VPRO Gids 49

3 december t/m 9 december
Pagina 58 - ‘Beethovens riedels’

Beethovens riedels

Martin Kaaij ,

In de klassieke muziek zou best eens wat meer geïmproviseerd mogen worden. Zo onvervangbaar zijn de riedels van Beethoven niet.

Je kunt tegenwoordig popgroepen horen die opvallend nauwkeurig hits van vroeger naspelen. De ene richt zich op Pink Floyd, de andere op Neil Young of Queen. Sfeer, tempo, timbre – alleen een kenner hoort het verschil tussen deze Tribute Bands en het origineel. Het roept om een soort Diskotabel voor popmuziek. Dan kan daar meteen worden uitgelegd waarom de geïmproviseerde gitaarsolo’s zo precies worden nagespeeld. Een gitarist zou tenslotte ook een eigen solo kunnen improviseren. Of mag dat niet in een Tribute Band?

Iets vergelijkbaars speelt bij het Vijfde pianoconcert van Ludwig van Beethoven dat vanavond op Radio 4 te horen is. Beethoven componeerde het in 1809. Muziek werd in die tijd noot voor noot uitgeschreven en de noten dienden stuk voor stuk precies zo gespeeld te worden en niet anders. Het was een betrekkelijk nieuwe opvatting. In voorgaande eeuwen waren muzikanten gewend geweest om losjes om de noten heen te improviseren. Van een lange ‘do’ op papier werd vrolijk een kort loopje gemaakt: re-do, of re-do-re-do, of do-mi-re-mi-re-mi-re-do-ti. In de boeken staat dat men daar rond 1750 mee stopte. Maar in 1843 klaagde Hector Berlioz nog over ongewenste improvisaties van een orkesthoboïst. Kennelijk mocht het niet meer, maar gebeurde het nog wel. Een gewoonte verdwijnt niet op slag.

Alle kans dat Beethovens tijdgenoten net als de orkesthoboïst van Berlioz er af en toe iets bij fantaseerden tijdens concerten. Gewoon omdat ze er zin in hadden en de voorgeschreven noten probleemloos vervangen konden worden door iets eigens. Het zou bijvoorbeeld  kunnen bij de korte overgangsloopjes van de pianist in het eerste deel van het Vijfde pianoconcert. Ze klinken een beetje als een popgitarist die zich even laat horen voor de zanger weer verder gaat. Op zulke momenten is het vooral belangrijk dat er een loopje is, en minder belangrijk uit welke noten het loopje bestaat. Verzin zelf maar iets leuks, zou je de pianist toewensen.

Ook de inleiding van het Vijfde pianoconcert lonkt naar een improviserende pianist. Een pianoconcert begon normaal gesproken met een voorspel van het orkest. Maar Beethoven opent met drie quasi-geïmproviseerde pianoriedels die vier daverende orkestakkoorden verbinden. Het publiek moet van verbazing uit de stoelen zijn gevallen. Maar na twee eeuwen is de nieuwigheid er wel af. Een pianist die het publiek een ouderwetse verrassing gunt, improviseert hier drie eigen riedels. Het is een onschuldige ingreep. Zo  onvervangbaar zijn die van Beethoven niet.