De Deense auteur Morten Ramsland schreef met zijn tragikomische roman 'Hondenkop' een Scandinavische familiesaga – maar dan anders.

Ergens in het oosten van Duitsland rent mijn grootvader van vaders kant dwars over een vlakte. De moffen zitten hem op de hielen en hij heeft een schoen verloren; het vriest.’ Nee, de Deense schrijver Morten Ramsland verdoet zijn (en onze) tijd niet met
inleidende beschietingen. Vanaf de eerste zin van zijn 367 pagina’s tellende Noors-Deense familiesaga Hondenkop sleurt hij de lezer mee in de wervelende geschiedenis van opa Askild, oma Bjørk en al hun kleurrijke nakomelingen.
Wie bevreesd is voor een trage roman vol donkere naaldbossen waarin generaties Scandinavische sombermanzen hout hakken en rendieren villen, kunnen we gerust stellen: Hondenkop is een uiterst energiek boek, volgestouwd met schitterende personages en verhalen, vol humor en vaart verteld. Een bonte stoet van ooms, tantes,
neven en nichten passeert de revue, die behalve onder hun eigen naam ook nog eens worden opgevoerd onder bijnamen als Speksmoel, Appelkop, Flapoor, Slagtand en Mokkel.
Soepel heen en weer springend tussen heden en verleden vertelt de ik-figuur Asger hoe zijn grootvader Askild als overmoedige jongeman de oorlog ingaat en er gebroken weer uitkomt. Hoe de rijke redersdochter Bjørk deze mislukkeling verkiest boven de jonge dokter Thor en hoe hun huwelijk langzaam ten onder gaat aan Askilds drankzucht en temperament. Hoe hun zoontje Flapoor zich, gekweld door vele kinderangsten, opsluit in een keukenkastje waar hij eindeloos monsters tekent. Ramsland wisselt doldwaze
scènes af met onvervalst magisch-realistische. Alleen bevinden de hoofdrolspelers zich nu eens niet in een stoffig Colombiaans dorp, maar aan de frisse kust van Noorwegen.

Blikjes frisse lucht
Het vertelplezier van de schrijver is enorm en nu blijkt hij ook nog eens een onvervalste bestseller te hebben geproduceerd. Al 130.000 van de vijf miljoen Denen kochten Hondenkop en diverse buitenlandse uitgevers overboden elkaar op de vertaalrechten. Morten Ramsland (1971) is zelf ook enigszins overrompeld door zijn succes. Zijn eerste roman Acaciadromen werd tien jaar geleden nog afgekraakt.
‘De recensenten vonden het niks, de lezers vonden het niks en mijn vrouw vond het ook niks.’ Nu is de jongensachtige auteur, die twee opvallend grote maar niet geheel identieke bakkebaarden heeft gekweekt, in Amsterdam om deel te nemen aan een Deens festival. Want het gaat goed met de Deense literatuur.
'Elk jaar is er een nieuwe jonge Deense schrijver die doorbreekt, ook internationaal. Ik weet eigenlijk niet of dat toeval is of dat er op dit moment iets speciaals gebeurt in Denemarken. Ik neem niet echt deel aan het literaire leven, want ik woon in Århus en het literaire milieu concentreert zich vooral in Kopenhagen. Er wordt wel veel geklaagd over gebrek aan aandacht voor literatuur in de media, maar ik heb begrepen dat dat in Nederland nog veel erger is.’
Hoewel Ramsland Scandinavische literatuur studeerde, heeft hij niet het gevoel deel uit te maken van een traditie. Zijn favoriete auteurs vormen tezamen een wonderlijk trio: Salman Rushdie, John Irving en de IJslander Einar Mar Gudmundsson. Voor Hondenkop liet hij zich echter vooral inspireren door zijn grootmoeder, die model stond voor de fantasierijke Bjørk, die zich op haar oude dag in leven houdt met blikjes frisse lucht uit haar geboortestad Bergen.
‘Mijn grootmoeder van moeders kant was de grote verhalenverteller van mijn familie. Als kind luisterde ik eindeloos naar haar verhalen en ik heb sinds ik schrijf geweten dat er schatten begraven lagen in mijn eigen familie waarmee ik iets wilde doen. Met name de verhalen over Askild en Bjørk zijn heel biografisch. Mijn eigen grootvader heeft net als Askild in een concentratiekamp gezeten, is ontvlucht en weer gepakt. Hij was net als
Askild scheepsingenieur, schilder en alcoholist. Alleen schilderde hij niet kubistisch maar klassiek-romantisch. Ik heb de beste verhalen uit mijn familie genomen en daar van alles omheen bedacht. Ik wilde ervoor waken dat de biografische elementen het verhaal in de weg gingen zitten. De relatie tussen biografie en fictie is troebel, want het heeft me bijna zes jaar gekost om het boek te schrijven en als je zolang aan een verhaal werkt weet je soms niet meer of je iets hebt verzonnen of niet.’
Tijdens het schrijven leefde Ramslands grootmoeder nog, en hij heeft haar meermalen ondervraagd over het verleden, zonder overigens al te zeer in details te treden over de roman die hij aan het schrijven was.
‘Ze wist wel dat ik iets wilde doen met haar verhalen, maar ik heb haar bewust een beetje in het ongewisse gelaten over wat ik van plan was. Ze stierf een half jaar voordat het boek uitkwam. Eigenlijk was zij het enige familielid voor wiens reactie ik een beetje bevreesd was. Vooral het publiek maken van Askilds drankverslaving had ze vermoedelijk niet op prijs gesteld. Het grootste deel van het boek gaat over Askild, Bjørk en hun zoon Flapoor, mijn vader. Ook hij is gestorven terwijl ik aan het boek schreef. De beste verhalen komen uit de oudste generaties, zo gaat dat in de meeste families; die verhalen zijn het meest verteld en telkens een beetje mooier gemaakt.’
Askild is ondanks alle zijlijnen duidelijk de centrale figuur in het verhaal. Hij is een sterk dramatisch personage, niet erg sympathiek maar wel zeer onderhoudend in al zijn nukken en grillen. ‘Zonder Askild was het boek er niet geweest. Hij is zeker een extreem personage, maar ik heb hem wel beschreven met een zekere warmte en sympathie. Een van de sterke punten van de klassieke familiesaga is dat je als lezer het hele verhaal meekrijgt. Als Askild louter als oude, verbitterde dronkaard was beschreven, was het erg moeilijk voor de lezer geweest sympathie voor hem te voelen. Maar omdat je ook zijn geschiedenis kent, begrijp je waarom hij zo is geworden en dat maakt hem toch geloofwaardig. Bovendien is hij vaak heel grappig. Ook daarin heb ik naar de juiste
balans gezocht. Ik wilde noch een heel serieus noch een heel grappig boek schrijven; het is een mix tussen tragedie en komedie.
Komedies zijn alleen interessant als er ook serieuze elementen in zitten. Je lacht vaak het hardst om dingen die eigenlijk vrij tragisch zijn.’