Hoewel Pelecanos’ boeken gewoonlijk tot de thrillers worden gerekend, hebben ze weinig gemeen met de traditionele whodunnit. Zijn meest recente romans zijn eerder te lezen als fictieve reportages over de verpauperde zwarte getto’s van Washington, waar hij zelf opgroeide als zoon van Griekse immigranten.
Tegenwoordig woont Pelecanos in Silver Spring in Maryland, net buiten de stadsgrenzen. Ook met deze wijk dreigde het een tijdlang bergafwaarts te gaan, maar sinds een grote opknapbeurt een paar jaar geleden is het er aardig op vooruit gegaan. De straat waar Pelecanos woont zou met al zijn groen niet misstaan in de betere buurten elders in de stad, al zijn de meeste huizen hier wat minder ruim bemeten. Dat laatste blijkt meteen als Pelecanos me na binnenkomst zijn werkkamer laat zien: een hokje van amper drie bij drie meter met daarin een bureau, een imposante lp-verzameling en een ingelijste poster van Elvis Costello. Het is krap, erkent hij grinnikend. Eigenlijk is het huisje al een tijd veel te klein voor het vijfkoppige gezin Pelecanos (hij en zijn vrouw hebben drie geadopteerde kinderen uit Brazilië), en daarom laat hij even verderop in straat een groter huis bouwen.
Aanleiding voor het interview is het verschijnen van de Nederlandse vertaling van Soul Circus, alweer Pelecanos’ negende roman sinds hij in 1992 debuteerde met A Firing Offense. Soul Circus is het laatste deel van een trilogie (eerdere delen: Right as Rain en Hell to Pay) over het duo Derek Strange (zwart) en Terry Quinn (blank), twee ex-politiemannen die nu als privé-detectives werken en ondertussen proberen te redden wat er te redden valt onder de zwarte jeugd in de achterstandswijken. Veel is dat niet, want het duo moet in het boek weer eens machteloos toezien hoe twee rivaliserende straatbendes op een bloedige manier met elkaar afrekenen. Uit pure frustratie steekt Strange na afloop van de grote shoot-out een wapenwinkel in de fik.