Ze verfrommelt het papiertje. De prop rust in haar hand. Wanneer zijn die lijstjes zo belangrijk voor haar geworden? Wanneer heeft ze besloten dat zij er elke avond eentje moet maken met daarop alle mogelijke taken en activiteiten voor de volgende dag? Van boodschappen doen tot schoenen poetsen en van koffiedrinken bij de buurvrouw tot de haren uit de kam halen. En gedurende de hele dag, elke dag, loopt zij steeds naar de tafel om zo'n onbeduidende taak af te vinken.
Het afvinken had het waarschijnlijk in stand gehouden. Ze vindt weinig dingen zo fijn als 's avonds een papiertje, slap van de inkt, weg te kunnen gooien. Alles afgevinkt. Geen werk laten liggen voor de volgende dag. Het bewijs dat zij een goede huisvrouw, vrouw, vriendin, dochter, zus en minnares is. Hoewel dat laatste sinds jaren niet meer aan de orde is. Maar de andere rollen vervult zij perfect en die lijsten zijn daar telkens weer het bewijs van.
Is dat de reden? Een zelfgegeven klopje op haar schouder?
Glimlachend kijkt ze naar haar hand. De knokkels zijn wit getrokken. In haar handpalm voelt ze haar nagels prikken. De prop is onzichtbaar geworden.
'Het is mooi geweest.' En samen met het kladblokje en de pen van het installatiebedrijf belandt het papiertje in de prullenbak. 'Het is echt mooi geweest.'
Het weggooien van de pen vindt ze eigenlijk zonde, want die schreef zo lekker. Die had ze nog prima kunnen gebruiken voor het schrijven van brieven, verjaardagskaartjes of het maken van een puzzel. Het boekje daarentegen doet haar niets. Al jaren gebruikt ze dezelfde met die godsgruwelijk nietszeggende kaften. Er is weinig op deze aarde waar ze meer een hekel aan heeft dan aan die boekjes. In tegenstelling tot de pen. Die was dan wel lelijk, maar er was geen enkele andere die zo fijntjes over het papier gleed als deze, die nooit vlekte of haperde. Wanneer hij bijna leeg was, haalde ze weer een nieuwe bij het bedrijf. Ze hadden het haar nooit geweigerd. Ze had weleens aangeboden om ervoor te betalen, maar dat was nooit nodig geweest.
'Zo vriendelijk.' Zegt ze, haar hoofd schuddend. 'Misschien gaan ze mij nog missen.'
Hij had nooit aan de pen mogen komen. Hij zou hem toch alleen maar op een vreemde plek neerleggen, het kontje er afknabbelen of de pen kwijtraken in zijn rommelbak van een auto. Of het ding op een dodelijk saaie vergadering laten liggen.
Maar, had ze bedacht, lijstjes weg, boekje weg en dus pen ook weg.
Zo simpel.
Dat ze daar niet eerder op was gekomen.
Zou het hem ook opvallen dat de tafel nu leeg is? Zou hij het zien, wanneer hij bezweet en hijgend thuiskomt? Haar handen glijden over het hout. Die vraag durft ze niet te beantwoorden. Misschien maakt het ook niet zoveel meer uit. Wanneer was ze er toch mee begonnen? Ze lacht omdat ze het weet. Toen hij vergat dat zij er ook nog was. Vergat om haar te zien. Vergat om complimentjes te geven. Of een bosje bloemen. Een onverwachts etentje.
Mijn god. Akelig rennende pees. Ze kon zijn lichaam, zonder dat het er was, de weg over zien rennen, richting het bospad. Zijn steeds kleiner wordend silhouet tussen de hoge bomen. Dat beeld stond op haar netvlies gebrand. Dat chagrijn die 's avonds even bij haar komt zitten om een fatsoensbakje koffie te drinken.
'Zit er genoeg suiker in?'
'Mhm.' Knikt hij.
'Wil je nog een koekje?' En ze staat al op om de trommel te halen, want hij wil elke avond wel een koekje. Ze hoort hem nog 'ja' roepen. Hij roert in het niets, drinkt de koffie, kijkt naar buiten, eet en veegt het zweet van zijn voorhoofd, gooit de kruimels op de vloer en gaat naar boven.
'Ik ga douchen.'
'Ik kom zo ook naar boven. Nog even een paar dingen afmaken.'
'Mhm.' En weg. Elke dag rent hij bij haar weg. Zonder zich om te draaien om te zwaaien. Zonder een zwierige handkus. Een tik tegen haar billen. Vroeger hadden ze afgesproken altijd met een afscheid uit elkaar te gaan. Simpelweg te zwaaien, te knipogen. Een kusje. Ook dat was verdwenen. Maar vroeger was hij ook helemaal niet sportief en schreef zij geen lijstjes met taken.
Ach, het is ook niet allemaal zijn schuld. Wat valt er nog te beleven aan een vrouw die niets anders te melden heeft dan dat haar lijstje zo vol was die dag, maar dat ze alles toch heeft kunnen wegstrepen? En dat de zoon van de buurvrouw losgeslagen is en alleen nog maar zuipt en geen studieboek meer aanraakt. Dat zij zich dus mogen prijzen dat zij niet zo'n nitwit op de wereld hebben gezet. En dat mama zo kreupel begint te lopen en dat een verzorgingstehuis misschien toch een goed idee is en of hij daar informatie over wil inwinnen. En dat de godverdommese tulpen in de aanbieding waren. Daar loopt elke man toch wel warm voor.
Ze kijkt op haar horloge. Hij zal zo wel thuiskomen. En natuurlijk ziet hij niet dat er geen schrijfblok meer ligt. Maar wat maakt het ook eigenlijk allemaal uit? Ze loopt naar het raam. In de verte ziet ze hem lopen. Ritmisch rennend. Ze kent zijn tempo zonder ooit meegelopen te hebben. Ze kent zijn bewegingen door en door.
'Is er iemand die jou beter kent dan ik? Of iemand die mij beter kent dan jij?'
Langzaam wordt hij groter. Ze steekt haar hand op. In de keuken pruttelt de koffie. Ze zwaait.
'Kan iemand die man aanrijden? Kan iemand mij een eervolle weduwe maken en mij verlossen?' Ze glimlacht.
Zijn loop hapert en twijfelend steekt hij zijn hand op.
'Kun jij niet gewoon hartstikke doodvallen,' mompelt ze en ze loopt naar de keuken om de koffie in te schenken.