Varkens zien er aandoenlijk uit, ze maken de leukste geluiden uit het dierenrijk én ze zijn intelligenter dan al die beren, kikkers en muizen bij elkaar. Die eigenschappen hebben nogal wat piglit, varkensliteratuur, opgeleverd.

‘Waar gaat papa met die bijl naartoe?’, vroeg Veerle aan haar moeder, terwijl ze de tafel dekten voor het ontbijt. ‘Naar het varkenshok,’ antwoordde mevrouw Gersteman. ‘Er zijn gisteravond biggen geboren.’
Dit is de ijzersterke opening van Charlotte’s web. Er zijn maar weinig Amerikaanse kinderen die deze klassieker van E.B. White niet kennen en dankzij de verfilming die deze week in première gaat, zal ook Nederland ongetwijfeld plat gaan voor het varkentje Wilbur en zijn spinnenvriendin Charlotte.
Het werd ook wel weer tijd voor een nieuwe varkensfilm, want de verfilming van Dick King-Smith’s Babe dateert alweer uit 1995. Die film werd, met dank aan de dertig biggetjes die tezamen de rol van Babe vervulden, indertijd een kolossaal succes. Hollywood houdt van varkens, al sinds Looney Tunes ‘That’s all folks’ Porky Pig en porcine princess Miss Piggy. En niet alleen op het doek zijn varkens geliefd. George Clooney heeft jaren een varken gehad dat luisterde naar de naam Max (Max heeft onlangs na 18 jaar trouwe dienst het loodje gelegd), Brutus is het hangbuikzwijntje van Jessica Simpson en John Lennon kocht ooit een biggetje op de markt in Hamburg dat hij Bruno doopte. Toen hij genoeg van hem had, gooide hij Bruno naar verluidt vanuit zijn hotelkamer naar beneden met de woorden ‘Look, a flying pig,’ een geestig bedoelde verwijzing naar het Engelse gezegde ‘Pigs can’t fly.’

Lekker wroeten
Babe en Wilbur zijn filmvarkens, maar ze begonnen hun leven als boekenvarken. En daar zijn er nogal wat van. Geen wonder, want varkens zien er niet alleen aandoenlijk uit, ze maken ook nog eens de leukste geluiden uit het dierenrijk én ze zijn intelligenter dan al die beren, kikkers en muizen bij elkaar. Die kwaliteiten hebben nogal wat literaire varkens opgeleverd. Of ze nu kleren dragen en kunnen praten of in een stal wonen en alleen knorren, kinderboekenvarkens zijn meestal zachtmoedig, vrolijk, slim en speels. Ook lui en gulzig natuurlijk, maar op een innemende, komische manier. Varkentje van Max Velthuijs doet weinig anders dan met een schort voor taarten bakken, terwijl het varken van Michiel van de Hazelhoeve stomdronken wordt na het eten van gegiste kersen. Olivia van Ian Falconer is ook een varkentje, maar dan het type dat net zo goed een beer of een meisje had kunnen zijn. Ze woont in een huis, zit op voetbal en heeft een hond. Toch koos de tekenaar ervoor van haar een varken te maken, waarschijnlijk zodat hij zich kon uitleven op krulstaartjes en grote flaporen.
Van dit soort vertederende varkens zijn er veel. Varkens die een tuinbroek dragen, in een bed slapen en met mes en vork eten. Maar er zijn ook levensechte boekenvarkens. Zoals Wilbur. Wilbur eet aardappelschillen en als hij jeuk heeft aan zijn rug, schuurt hij langs de planken van de omheining. Hij houdt van slapen en eten en omdat hij het enige varken is, voelt hij zich eenzaam en verveelt hij zich. Als hij ontsnapt, is het eerste wat hij doet lekker wroeten onder de appelboom. ‘Hij stak zijn sterke snuit in de grond en begon te duwen, te graven en te woelen. Hij voelde zich heel gelukkig.’ Zo zijn varkens, en dat maakt Wilbur zo anders dan andere boekenvarkens. E.B. White wist dan ook waarover hij het had. In zijn verhaal De dood van een varken tekende hij op hoe hij elke lente een varken kocht om dat in november te slachten. Dat is ook het lot dat Wilbur wacht. Op het nippertje voorkomt de spin Charlotte dat Wilbur eindigt als kerstham.

Onbetrouwbaar
Wilbur mag zijn trieste bestemming nog afwachten in een comfortabel hok, maar voor de meeste moderne varkens is dat niet weggelegd. Vandaar dat J.J. Voskuil in 1997 de stichting Varkens in Nood oprichtte, waarmee hij aandacht vroeg voor het lot van varkens in de bio-industrie. Na hem maakten ook schrijvers als Koos van Zomeren, Rindert Kromhout, Yvonne Kroonenberg, Mensje van Keulen, Jacques Vriens en Jan Terlouw zich sterk voor een humaner behandeling van het varken. Toch wordt het varken in de Nederlandse literatuur bar weinig bezongen. Ja, Anton Koolhaas, onze enige echte dierenschrijver, wijdde een verhaal aan het jolige varken Tip dat op een dag ineens de dikste van allemaal bleek met alle noodlottige gevolgen vandien. Hans Andreus, Annie M.G. Schmidt en Kees Stip dichtten over het varken. En Rudy Kousbroek, notoir varkensliefhebber, schreef naast enkele prachtige odes aan het varken een serie varkensliedjes.
Maar voor volwassen fictieve varkens moeten we toch over de grens. En dan zijn ze ineens een stuk minder aandoenlijk. Wie vergeet ooit het door de afschuwelijke Napoleon aangevoerde varkenscomité van George Orwell in Animal Farm? In Orwells universum zijn varkens weliswaar slim (ze zijn de enige dieren in de stal die erin slagen te leren lezen), maar ook buitengewoon wreed. Ook Art Spiegelman koos varkens om in zijn klassieke Holocaust-strip Maus een weinig geliefd volk te verbeelden. In Maus zijn de Duitsers katten en de Polen varkens: lui, inhalig en onbetrouwbaar. In de roman Het varkenspaleis van Kitty Fitzgerald vervullen varkens een heel andere rol. Ze geven zin aan het leven van de mismaakte, zwakzinnige Jack, die door zijn medemensen wordt veracht. Alleen tussen zijn varkens voelt hij zich veilig, geaccepteerd. Ze bieden hem warmte en troost en uiteindelijk wordt hij op een macabere manier één met hen wanneer Jack besluit zichzelf te laten opeten door zijn varkens. ‘Freya en haar varkens kwamen om me heen staan. In het licht van de maan kon ik zien dat hun snuiten en lijven bedekt waren met bloed. Er was niet veel meer van Jack over, alleen wat olieachtige vlekken en wat botjes en kraakbeen: donkere, robijnrode vlekken op de vloer van Boer Cottons koeienstal.’
Nog bonter maakte de Franse schrijfster Marie Darrieussecq het in haar debuutroman Zeugzoenen, waarin de vrouwelijke hoofdpersoon langzaam verandert in, inderdaad, een zeug. Ze krijgt dikke, rode wangen, knort in haar slaap en heeft ineens onbedwingbare trek in rauwe aardappels. ‘Ik vond dat ik er in de spiegels mooi uitzag, een beetje rood dat wel, een beetje spekkig maar wild, ik weet niet hoe ik het moet zeggen.’ Maar wanneer ze even later een derde borst ontwikkelt en haar haar als borstels overeind gaat staan, is ze minder enthousiast. Vrouw wordt zeug.

Dikke kuiten
Zijn er dan in de piglit geen leuke literaire varkens voor grote mensen? Jazeker wel: ‘Het varkentje heette Mefisto en was de trots en attractie van het dorp. Het gehoorzaamde perfect, was brandschoon en roze en het liep op zijn hoefjes als een vrouw met dikke kuiten op hoge hakken.’ Mefisto vervult een piepklein maar onvergetelijk bijrolletje in Milan Kundera’s De ondraaglijke lichtheid van het bestaan. En ook hier wint het filmvarken in overtuigingskracht van het boekenvarken. Iedereen herinnert zich de vrolijke scène waarin Mefisto bier drinkt in de kroeg, met Tomas, Tereza en zijn baasje, de voorzitter van de coöperatie. Maar in het boek komt het niet zover. Op weg naar de kroeg wil de voorzitter terug om Mefisto te halen, maar iemand roept: ‘Dat hoeft niet, één varken is al genoeg.’
Na Mefisto en Babe promoveert nu ook Wilbur tot onsterfelijk filmvarken. Of, om in Hollywoodjargon te blijven: fat, fabulous and fictional.