De kinderen van de keizer is een scherpe en geestige schets over de New Yorkse jetset. Een ‘9/11’-roman wilde Claire Messud niet schrijven, maar de ramp weglaten kon ze ook niet.

Het was vooral een moment van mógelijke verandering,’ zegt Claire Messud (1966). ‘Ik ken mensen die alles oppakten en naar de andere kant van het land verhuisden. Die zich realiseerden: het leven is kort en ik wil hier niet wonen. Mensen die gingen scheiden, trouwden of kinderen kregen. Maar velen besloten ook níet te veranderen. Het moment voorbij te laten gaan. Zoals in die scène in Anna Karenina waarin ze zéker weet dat ze ten huwelijk gevraagd gaat worden. Ze loopt met haar geliefde in het bos paddenstoelen te zoeken, zij kijkt hem verwachtingsvol aan, en hij vraagt alleen: “Denk je dat we zo genoeg hebben voor een maaltje?”’
Als we haar spreken is het grote vijf-jaar-na-deramp-herdenken in volle gang en 'De kinderen van de keizer' net verschenen, haar fantastische nieuwe roman die speelt in New York tussen maart en november 2001. Het zal kortom de eerste noch de laatste keer zijn dat haar wordt gevraagd naar de impact van de aanslagen op de Twin Towers.
Maar, echt, een ‘9/11’-roman heeft ze nooit willen schrijven. Sterker: de eerste aanzetten tot haar zedenschets rond drie dolende dertigers dateren al van januari 2001. ‘In juli werd mijn dochtertje Livia geboren, en toen ik het manuscript een paar maanden later weer op wilde pakken, was de wereld waarover ik schreef compleet veranderd. Ik hád er toen voor kunnen kiezen het verhaal een jaar eerder te situeren, maar dat leek me valsspelen. Na een jaar worstelen en piekeren begon ik het als een uitdaging te zien de ramp er dan maar in op te nemen. Terloops, bijna.’ ‘Voor mij draait De kinderen van de keizer om mensen die gewoon hun leven leiden, hun liefdes en ambities hebben. 11 September is niet waar het boek over gaat of waar het naartoe werkt, het ís er gewoon.’
Goed, terug naar het leven vóór Al-Qaida, toen haar grootste uitdaging nog was om een roman überhaupt in Amerika te laten spelen. Want hoewel het haar vierde boek is, durfde Messud dat nu voor het eerst. ‘Gewoon omdat ik hiervoor het gevoel had dat ik het land niet genoeg kende. Ik ben er geboren, maar mijn vader is Frans, mijn moeder Canadees en ik ben grotendeels in Australië opgegroeid. Toen ik terugkwam, ging ik meteen op campus wonen, en na een paar jaar vloog ik alweer naar Engeland om aan Cambridge te studeren.’ Ze lacht: ‘Ik had daar een Pakistaanse vriendin die net
zoveel van het leven in de VS wist als ik.’

Darkrooms
Inmiddels woont ze tien jaar met haar Britse echtgenoot in haar geboorteland. Lang in Washington, sinds kort in een voorstadje van Boston, maar nooit in de kringen van de New Yorkse jetset die ze hier beschrijft. Toch lag die setting voor de hand.
‘Toen ik naar Engeland vertrok, ging iedereen die ik van Yale kende erheen. En eigenlijk heb ik altijd gedacht dat ik er ook terecht zou komen. Het is een soort parallel leven, onbekend maar via mijn vrienden toch heel vertrouwd.
Hóe vertrouwd blijkt wel uit haar scherpe en geestige schets van het milieu van haar hoofdpersonages. Danielle, een onzekere tv-producente die wanhopig probeert íets te maken waar ze zelf achter kan staan. Julius, die voor zijn armeluisbestaantje een façade van succes optrekt als een vilein literair criticus, en eenzaam homobars en darkrooms afstruint. En Marina, de dochter van een legendarische journalist uit de jaren zestig, die al jaren werkt aan een quasi-intellectueel boek over de sociologische duiding van... kinderkleding.
Wat het vriendengroepje gemeen heeft is de onwrikbare overtuiging dat ze récht hebben op succes, beaamt de schrijfster. ‘Ze zijn net zo naïef, ambitieus en arrogant als ik en mijn vrienden. Twee van mijn beste maatjes waren regisseurs, en ik weet nog dat ze zeiden: “Wij staan vóór ons dertigste op de cover van Time.” Dat gevoel.’ ‘Toen ik mijn ouders vertelde dat ik schrijfster wilde worden, knipten ze meteen een advertentie voor een accountantscursus uit de krant. Dan had ik iets om op terug te vallen. Maar veel van mijn medestudenten kwamen uit een wereld waarin het een volkomen logische keuze was om te gaan schrijven. Hun ouders deden het, of kennissen van hun ouders. En als hun eerste boek er was, werd het meteen gelezen door Don Delillo. “Vriendje van de familie..."
‘Ik ben daar heel jaloers op geweest, maar later realiseerde ik me dat zo bevoorrecht zijn ook een last is. Neem Marina. Wil die nou écht zelf schrijven, of wil ze alleen maar op haar vader lijken? En hoe is het om in de schaduw van zo’n man op te groeien?’ Een
man die, in het geval van deze Murray Thwaite, bovendien een icoon is uit een tijd dat grootse idealen nog bestonden: ‘Toen ik opgroeide, wilden wij ook dolgraag rebelleren, maar er was gewoon niks om je tegen af te zetten of tegen te protesteren. Zo staan Marina en haar vrienden er misschien niet helemaal voor, maar toch kijken ze ook op naar die generatie. Naar de liberale held die kon vechten voor burgerrechten. Wat moeten zij daar tegenover stellen?’ De schrijfster zet een hoog stemmetje op: ‘Here we are, with all our talents! We’re só fabulous! Now what?!’
Tja, wat? Daniëlle, die volgens Messud het meest op haarzelf lijkt, begint met grootse plannen voor een documentaire over de aboriginals, maar moet uiteindelijk genoegen nemen met een reportage over liposuctie – beter voor de kijkcijfers. Julius vlucht in een rampzalig eindigende relatie. Marina laat zich meeslepen door de sinistere Ludovic Seeley, een Australische journalist die in New York de revolutie komt prediken, maar vooral geïnteresseerd is in wat die revolutie voor zijn eigen carrière kan betekenen. En zelfs Murray blijkt een luie poseur geworden.
De enige die nog echt ergens in gelooft is Bootie, een boekenwurmige neef van Thwaite, die naar de stad komt om zich in het volle, intellectuele leven te storten. ‘Ik voel een grote tederheid voor zijn totaal compromisloze naïviteit en zijn idealisme.’ Maar dat hij daarin teleurgesteld raakt, is onvermijdelijk:
‘Langzaam realiseert hij zich dat bijna alles wordt gedaan uit eigenbelang. Dat de wereld wordt gerund door mensen als Ludovic, mensen die streven naar macht en zich verbinden aan politiek, grote bedrijven, wát dan ook, om die te krijgen.’
Dat hij vervolgens radicaliseert, is misschien een brug te ver. Maar toch: ‘Bootie is zoals ik was op mijn zeventiende.’ Ze lacht: ‘Wat érg eigenlijk: een boek over narcisme, en het gaat allemaal over mij!’ Narcistisch zijn haar personages zeker. Op het hilarische af. Maar hoe geestig Messud hun egocentrische angsten en verlangens ook neerzet, uiteindelijk laat ze je ook met hen meevoelen.
‘Omdat het in mijn ogen heel echte mensen werden. Als recensenten schrijven: dat-en-dat personage is zo onuitstaanbaar, dan denk ik: zijn mijn neven en nichten onuitstaanbaar? Ik zie ze als familieleden. Je ziet hun fouten wel, maar je houdt toch gewoon van ze.’
Ze kijkt bedachtzaam. ‘Op een gekke manier kreeg ik door de klap die de geschiedenis op 11 september uitdeelde ook meer mededogen voor ze. Alsof ik ze daarna niet óók nog alle hoeken van de kamer hoefde te laten zien.’