Radio
'Het wordt een interviewprogramma. Ik ga niet als de Sylvana Simons van de vpro nieuw verschenen titels voor de camera houden. Ik voer een gesprek met iemand naar aanleiding van een interessant boek. De nadruk komt te liggen op non-fictie. Er wordt relatief veel goeie non-fictie gepubliceerd en het leuke van non-fictie is dat je alleen al door het onderwerp vaak mooie verhalen krijgt. En dat is wat ik wil: mooie verhalen laten horen. Er komt bijvoorbeeld een nieuw boek aan van Frans de Waal, de primatoloog: altijd goed voor mooie verhalen. Er verschijnt een boek over de grote rol die intuïtie in ons leven speelt. Dan kun je een aantal wetenschappers aan tafel zetten om daarover te praten. Er wordt een nieuw boek van de natuurkundige Feinman in vertaling uitgebracht. Daarover kun je met iemand als Robbert Dijkgraaf gaan praten. Er verschijnt een boek van Barbara Henkes over volkskundig onderzoek in Nederland voor de oorlog. Dat klinkt misschien saai, maar dat is het helemaal niet. Je kunt dan behalve Henkes ook denken aan Voskuil. Of aan iemand anders van het Meertens-instituut.
Het moeten in de eerste plaats mooie gesprekken worden, geen debatten. En niet in die geijkte vorm van een voor- en een tegenstander tegenover elkaar zetten zodat je na 25 minuten nog niks weet. Het begrip non-fictie wil ik zo ver mogelijk uit gaan rekken. Wat zijn brieven? Non-fictie wat mij betreft. Dus als binnenkort de brieven verschijnen van Ida Gerhardt, die ik de beste Nederlandse dichteres van de twintigste eeuw vind, lijkt het mij mooi om drie van haar correspondenten aan de tafel te zetten. Ze correspondeerde met mensen als Henk van Ulsen en Kees Fens, maar ook met een aantal kloosterlingen. En ik kan me zelfs voorstellen dat je naar aanleiding van de nieuwe Houellebecq een biotechnoloog uitnodigt die vertelt in hoeverre technisch mogelijk is wat hij beschrijft. Dat moet toch mooie televisie kunnen worden?
Het spannende is dat ik nog moet uitvinden wat wel en niet kan op televisie, in hoeverre televisie zich leent voor wat ik zou willen doen. Sommige onderwerpen zou ik voor de radio onmiddellijk doen, maar die zijn niet geschikt voor televisie. Daar moet ik aan wennen. Er zijn veel meer dingen waarmee je rekening moet houden. Je kunt een goede journalist zijn, maar toch niet geschikt blijken voor televisie. Het gaat ook om hoe je uit je ogen kijkt, hoe je zit. Heel raar om daarmee bezig zijn. Ik denk nu ook telkens: mijn god, wat was die Van Dis toch goed. Iemand die heel goed geïnformeerd was, maar die ook een theatrale persoonlijkheid was. Ik weet niet of wat ik doe op de radio ook kan op tv. Maar het is leuk om dat te ontdekken.'