Volgens de gelouterde oudemuziekvrouw Christina Pluhar wordt het steeds moeilijker om nieuw repertoire te vinden. Ze bedoelde aantrekkelijke muziek die al eeuwenlang niet gespeeld is geweest. Pluhars voorgangers hadden het inderdaad gemakkelijker. Toen we 's avonds naar de radio luisterden, elke dag aardappelen aten en Monteverdi, Rameau en Von Bingen vooral namen waren uit de geschiedenisboeken, lagen onbekende meesterwerken voor het grijpen. De grootste oogst zal in de afgelopen zeventig jaar wel zijn binnengehaald. Maar ook toen moest het kaf van het koren worden gescheiden. Een tijdrovende klus.
Vanavond klinkt op Radio Klassiek muziek van Holzbauer, Toeschi, Danner, Cannabich, Vogler en Mozart. Het is snel opgezocht dat deze componisten allemaal een band hadden met het orkest in Mannheim, dat in de achttiende eeuw even beroemd was als tegenwoordig het Concertgebouworkest. Mozart is het broekie van het stel, en vermoedelijk de enige van wie u een wijsje kunt fluiten.
Dit programma is niet op een achternamiddag samengesteld. Van Christian Cannabich wordt bijvoorbeeld de Vijfenvijftigste symfonie gespeeld. Het schijnt dat hij er vijfenzeventig componeerde, je leest ook wel negentig. Mozart schreef in een brief dat ze allemaal hetzelfde begonnen met lange tonen en grote sprongen. Het is onduidelijk over welke symfonieën Mozart het precies had en misschien had hij er slechts een handvol gehoord. Maar het lijkt er wel op dat Cannabich zichzelf niet voortdurend opnieuw wilde uitvinden. Dat was toen trouwens vrij gewoon. Het kan dus goed dat de vijfenvijftigste symfonie niet veel verschilt van de achtste, veertiende of negenendertigste.
Zoeken naar het beste stuk van Cannabich moet iets hebben als zoeken naar de inspirerendste toespraak van Wopke Hoekstra. Sleur ligt op de loer. Muzikanten die een serie sonatines of menuetten van een doorsnee componist doorspelen kennen het probleem. In het begin klinken ze fris en aangenaam eenvoudig, maar gaandeweg word je een beetje melig van zo veel van hetzelfde en vergeet je op te veren bij een originele inval. Dat maakt het zo knap om bij de Vijfenvijftigste symfonie van Cannabich te denken: dit is bijzonder, deze gaan we doen.
De Vijfenvijftigste symfonie van Cannabich heeft drie delen en begint inderdaad met lange tonen en grote sprongen. Er staat op YouTube een opname van het Freiburger Barockorchester. Hetzelfde orkest is vanavond te beluisteren. Het is goed te horen hoe bedreven de Freiburger de vaart erin houden. Zelfs in het langzame middendeel wordt meer aangedrongen dan gezwijmeld. Het zorgt voor een fijn muziekkwartier. Met welke van Cannabichs andere symfonieën zou dat ook kunnen? Wie het weten wil, zal veel vrije tijd moeten hebben. Misschien zijn ze allemaal wel zo aangenaam verpozend.