In 1824 besloot Franz Schubert om zichzelf te leren om groots opgezette symfonieën te schrijven, van het soort waar Beethoven u tegen zou zeggen. Schubert had bedacht dat hij als voorstudie eerst enkele flinke strijkkwartetten moest maken. Het plan resulteerde in drie strijkkwartetten (nrs. 13, 14, 15) en anderhalve symfonie (de Onvoltooide en de Grote C-dur). Die halve symfonie is ongeveer even lang als elk van haar zes complete voorgangers, de hele heeft de dubbele lengte, en ze behoren tot de allergeliefdste symfonieën uit de geschiedenis. Missie geslaagd, al kun je anderhalve symfonie ook wat magertjes noemen. In ieder geval doen ze verlangen naar meer. Gustav Mahler vatte dat verlangen eigenzinnig op en bewerkte Schuberts Veertiende strijkkwartet – Der Tod und das Mädchen – voor strijkorkest. De voorstudie werd een soort strijkerssymfonie. Mahler veranderde niet eens zo heel veel – een flinke scheut extra strijkers, en een contrabas erbij om het orkest stevig te verankeren – maar het werd hem niet in dank afgenomen.
Tegenwoordig horen we zulke bewerkingen van vier naar veel strijkers regelmatig op de grote podia, en we zijn er zo aan gewend dat we er eigenlijk niks meer van vinden. Maar bij Mahler mopperden de kenners dat Schuberts compositie beroofd was van haar ‘natuurlijke intimiteit’. In een tijdschrift antwoordde Mahler dat de mopperaars het begrip intimiteit misbruiken. ‘Iedereen die in staat is om van muziek te genieten, heeft altijd een intiem contact met de muziek’, voegde hij daar als een volleerd debater aan toe.
Vanavond klinkt Der Tod und das Mädchen op NPO Klassiek, als strijkkwartet wel te verstaan. De bijnaam is niet van Schubert maar snijdt wel hout, want in het tweede deel citeert hij uitgebreid uit zijn eigen lied met dezelfde naam. Het lied behelst de aankondiging en de naweeën van de dood, en het hele strijkkwartet wordt door de bijnaam ook wel zo opgevat. Maar andere luisteraars horen vooral het orkestrale karakter van dit strijkkwartet. Het kan allebei, het hoeft geen van beide, als u er maar van geniet, want dan heeft u volgens Mahler een intiem contact met de muziek.