In het klaslokaal staan gitaren, een drumstel, veel houten indianenbeelden en hier en daar een half verlepte plant. Het opperhoofd in dit domein is meneer Bachmann, een bebaarde, Karl May-lezende rocker met een wat groezelige uitstraling, T-shirts van AC/DC en elke dag een ander gebreid mutsje op zijn hoofd. En een uitmuntende leraar, zo blijkt uit de drieënhalf uur durende documentaire Herr Bachmann und seine Klasse (2021) van Maria Speth, die vandaag in zijn geheel wordt uitgezonden in het kader van het Idfa.
Het recept is bekend van Être et avoir (2002) en De kinderen van Juf Kiet (2017). Men neme een camera, een schoolklas en een inspirerende leraar – even laten pruttelen en het resultaat is een fantastische, ontroerende film over opgroeien, leren en solidariteit in de multiculturele samenleving. Herr Bachmann past precies in dat genre en is een genot om naar te kijken.
Meneer Bachmann doceert zoals het een goede leraar betaamt met gezag, mededogen en een oprechte interesse in zijn leerlingen. Als ze te luidruchtig het lokaal binnentreden zegt hij: opnieuw. Als ze moe ogen zegt hij: ga maar twee minuten slapen. Zijn lesmethode is onnavolgbaar. Hij zingt een lied en vraagt de leerlingen de tekst uit te leggen. Hij zuigt een onzinnig verhaal uit zijn duim over een tafel die de loterij wint, legt af en toe een woord uit en vraagt vervolgens aan de klas of er een boodschap uit te trekken valt. Maar bovenal grijpt meneer Bachmann elke kans aan om samen met zijn leerlingen muziek te maken, van classic rock tot Duitse pop.
Het gekke is, hij is maar leraar geworden omdat er brood op de plank moest. Soms, zo biecht hij op tegen een bevriende beeldhouwer, heb ik het idee dat ik de kinderen wat meer wiskunde en Duits door hun strot moet douwen. ‘Maar ze hebben me nog niet ontslagen.’
Niet vreemd, want zijn onorthodoxe stijl zorgt juist voor een fantastische feel-goodsfeer in de klas: een ruimte waarin iedereen leert zichzelf te zijn, zich uit te spreken en elkaar te helpen. In de klas zitten kinderen met Bulgaarse, Turkse, Oekraïense, Russische en Azerbeidzjaanse achtergrond van wie sommigen de Duitse taal nog niet helemaal beheersen. Bachmann is zeer geboeid door hun verhalen. Kleine cultuurclashes lost hij behendig op met een ontwapenende vraag of een berisping.
Aan het eind van de film en het schooljaar ken je de kinderen en hun persoonlijkheden door en door, en heb je hen onvermijdelijk in je hart gesloten. O ja, er bestaat ook nog zoiets als eindcijfers. ‘Dit is maar een momentopname,’ relativeert Bachmann. ‘En dan ook nog van onbelangrijke dingen zoals wiskunde en Duits. Wat telt is dat jullie zulke leuke en eerlijke mensen zijn. Onthoud dat.’