De Gouden Uil ging aan zijn neus voorbij, al won hij bij die gelegenheid wel de Prijs van de Lezer; een onderscheiding die hem, zo zei hij in zijn dankwoord, 'meer waard is dan gelijk welke andere prijs'. En nu is Stefan Brijs met De engelenmaker alweer genomineerd voor de Librisprijs.

‘Het is onvoorstelbaar wat zo’n nominatie teweeg brengt, zowel wat betreft persaandacht als boekenverkoop. Het ging al ontzettend goed, maar als ik zie wat voor indruk zo’n nominatie heeft, besef ik pas hoe belangrijk die dingen zijn. Ik besef ook dat als je die prijs niet wint, het meteen gedaan is met de belangstelling hier in Vlaanderen. Nu blijft het lopen, ook dankzij die Libris-nominatie. Zo hard is het tegenwoordig merk ik. Of je krijgt heel veel belangstelling, of niks meer en er is bijna geen tussenweg. Dat is heel jammer want het boek heeft tientallen goede recensies gehad, maar wat er nu mee gebeurt is op basis van die recensies nooit gebeurd.’

In die recensies buitelden de superlatieven over elkaar heen. Hoe voelt het om zo geprezen te worden?
‘Natuurlijk is dat heerlijk, maar je zit toch te wachten totdat iemand een mes in je rug steekt. Ik weet niet hoe dat in Nederland is, maar in Vlaanderen is het zo dat er na twee, drie goeie besprekingen iemand komt die drie brillen opzet en alle lof probeert te weerleggen. Onlangs verschenen zowel in NRC als Parool verhalen over dat de Vlaamse schrijvers beter zijn, dan zijn er onmiddellijk Vlamingen die dat gaan relativeren. Vlamingen horen bescheiden te zijn.’

Zijn Vlaamse schrijvers inderdaad vernieuwender?
‘Ik weet niet of ze vernieuwender zijn, maar ik denk wel dat de generatie dertigers hier heel serieus met haar vak bezig is. Je hebt hier echt een nieuwe generatie. Na Brusselmans en Hemmerechts was er een tijd lang heel weinig, nu zijn er wel tien, twaalf schrijvers tussen de vijfentwintig en de veertig die heel goede boeken schrijven en dat heb je in Nederland niet. Tot nu toe zijn het toch alleen Grunberg en Pfeijffer die echt opvallen en er enorm bovenuit steken.’

Wat alom geprezen wordt is het feit dat De engelenmaker volledig aan de verbeelding ontsproten is. Dat is voor een roman kennelijk heel bijzonder tegenwoordig.
‘Ik denk ook dat dat heel bijzonder is. Ik zoek zelf al twee, drie jaar naar Nederlandstalige literatuur die echt volledig verzonnen is, maar dan blijf je bij de klassieke namen hangen. Harry Mulisch kan dat nog en dan moet je al heel ver gaan zoeken. Thomas Rosenboom, maar die baseert zich op historische feiten. In die zin is dit inderdaad een van de weinige romans die geheel aan de verbeelding is ontsproten van begin tot het eind, wat ik ook wel knap vind van mezelf om eens niet bescheiden te zijn.
Maar ik moet er wel heel erg mijn best voor doen, aan deze roman heb ik drieëneenhalf jaar gesleuteld. Ik kende de hoofdpersonages en het thema en verder denk ik dag en nacht na over zo’n roman. Wat is de volgende stap, wat is de volgende ontwikkeling. Dat spectaculaire einde wist ik nog niet toen ik op bladzijde 220 was. Volledige fantasie bereik je alleen door dag en nacht met je personages bezig te zijn.’

Was u zich bewust van de gruwelijkheid van sommige scènes?
‘Ik heb me op geen enkele manier ingehouden, maar ik was me er wel degelijk van bewust dat er schokkende scènes in voorkwamen. Je weet alleen niet of ze goed genoeg geschreven zijn om over te komen. Of ze niet te grotesk of te absurd zijn. Dat is het gevaar. Dat heb ik geprobeerd te vermijden door heel sec te schrijven. Je wordt als lezer een kamer binnengeleid en je krijgt heel kort te lezen wat je ziet. Dat vergroot het schokeffect. Als lezer vorm je toch zelf een beeld.
Ik moet wel zeggen dat de weerzinwekkende scènes uit mijn pen vloeiden. Die zijn zo beeldend, er gebeurt heel veel in die scènes, dat gaat mij iets makkelijker af dan de beschrijving van een interieur of de sfeer van een dorp. De gruwelijkste scènes gingen echt vanzelf. Dat zijn toch sleutelscènes en die heb je al vijftig of honderd bladzijden vooruit in je hoofd, dus je kijkt er naar uit om die te mogen schrijven. Het is een soort afronding.’

Hoe belangrijk is die Librisprijs nu voor u?
‘Nou, ik moet zeggen dat ik daar nerveuzer voor ben dan voor de Gouden Uil. Bij de Gouden Uil dacht ik dat ik heel weinig kans maakte, bij de Libris is de kans voor mijn gevoel wat groter, ook omdat de jury in het nominatierapport al een lichte voorkeur voor de Vlamingen heeft uitgesproken. Maar het kan ook zijn dat ze een beetje mist proberen te creëren en dat ze toch een Nederlander kiezen.’

Waar gaat De engelenmaker ook alweer over?
Op 13 oktober 1984 arriveert Doktor Victor Hoppe na twintig jaar afwezigheid in zijn geboortedorp Wolfheim, op een steenworp afstand van het drielandenpunt. Hij heeft drie identieke baby’s bij zich. Ze hebben net als hun vader een hazenlip en rood haar. Een moeder is er niet. Gaandeweg verliezen de dorpelingen hun wantrouwen jegens de stugge dokter, al blijven ze nieuwsgierig naar de herkomst van de baby’s. Langzaam wordt duidelijk wat er in het verleden van de dokter is gebeurd en waarom zijn zonen ernstig ziek zijn.

Andere genomineerden voor de Librisprijs 2006:
Michael Frijda – Ritselingen
Elvis Peeters – De ontelbaren
K. Schippers – Waar was je nou
Jan Siebelink – Knielen op een bed violen
Tommy Wieringa – Joe Speedboot