Het kunstprogramma Picabia reisde af naar Londen om in het hoofd te kijken van de Britse cartoonist Glen Baxter terwijl hij de cover van VPRO-gids 25 maakte.

Boodschappen doen op zaterdagochtend, wie heeft er geen hekel aan? Glen Baxter kan er zich in elk geval wel een voorstelling van maken, zoals wel meer mensen onder wie u en ik. Maar de manier waarop hij dat doet, maakt hem tot een veel gevraagde cartoonist. Zijn werk staat in Engelse en Amerikaanse bladen en kranten. Hij hangt in Tate Gallery in Londen. De man die in Baxters cartoon zijn hoofd buigt voor de horror op zaterdagmorgen doet dat in een rode motorboot, midden in het oerwoud: 'How he hated Saturday morning shopping'. Baxters tekeningen doen vreemd aan en zijn vorm van humor is absurd en surrealistisch, maar wat hij vertelt, is verbluffend alledaags.
Wie is er niet bang voor jodelbuien? Wie heeft geen last van roos? (Of kent wel iemand die er last van heeft? Dan kent u vast ook wel iemand die voortdurend bang is zijn polshorloge te verliezen.) Het kan allemaal eigenlijk best, ook al spelen de scènes zich af op exotische plekken als Kiffa, Mahdja of Lower Biddlington in Kent. En dat mannen en vrouwen niet met elkaar kunnen opschieten in het universum van Baxter, daar moet je niet te veel achter zoeken, vindt de tekenaar. 'Dat is toch de oerbron van al het drama in de wereld... heb je Ibsen wel eens goed gelezen?' Nee, het is waar dat de mensen in zijn cartoons niet echt met elkaar praten. Als ze communiceren is dat to hiss, boom, bark, croak, murmur, splutter, beam en bovenal: snap.
Maar dat komt, legt de tekenaar uit, omdat hij in zijn jeugd een HEEL GROTE fan was van Biggles-boekjes van Captain W.E. Johns. 'Ik denk dat ik er op mijn twaalfde al vijftig had gelezen en ik was helemaal weg van de manier waarop hij schreef. Niemand in de Bigglesverhalen "zei" zomaar iets. Ze meenden iets, of stotterden of hijgden iets.'
Biggles is niet de enige verwijzing naar vroeger.

Baxter, geboren in 1944 in Leeds, leeft in zijn hoofd, zoals hij zelf zegt. En in zijn hoofd zit nog heel veel vroeger, hoewel hij bijna dagelijks verwoede pogingen doet om zijn hoofd leeg te maken als hij baantjes trekt in het zwembad. 'Dan kom ik ook nog eens het huis uit, anders zit ik maar binnen te tekenen.'
De cowboys die in zijn cartoons opduiken - en over moderne kunst discussiëren - komen uit zijn jeugd. 'Boeken en films waren mijn enige ontsnapping in mijn jeugd. Ik ging drie keer per week naar de film, want het programma werd drie keer per week vernieuwd. Er was altijd een grote film uit Hollywood te zien samen met een nieuwsprogramma, een tekenfilm en een B-film. Die B-films waren altijd cowboyfilms. Gene Autry, Tom Mix en Roy Rogers. Mijn jeugd is gedrenkt in westerns. Ik leefde en ademde het stof van de prairie, mijn schrille kreten en rauwe gehoest weerklonk door de schriele straten van Leeds. Dan is het dus ook niet gek dat mijn werk nog
steeds is doordrongen van die sfeer.'

Dat was een magisch moment
'Dat was niet bepaald een gelukkige jeugd, moet ik zeggen. Ik groeide op in een grijze industriestad, Leeds dus, en mijn jeugd was van een onafgebroken saaiheid. Als je Engeland ziet in documentaires uit de jaren zestig lijkt het er nog steeds de jaren veertig. Engeland was arm, somber en grijs. Ik ben opgegroeid in een zwart-wittijd. Zelfs toen The Beatles opkwamen, heerste er nog die mentaliteit van de jaren veertig. Pas in 1968 begon er iets te veranderen, maar dat was ook omdat toen de hele wereld veranderde door studentenprotesten en de roep om democratisering. Dat was een magisch moment, net als in 'The Wizard of Oz' waarin ineens alles in kleur wordt.' Na zijn zwartwit-jeugd ging Baxter naar de kunstacademie. Daar merkte hij dat hij met Biggles toch erg uit de toon viel. 'Iedereen wilde als die Amerikaanse macho's schilderen. Grote abstracte werken zoals Jackson Pollock ze maakte. Dat vond ik belachelijk. Waarom kon het niet op een eigen, Engelse manier?'

Pop Art sijpelde nog maar mondjesmaat door op de kunstacademie en Baxter raakte ernstig teleurgesteld door de wereld van de moderne kunst. Zijn afkeer over 'de' kunst is nog steeds terug te vinden in zijn cartoons. Hij ging na zijn studie naar Londen, gaf les en schreef poëzie. En hij begon halverwege de jaren zeventig met zijn eerste cartoons. 'Als kind had ik nooit veel met strips, ik kende eigenlijk alleen de cartoons van Charles Addams. Later leerde ik Edward Gorey kennen en 'Zippy the pinhead en Mr Toad' van Bill Griffith. In 1974 ontdekte ik in New York een waanzinnige boekwinkel die tot heel laat open bleef. Het idee om midden in de nacht een boek of zelfs een stripboek te kopen leek me het einde.'

De cartoons van Baxter verschenen in London Magazine, ergens in 1978, waar ze werden opgemerkt door uitgever Jaco Groot van De Harmonie. 'Ik ontmoette hem en hij vroeg me wie mijn Engelse uitgever was en ik antwoordde naar waarheid dat ik er helemaal geen had. Hij nodigde mij uit in Amsterdam en in 1979 bracht De Harmonie mijn debuut 'Atlas' uit. Jaco is mijn eerste Europese uitgever. Dat was heel moedig, want toen kende niemand nog mijn werk en het was moeilijk exemplaren van mijn boek te slijten. Maar Jaco hield vol en vertrouwde op zijn oordeel. Hij bleek gelijk te hebben toen Jonathan Cape drie jaar later 'The Impending Gleam' publiceerde, mijn eerste Engelse boek. De eerste druk, zevenduizend exemplaren, was in een maand uitverkocht. Het bleef verkopen, tot zo'n zesentwintigduizend exemplaren.'

Haring, zijn lievelingseten
In de Verenigde Staten publiceerde Alfred A. Knopf 'The Impending Gleam' en daarna 'Atlas' en daarna 'His Life - The Years of Struggle'. Kees van Kooten boog zich over een vertaling. 'Glen Baxter, Zijn leven' verscheen in 1986. En toen was Glen Baxter een succes en dat is hij nog'steeds. Na de autobiografie verschenen onder meer nog 'The Billiard Table Murders', 'The Collected Blurtings of Baxter', 'The Further Blurtings
of Baxter', 'Blizzards of Tweed' en in 2004 'Loomings Over the Suet'.

De autobiografie 'Zijn leven' is overigens het enige boek in het Nederlands. Vertalingen
zijn helemaal niet nodig, want zijn Nederlandse fans spreken beter Engels dan sommige Engelsen. Het weerhoudt hem er niet van om af en toe naar Amsterdam af te reizen om de boekhandels af te struinen, oude jenever te drinken en zich ziek te eten aan haring, zijn lievelingseten.

Baxter inspireert nog steeds jonge tekenaars. Jeroen Funke (geboren 1976), een van de vier leden van stripcollectief Lamelos (verantwoordelijk voor inmiddels twee albums van Kaasheld), kan eigenlijk niet bevatten dat Baxter nog steeds leeft. 'Zijn plaatjes doen zo ouderwets aan, het lijkt wel de negentiende eeuw. Het hoort hier in de kast tussen mijn boeken over 'Onmogelijke Uitvindingen', en natuurlijk '150 Verbazingwekkende experimenten met huishoudelijke voorwerpen voor jong en oud', uit 1890.' Funke ontdekte Baxter pas nadat hij afstudeerde van de kunstacademie in Kampen. 'Dat het kan! Veel mooier dan Kuifje. Hij tekent zo serieus mogelijk uit de losse pols. Je moet niet te veel je best doen als je iets gaat natekenen. Cartoons worden juist leuker als het ergens niet klopt.' Elise van Iterson (geboren 1983) studeert dit jaar af aan de kunstacademie in Amsterdam. Ze debuteert in oktober dit jaar met tekstloze tekeningen in Hollands Maandblad. 'Mijn tekeningen zijn door hem geïnspireerd, ze zijn ook braaf, absurd en naïef. Wat ik ook goed vind aan Baxter is dat het eigenlijk best zou kunnen wat er in zijn cartoons gebeurt. De cartoons staan vrij dicht bij de realiteit. Misschien wel op een jongensboekenmanier, maar het kan.'