Death by Hollywood begon als een script, maar werd een roman.

Veel spannends kan tv-producer Steven Bochco niet ontdekken op de huidige Amerikaanse televisie. Alleen The Sopranos. Bochco heeft recht van spreken. Met Hill Street Blues zette hij in de jaren ’80 een nieuwe standaard voor politiedrama. Ook tekende hij voor topseries als LA Law en NYPD Blue. En nu is er een boek.

Zich op de borst kloppen over zijn televisiecarrière doet Steven Bochco niet graag. ‘Als er journalisten zijn die zeggen dat ik de weg heb geplaveid voor het moderne Amerikaanse televisiedrama, vind ik dat natuurlijk leuk om te horen; maar je zult het mij niet horen zeggen.’ Niet de jaren ’80 – waarin hij zelf gloreerde – maar de jaren ’90 beschouwt hij als het hoogtepunt in de Amerikaanse televisiehistorie. ‘De eerste seizoenen dat LA Law werd uitgezonden stond het op eenzame hoogte, maar daarna kwamen er steeds meer goed gemaakte series bij. Tegenwoordig vind ik het weer wat minder. The Soprano’s is natuurlijk fantastisch, en hoewel ik geen echte fan ben van Six Feet Under, zal ik niet ontkennen dat het kwaliteit heeft. Maar verder zie ik weinig baanbrekends.’

Het kantoor van Steven Bochco Productions is gevestigd op het uitgestrekte complex van de Fox-studio’s in west Los Angeles. Om er te komen moet je het hele drukbebouwde terrein oversteken. Gelukkig is verdwalen bijna onmogelijk. De kolossale opnamestudio’s, waarvan de muren zijn beschilderd met afbeeldingen van Fox-producties, vormen een mooi oriëntatiepunt. Blijf je links van de Simpsons-muur en de Star-Wars-muur, dan zit je goed.
De bescheiden witte bungalow waarin Bochco en zijn medewerkers zijn gehuisvest, steekt er een beetje anoniem bij af. Maar eenmaal binnen wemelt het weer van de bekende gezichten. De wanden van Bochco’s werkkamer hangen vol met foto’s van de casts van Hill Street Blues, LA Law en NYPD Blue, zijn drie bekendste hitseries. Bochco zelf – grijs maar afgetraind, doordringende ogen – schurkt zich behaaglijk op de bank in een lichte spijkerbroek, New Balance sneakers en een poloshirt.
Je zou het niet meteen zeggen, maar hier zit een van de succesvolste tv-makers ooit. Winnaar van tien Emmy Awards als schrijver/producer, door de Britse Guardian uitgeroepen tot de Tolstoi van de televisie, en vermogend genoeg om zich een privé-jet te kunnen veroorloven. Niet iemand die je normaal zo een twee drie te spreken krijgt. Maar voor de verandering heeft Bochco wel even tijd, want op zijn 59ste heeft hij zijn eerste roman geschreven, en die verdient promotie.
Death by Hollywood (in Nederlandse vertaling verschenen bij Vassallucci) is een kruising tussen een humoristische zedenschets van Hollywood – het milieu waarin hij zich nu alweer zo’n veertig jaar beweegt – en een misdaadroman.
Het knap geconstrueerde verhaal wordt verteld door een cynische, wisecrackende impresario, Eddie Jelko, die het filmwereldje door en door kent. Maar de eigenlijke hoofdpersoon is een klant van hem: scenarioschrijver Bobby Newman. Deze heeft de gewoonte zijn buren te bespioneren met een telescoop, en is op een avond getuige van een wilde vrijpartij tussen een mooie vrouw en B-acteur Ramon. Als hij gefascineerd blijft toekijken ziet hij tot zijn schrik dat de twee ruzie krijgen en dat de vrouw haar minnaar het hoofd inslaat met een filmtrofee. In plaats van naar de politie te stappen besluit Bobby in een opwelling zelf op onderzoek uit te gaan en de moord te gebruiken voor een filmscenario.

Het schrijven van het boek was één groot feest, zegt Bochco. ‘Aanvankelijk wilde ik een filmscript gaan schrijven, maar toen ik de eerste pagina’s aan mijn vriend David Milch liet lezen zei die meteen: “Daar zit een roman in.” Vervolgens ben ik er in een rustig tempo aan gaan werken. Twee pagina’s per dag, was mijn streven. Maar al snel liep ik er de hele dag aan te denken, en begon ik er steeds meer tijd in te steken. Elk vrij uurtje zat ik te schrijven. Je moet bedenken: het was voor het eerst in mijn carrière als schrijver dat ik helemaal zelf kon doen waar ik zin in had. Dat ik geen rekening hoefde te houden met studiobazen, formats of acteurs. Dat werkte erg bevrijdend. In vier maanden had ik de eerste versie af.’
Bovendien, erkent hij, ging met het schrijven van een boek een oude wens in vervulling. Als kleine jongen droomde hij er al van om romans schrijven. Al moeten we daar ook weer niet ál te veel waarde aan hechten. ‘Niemand van mijn generatie droomde ervan om televisieschrijver of scenarioschrijver te worden. Ieder jongetje wilde een boek schrijven.’

Maar het liep dus aanvankelijk anders. Bochco (1943), die opgroeide in de Upper West Side van New York als zoon van een concertviolist en een schilderende moeder, stuurde op 17-jarige leeftijd nog wel een verhaal naar de New Yorker (dat werd geweigerd), maar besloot daarna een opleiding tot toneelschrijver te gaan volgen in Pittsburgh. Via een vakantiebaantje kwam hij vervolgens bij Universal terecht, waar hij aan de slag kon als schrijver voor televisieseries. Twaalf jaar lang schreef hij in de anonimiteit afleveringen van intussen al lang vergeten series, en af en toe een episode van The Name of the Game, Columbo of De man van zes miljoen.
Gemakkelijk was het lang niet altijd in die jaren, maar Bochco besefte al wel heel snel dat televisie zíjn medium was. ‘Ik heb nooit overwogen om over te stappen naar de film. Al was het maar omdat ik zag hoe weinig schrijvers in de filmbusiness te vertellen hebben. In de televisie-industrie zijn het de schrijvers en de producers die de macht hebben. Ik had al snel in de gaten dat ik daar als schrijver heel wat meer zou kunnen bereiken.’

Zijn kans op een doorbraak kreeg hij begin jaren ’80. Hij was net van Universal overgestapt naar productiemaatschappij mtm, toen hem werd gevraagd om samen met collega Michael Kozoll een serie te schrijven over een politiekorps in een binnenstad ergens in Amerika. Het resultaat was het baanbrekende Hill Street Blues, voor velen nog altijd de beste politieserie aller tijden.
Het idee voor Hill Street Blues ontstond uit ergernis over de eendimensionale politieseries die tot dan toe de norm waren op televisie, zegt Bochco. In plaats van weer zo’n clichévehikel schreef hij een serie over echte mensen, wier privé-leven op het scherm minstens zo belangrijk was als hun werk.
‘Alles draaide om de veertien personages, en we pakten het heel serieus aan. Voor elke scène schreven we drie kolommen uit, een met wat er tijdens de scène gebeurde, een met wat eraan voorafging en een met wat er zou volgen. Pagina’s en pagina’s vol met tekst.’ Ook de plots staken met kop en schouders boven die van de concurrentie uit. Elke aflevering telde verschillende subplots, en de grote verhaallijnen liepen vaak afleveringen lang door. Echt veel kijkers trok Hill Street Blues in Amerika nooit, maar de waardering onder critici en collega’s was enorm; in het tweede seizoen werd een recordaantal van acht Emmy’s binnengesleept.

Niettemin werd Bochco er in 1985 uitgegooid bij mtm omdat men vond dat de serie te duur werd (een opvolger, het honkbaldrama Bay City Blues, was intussen geflopt). Maar achteraf bleek dat ontslag een blessing in disguise, want filmgigant Twentieth Century Fox bood hem 43 miljoen dollar en zijn huidige onderkomen in ruil voor de uitzendrechten van zijn werk, en met dat geld kon hij een eigen productiemaatschappij opzetten. Waarmee hij een jaar later prompt een tweede klapper produceerde: LA Law. In de al even veelgeprezen advocatenserie trok hij samen met onder anderen maatje David E. Kelley (later de man achter Ally McBeal) de succesformule van Hill Street Blues moeiteloos door. En na een wat mindere periode eind jaren ’80 – de tienerkomedie Doogie Howser M.D. scoorde hooguit redelijk, de muzikale politieshow Cop Rock werd zijn tweede grote flop – kwam hij begin jaren ’90 met NYPD Blue, een soort moderne versie van Hill Street Blues en hit nummer drie.

Behalve aan Bochco’s schrijftalent wordt zijn succes ook voor een belangrijk deel toegeschreven aan zijn uitmuntende kwaliteiten als producer. Vanaf het begin van zijn loopbaan toonde hij zich een sterk ‘verbinder’, iemand die in staat was een trouwe groep mensen om zich heen te verzamelen. Veel acteurs uit Hill Street Blues zouden later bijvoorbeeld weer opduiken in zijn andere werk. Dennis Franz – onsterfelijk geworden als inspecteur Norman Buntz – keerde terug in Bay City Blues, Beverly Hills Buntz en NYPD Blue. James Sikking, de bebrilde inspecteur Hunter, speelde ook in Brooklyn South (1997) en Doogie Howser M.D. En ook Bochco’s voormalige vrouw Barbara Bosson (Fay Furillo) acteerde in verschillende andere Bochco-producties. Met de schrijvers ging het al net zo. Voormalig protégé David Milch is tegenwoordig co-auteur van NYPD Blue. ‘Het is gewoon prettiger werken met mensen die je als vrienden beschouwt,’ legt Bochco uit. ‘En daar komt bij: als je een tijdje met een acteur of een collega hebt gewerkt, weet je wat zo iemand kan. Dat scheelt je een heleboel tijd als je weer opnieuw met hem of haar aan de slag gaat. En tijd is erg schaars in de televisiewereld.’
Ook het realisme van Bochco’s werk werd vaak geroemd (en door sommigen verguisd). De politiemensen uit Hill Street Blues waren al geen heilige boontjes, en met LA Law en NYPD Blue ging hij nog een stapje verder. Talloze keren moest hij zich publiekelijk verdedigen tegen kritiek op de naaktscènes en het rauwe taalgebruik in de series, maar hij weigerde consequent scènes te schrappen. Authenticiteit ging voor regeltjes of politieke correctheid, punt.
In zijn tweede carrière als romanschrijver is het al niet anders. Want ook in Death by Hollywood doen Bochco’s personages weer van alles wat God verboden heeft. Ze plegen overspel, stelen elkaars ideeën, vallen voor de verleidingen van het grote geld of helpen verblind door ambities hun huwelijk de vernieling in. Bochco heeft het in de loop der jaren allemaal om zich heen zien gebeuren, al heeft hij zijn karakters natuurlijk wel een beetje uitvergroot. Maar niet veel, zegt hij er snel achteraan. ‘Het zijn geen karikaturen. Geloof me, ik ken dit soort mensen.’
Toch was het niet zijn bedoeling, zegt hij, om Hollywood af te schilderen als een poel des verderfs waarbij de rest van de wereld bleekjes afsteekt. ‘Overal waar macht zich concentreert, worden mensen gecorrumpeerd. Dat was in Middeleeuws Italië al zo. En denk maar niet dat het er in de financiële wereld, de auto-industrie of in de politiek wezenlijk anders toegaat. Ik heb gewoon over Hollywood geschreven omdat ik die wereld het beste ken.’
Bovendien – en dat bevalt hem zelf eigenlijk het beste aan zijn boek – blijken zijn personages onder hun egoïstische en oppervlakkige buitenkant allerlei onvermoede menselijke trekjes te verbergen. ‘Zonder het te willen worden ze verliefd, of ze raken oprecht bevriend met iemand anders. Het zijn net gewone mensen.’
Als je in het boek een centraal thema zou willen aanwijzen, dan is dat de gecompliceerde relatie tussen leven en schrijven. Bobby Newman gebruikt een echte moord als inspiratie voor een filmscript. En de politieman die de zaak onderzoekt, Dennis Farentino, blijkt op zijn beurt literaire ambities te hebben.
Hoe zit dat met Bochco zelf: dreigde hij in een omgeving als Hollywood nooit het contact met de dagelijkse realiteit te verliezen? ‘Nee,’ antwoordt hij resoluut. ‘Dat heb ik nooit als een probleem ervaren. Ik kan vanuit deze omgeving prima een geloofwaardig verhaal schrijven over het gezin van een politieman of de sores van een kleine drugsdealer. Ik denk namelijk dat het menselijk gedrag in grote lijnen overal hetzelfde is. Je komt overal dezelfde problemen en emoties tegen, óók in Hollywood.’