! Ik woonde ooit een concert bij van The Pretty Things. Nou, daarna was je leven écht een andere kwestie. Die sensatie, die opwinding, daar moet het in WahWah over gaan.”

Het eerste nummer van WahWah is veelbelovend, met ondermeer een uitstekend stuk van Erik Brouwer over Amerikaanse rappers die van achter de tralies carrière maken, een juke-joint-column van Daniel Lohues en een hilarische monoloog door Leon Verdonschot opgetekend uit de mond van de manager van Peter Pan Speedrock. En de ambities zijn groot. Een kwartaalblad vol ‘lekkere, lange stukken’ moet het worden, zoals je die in Engeland in Mojo en Uncut ziet. Met reportages en gedichten, korte verhalen en interviews. Er komen presentaties en optredens. ‘En het mag niet alleen een blad worden voor mannen die graag over Bob Dylan en Neil Young schrijven. We willen ook jonge mensen tot schrijven aanzetten. Jij weet zoveel over r&b? Nou, leg dan maar uit waarom ik die ene artiest of dat ene liedje belangrijk moet vinden.’

Wat hartstochtelijk schrijven over bands en hun plaatjes betreft gaf Verbogt regelmatig het goede voorbeeld. Met de verhalenbundel My Generation (2000), waarin hij beschreef hoe hij ooit met zijn buurman, de stoere zanger van de band Hank the Knife and the Jets, een concert van Vader Abraham bezocht en The Sweet-zanger Brian Connolly bezong; met stukken in Payola en HP/De Tijd. En recentelijk met Hart van De Dijk (Nijgh & Van Ditmar), een jubileumboek bij hun 25-jarig bestaan.

Pathos
Zoek je een scherp en kritisch boek, dan zit je hier fout. Hart van De Dijk moest een feestje worden. De schrijver geeft grif toe bevriend te zijn met zanger Huub van der Lubbe. De Dijk en hun muziek zijn hem dierbaar: ‘Het was heel inspirerend om met die mannen over het maken te praten, over wat je wilt dat een liedje dóet en hoe je uitkomt voor wat je belangrijk vindt. Want dat ze dat doen hoor je direct, ook aan die teksten: ze komen niet met trucjes, ze verzínnen niks. En er zit een soort pathos in die ik lekker vind. Niet van dat Hollandse zuinige, dat idee dat overal ironie bij moet.’

Verbogt’s toon is gul, lyrisch-met-een-nuchterrandje en persoonlijk. Proza waardoor je meteen zin krijgt om je cd’s van De Dijk uit de kast te halen of de nieuwe verzamelaar Zullen we dansen te kopen. ‘Volwassen rockmuziek moet je niet te analytisch benaderen. Het is veel te leuk om het op een manier te doen die in het verlengde ligt van de muziek. Soms dacht ik wel: goh, ik schrijf nu voor de zóveelste keer het woord “gevoel” op. Daar strooi ik normaal niet zo mee. Maar de volgende gedachte was: kom op, het hoort erbij.’ We mompelen een refrein: ‘Laat het vanavond gebeuren / Laat het vanavond zo zijn.’ ‘Precies: laat het vanavond gebeuren. Wát dan?! Het staat er niet en tóch weet ik wat ze bedoelen.’ Daar gaat het vooral over in dit boek: over dat gevoel en hoe je het oproept. Verbogt cirkelt eromheen met interviewfragmenten, eigen observaties en een bloemlezing uit het knipselarchief van de band. ‘Toen ik die vijf ordners doorlas, realiseerde ik me dat er nauwelijks iets veranderde. Het zijn dezelfde mensen die trouw zijn gebleven aan hetzelfde soort muziek. Rhythm and blues en soul, met de laatste jaren misschien een wat grotere rol voor het chanson. Het is Europese rockmuziek geworden, chansonachtige blues.’

En over wat ze doen en niet doen denkt De Dijk ook nog hetzelfde, bleek toen de organisatie van het huwelijk van Willem-Alexander en Máxima belde of ze op de feestavond wilden spelen. Manager Jantien Keunen: ‘We doen geen bruiloften.’ 'Dat is voor hen helemaal helder,’ lacht Verbogt. ‘Jantien regelt alles, en heeft opvattingen waar je niet aan moet komen. Zij houdt de onzinverzoeken af, boekt de optredens en rijdt het busje. De drummer weet soms niet eens waar hij naartoe gaat ’s avonds.’ Dat Keunen getrouwd is met bassist Hans van der Lubbe is exemplarisch. ‘Als je voor De Dijk werkt, ben je óf met ze bevriend óf familie. Riskant, zou je denken, maar het lóópt niet fout. Bij hen klopt het nog steeds.’

Om dat familiegevoel draait het ook in Hart van De Dijk. En om gemeenschappelijke helden als Ramses Shaffy en Wally Tax, over wie Verbogt na diens dood noteerde: ‘Wally Tax, ooit zanger van The Outsiders, ooit zanger van Tax Free, er was héél veel “ooit” in het leven van Wally Tax, een leven waarin hij steeds verder en dieper verdwaalde. Hij werd gevonden in zijn keuken.’ ‘Toen ik ergens midden jaren negentig in Amsterdam ging wonen, kwam ik hem wel eens tegen,’ vertelt hij nu. ‘Dan liep ik te joggen langs de Amstel, en stuitte ik op die verkreukelde ouwe indianenkop met dat shaggie in zijn mondhoek, die droog tegen me zei: “En, man, helpt het een beetje?”’