De Londense straat Brick Lane zal nooit meer dezelfde zijn nadat Monica Ali er haar gelijknamige roman situeerde: de tragikomische geschiedenis van de uitgehuwelijkte Nazneen en haar veel oudere echtgenoot Chanu is over de hele wereld een succes. Ook het leven van de schrijfster zelf zal nooit meer worden zoals het was.

Ali’s in Wonderland was de kop in The Observer boven een interview met de schrijfster van de uiterst succesvolle roman Brick Lane. Monica Ali is nog steeds in Wonderland, alleen zou ze zo langzamerhand wel weer eens terug naar boven willen. Eigenlijk zou ze vijf dagen in Nederland zijn, voor interviews en optredens op het Crossing Border Festival in Den Haag. Maar vlak voor haar komst, meldde ze telefonisch dat haar bezoek twee dagen bekort zou worden. Ze had haar kinderen de laatste tijd veel te weinig gezien.

In de lobby van een Haags hotel zit de gevierde schrijfster met een glaasje water gelaten te wachten op de zoveelste interviewer. Tenger en elegant in een suede broek met Shakira-riem. Van huis zijn valt haar zwaar; zoontje Felix is vier, dochtertje Shumi twee.

‘Ik was onlangs twee weken in Amerika. De tweede week weigerde Felix aan de telefoon te komen. Hij was boos. Uiteindelijk kreeg mijn man hem toch zover. Toen vroeg hij: “Mama, heb je het nog steeds zo druk?” Ik zei dat ik het nog even druk had met het boek. “Mama, hoeveel boeken ga je nog schrijven?” Ik heb hem maar beloofd dat het nog heel lang zou duren voor er weer een boek kwam. In zijn beleving is dat gelukkig ook zo.’

Monica Ali is 35 jaar geleden geboren in Dhaka, de hoofdstad van Bangladesh. Haar vader is Bangladeshi, haar moeder is Brits. De twee ontmoetten elkaar ergens in de jaren zestig in Engeland, waar vader Ali een opleiding volgde. Pas getrouwd vertrokken ze naar Dhaka, waar twee kinderen geboren werden en waar de strijd tussen Pakistan en Bangladesh steeds heviger werd. Uiteindelijk vluchtte Ali’s moeder met de kinderen naar haar vaderland, vader wist zich na een barre tocht later bij hen te voegen. Het gezin zou nooit meer terugkeren naar Bangladesh.
‘Ik was 3,5 toen we Dhaka ontvluchtten. Ik heb dus nauwelijks herinneringen aan mijn geboorteland, hoewel mijn ouders er veel over hebben verteld. De terugkomst in Engeland kan ik me nog wel herinneren; hoe bang ik me aan mijn moeder vastklampte. Ik ben nooit meer in Bangladesh geweest en gaandeweg ben ik zelfs de taal verleerd. Alleen de culinaire termen ken ik nog. Vorig jaar heb ik geprobeerd een visum te krijgen, maar dat is niet gelukt.’

Ali studeerde in Oxford, trouwde met Simon en dacht af en toe dat het leuk zou zijn om schrijver te zijn. En dat werd ze uiteindelijk op grond van een paar hoofdstukken die via een vriendin op het bureau van een uitgever belandden. Er volgde een maand van koortsachtig onderhandelen over voorschotten en vertaalrechten en Ali’s naam verscheen op de Granta-lijst van twintig veelbelovende jonge Britse schrijvers zonder dat er een boek in de winkel lag. Een unicum. Maar sceptische critici stelden hun mening na verschijning van Brick Lane rap bij; het boek werd vrijwel unaniem de hemel ingeprezen. En belandde op de shortlist voor de Bookerprize. ‘Ik had al teveel succes gehad. Op het moment dat ik hoorde dat ik favoriet was voor de prijs, wist ik dat ik hem niet zou krijgen. Zo gaat dat.’

Wat bezielde Ali om haar schrijversloopbaan te beginnen op het moment dat ze een peuter en een baby te verzorgen had?

‘Ik denk dat er wel degelijk een verband is. Kleine kinderen slokken je tijd en aandacht zo volledig op dat je bewust tijd voor jezelf moet maken. Ik heb dat gedaan door te gaan schrijven. Natuurlijk is het soms lastig. Het boek zit altijd in je hoofd. Als ik uien stond te snijden, hoorde ik de dialogen. Een andere reden was dat ik, toen ik eenmaal zelf kinderen had, ineens heel graag de verhalen die mijn vader ons over zijn jeugd in Bangladesh vertelde, wilde vastleggen. Die verhalen zijn verwerkt in dit boek.’

Toch is Brick Lane zeker geen verkapte autobiografie. Sterker nog, de hoofdpersoon Nazneen, die op haar 18de wordt uitgehuwelijkt aan de 40-jarige Chanu en zo vanuit haar primitieve geboortedorp in een Londense flat vol mestkleurig meubilair belandt, heeft weinig gemeen met Ali.

‘Iedereen zoekt altijd naar autobiografische elementen, zeker in een eerste boek. En er zit veel van mij in, alleen niet herkenbaar. Voor de confrontatie tussen de eerste en de tweede generatie immigranten heb ik uit eigen ervaring geput. Verder heb ik het verhaal van mijn moeder omgedraaid: zij kwam jonggetrouwd in Dhaka, waar ze de taal niet sprak, niets wist van culturele en religieuze achtergronden en ze moest maar zien te overleven. Datzelfde overkomt Nazneen in Londen.’
Maar kende de Oxford-geschoolde schrijfster het getto waarover ze zo beeldend schrijft eigenlijk wel van binnenuit?

‘Ik ben vijftien jaar geleden voor het eerst in Brick Lane geweest. Die straat is het hart van de Bangla-gemeenschap, Bangla-town. Sindsdien heb ik de straat langzaam zien veranderen. Het is er nu vrij trendy, met veel curryshops, bars, clubs en hippe kledingzaken. Maar vlak daarachter ligt een enorm probleemgebied met veel werklozen, drugsverslaafden, georganiseerde bendes en verwaarloosde flats.
Toen ik begon met schrijven, heb ik er geregeld rondgehangen en met allerlei mensen gepraat. Misschien zullen sommige Bangla’s zich niet herkennen in mijn boek, maar ik heb ook veel mensen ontmoet die heel blij waren dat er eindelijk iemand was die hen een stem gaf. Toch wil ik niet dat het boek alleen als zoveelste immigrantenroman beschouwd wordt. In veel recensies werd aan het eind opgemerkt hoe blij men was dat er eindelijk een boek was dat inzicht verschafte in de Bangla-gemeenschap. Ik geloof daar niets van. Als mensen werkelijk zo geïnteresseerd waren geweest in Bangladesh, hadden ze er zelf ook wel informatie over kunnen vinden. Bovendien is het boek ook in Brazilië en Letland een succes. En daar wonen geen Bangladeshi.

Ik denk dat het een succes is omdat het over universele thema’s gaat: het generatieconflict, knellende familiebanden, de zoektocht naar geluk. Maar vooral omdat het een goed, ouderwets verteld verhaal is. Vorige week zei een Zweedse journaliste nog tegen me dat Chanu precies haar vader is. Zo vindt iedereen iets van herkenning.’

Ali wil niet de zoveelste schrijver zijn die haar succes alleen aan haar exotische komaf te danken heeft, ze wil ook niet te boek staan als feministisch schrijfster en ook niet als iemand die opgroeide tussen twee culturen. Toch zal een volgend boek vermoedelijk toch wel weer Bangla-ingrediënten hebben. ‘Dat hoort nou eenmaal bij me. Ik heb gemerkt dat je toch altijd terugkeert naar je kindertijd, zelfs als je dacht dat je daar nu wel mee klaar was.’