VPRO Gids 4

23 januari t/m 29 januari
Pagina 10 - ‘Dood aan het dataïsme’
papier
10

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Dood aan het dataïsme

Hans van Wetering

Regisseur Hans Busstra gaat in Technologie als religie op zoek naar zingeving in de wereld van de moderne technologie, en stuit daarbij op het dataïsme. ‘Het is volgens mij gewoon onzin.’

In de kelder bij Ray Kurzweil, zo wil het verhaal, staan dozen vol persoonlijke papieren van zijn vader. De bij Google werkzame schrijver-uitvinder geniet bekendheid als verkondiger van de zogeheten ‘singulariteit’ – het idee dat het moment aanstaande is dat kunstmatige intelligentie de mens zal overvleugelen en de mens de controle zal verliezen. Kurzweil kan niet wachten om al die dagboekaantekeningen, kattebelletjes en geannoteerde bladmuziek (zijn vader was concertpianist) in te kunnen brengen in een supercomputer, om zo, nadat de machine alles heeft ‘verteerd’, zijn vader opnieuw tot leven te wekken, als geest in de cloud. Het is slechts een kwestie van tijd voor computers snel genoeg zijn. Het is een kwestie van rekenkracht, want uiteindelijk, daarvan is Kurzweil (die zijn visie onder meer opschreef in zijn boek How to Create a Mind: The Secret of Human Thought Revealed’) overtuigd, werkt het menselijk brein niet fundamenteel anders dan een computer. Uiteindelijk is ook bewustzijn en daarmee verbonden noties als ‘ziel’ of ‘geest’ niets dan algoritme, louter bits en bytes. En dat is goed nieuws, het eeuwig (virtuele) leven lonkt.

Kurzweil staat niet alleen in zijn denken, zegt regisseur Hans Busstra, wat je bij hem ziet is een radicale vorm van ‘dataïsme’ dat in de tech-gemeenschap in Silicon Valley brede aanhang geniet. ‘Het is een illusie, denk ik, een religieus verlangen.’ Busstra weet waar hij het over heeft als het om religie gaat. De regisseur groeide op als domineeszoon in een gereformeerd gezin en was ‘fanatiek praktiserend’ gelovige tot hij rond zijn dertigste van zijn geloof viel. Sindsdien maakte hij een aantal films waarin zijn eigen fascinatie met religie centraal stond. In De onzichtbare vriend (2014) sprak hij mensen die een rotsvast geloof hadden in het bestaan van Here Jezus, in Het Bitcoin-evangelie (2015) benaderde hij de nieuwe munt als ware het een religieus fenomeen, inclusief een heuse Bitcoin-Jesus (bitcoin-investeerder Roger Ver).

‘Ook mensen als Zuckerberg of Musk of Bezos moeten zichzelf als ze ’s avond voor de spiegel staan wel gewoon een verhaal kunnen vertellen over dat het in orde is wat ze doen.’

Hans Bustra

In zijn nieuwste film, de Tegenlicht-aflevering ‘Technologie als religie’, zoekt Busstra antwoord op de vraag of, nu zijn geloof in een Bijbelse God is stukgevallen, technologie misschien soelaas kan bieden en bijt zich in die zoektocht vast in het begrip ‘dataïsme’. Die term werd in 2013 gemunt door journalist David Brooks, in een artikel in The New York Times. Dataïsme stond bij Brooks voor de ‘filosofie’ dat big data het einde zou betekenen van onze beperkte, op intuïtie en ervaring gebaseerde omgang met de werkelijkheid. Wat werkt en wat niet, wat goed is voor ons en wat niet, wat wij ergens van vinden en zelfs wat wij fijn vinden en wat niet – de met eindeloos veel data gevoede computer weet het beter dan wijzelf en zal ons een wereld van optimaal gedeelde kennis, harmonie en geluk binnenleiden.

Hans Busstra

Grote bekendheid kreeg het begrip toen historicus Yuval Noah Harari in 2016 Homo Deus: A Brief History of Tomorrow publiceerde. Het werd een wereldwijde bestseller en Harari mocht zelfs opdraven op het World Economic Forum (waar hij een onderonsje had met Angela Merkel, die zijn boek met instemming bleek te hebben gelezen) om te vertellen over dat wonderlijke dataïsme-‘geloof’ waarin de hele menselijke soort niets anders is dan een informatieverwerkend systeem, met individuele mensen als chips, en waarin het uitbesteden van keuzes aan computers – op welk vlak dan ook, zelfs waar het onze eigen levenspartners betreft – rationeel heet, want die zijn daar nu eenmaal veel beter in. Voorwaarde voor dat alles is natuurlijk wel dat mensen onbeperkt (privé-)data afstaan. Data afstaan aan Facebook en Google is dus het devies: bedrijven die het datamelken tot businessmodel hebben gemaakt en, zo luidt de kritiek, dataïsme – dat hele idee dat een onbeperkte vrije stroom van data ons een betere wereld binnen zal leiden – slechts gebruiken als schaamlap waarachter ze druk doende zijn de eigen zakken te vullen en macht te vergaren. Veel te veel macht te vergaren, concludeerde Harari, wiens boek vooral ook een waarschuwing inhield voor een door tech-conglomeraten gedomineerde toekomst.

Schaamlap

‘Wat dat betreft is er een interessant parallel tussen de huidige machtsconcentratie in de tech-wereld en vroegere almacht van de katholieke kerk,’ zegt Busstra. ‘Je kunt religie zien als een verhaal over zingeving,  als een verhaal over God. Je kunt religie echter ook zien als een verhaal dat is bedacht om macht te legitimeren. Zo ziet Harari het ook. Siliconvalley heeft een ideologie nodig om haar macht te legitimeren, een ideologie nodig die dat wereldbeeld staaft. Die ideologie is: data zijn goed en hoe meer we over jou weten hoe beter het voor je is en hoe gelukkiger wij jou kunnen maken.’ Maar het is volgens Busstra meer dan een schaamlap. De gedachte kent ook echt veel aanhangers, en hetzelfde geldt voor de achterliggende overtuiging dat in het menselijk brein niets bijzonders aan de hand is en dat een computer dus op enig moment ook bewustzijn zal kunnen hebben. ‘Dat is de droom van de dataïsten, want dan kun je het brein uploaden in de cloud en eeuwig leven.’

Er zijn niet veel mensen die zichzelf als dataïst zouden willen omschrijven, denkt Busstra, maar dat betekent nog niet dat dataïsme als filosofie, als religie niet bestaat en slechts door een enkele uitzonderlijke figuur als Kurzweil wordt beleden. ‘Ook mensen als Zuckerberg of Musk of Bezos moeten zichzelf als ze ’s avond voor de spiegel staan wel gewoon een verhaal kunnen vertellen over dat het in orde is wat ze doen. Dat het legitiem is om data van mensen binnen te hengelen en te gebruiken zonder dat die zich daarvan bewust zijn. Dat kan alleen vanuit de overtuiging dat het subjectieve bewustzijn van iemand ondergeschikt is aan die data waarin de echte waarheid schuilt. Je moet ergens wel een beetje de ziel ontkennen om dat dataminen te kunnen legitimeren voor jezelf.’

Busstra verwijst naar The Age of Surveillance Capitalism (2019) van de Amerikaanse sociaal psycholoog Shoshana Zuboff. In het boek wijde Zuboff een hoofdstuk aan de grote invloed in Siliconvalley van de ideeën van B.F. Skinner, ‘een Amerikaanse behavioristische psycholoog die het bestaan van een vrije wil ontkende en de opvatting huldigde dat de mens een, weliswaar complex, algoritme is dat uiteindelijk kan worden doorgrond. En gebeurt dat, dan is dat algoritme, is de mens volledig te conditioneren en voorspelbaar.’ Het was de natte droom van de tech-mastodonten meende Zuboff.

In Technologie als religie komt Busstra er al snel achter dat het dataïsme hem persoonlijk vreugde noch troost brengt. Van zingeving is hoe dan ook geen sprake. Integendeel zelfs, het dataïsme staat zingeving volgens hem in de weg. ‘Het idee dat ik kreeg toen ik die uitzending maakte was: we hebben allemaal wel heel veel kritiek op het machtsmisbruik van die techbedrijven, we bekritiseren de uitwassen – vergelijk het met kritiek op seksuele misstanden in de katholieke kerk –, maar ondertussen zitten we zonder dat we het weten nog steeds in haar dogma’s gevangen. Wil je verandering teweeg brengen dan moet je echt de dogma’s bekritiseren en zeggen: dat is volgens mij gewoon onzin. Wat je nodig hebt is een heuse reformatie. Ik hoop met de uitzending daar een steentje aan bij te dragen.’

Het is een hele stap van kritiek op het dataïsme – geïnterpreteerd zoals Busstra, als de radicale overtuiging dat uiteindelijk alle leven, en zelfs het bewustzijn is terug te brengen tot bits en bytes – naar een verwerping van de hele materialistische metafysica waarop de moderne wetenschap is gebaseerd. Maar het is wel een stap die Busstra zet. Het geloof dat alles ter herleiden is tot bits en bytes hangt volgens Busstra samen met de materialistische grondbeginselen van de moderne wetenschap: met de overtuiging dat slechts materie bestaat en dat uiteindelijk ook bewustzijn of ‘ziel’ het product is van fysieke processen. ‘Het wereldbeeld achter het dataïsme is dat van het materialisme. Het gaat ervan uit dat er een objectieve buitenwereld bestaat die we kunnen observeren, meten, beschrijven, en dat we, als we al die kwantitatieve beschrijvingen goed hebben, alles hebben verklaard. Ik wil laten zien dat het een aanname is, een geloof, en helemaal geen harde wetenschap.’

Kosmisch bewustzijn

Een belangrijke rol in Busstra’s film is weggelegd voor filosoof en AI-wetenschapper Bernardo Kastrup. De in Brazilië geboren Kastrup werkte onder meer bij CERN. Sinds kort leidt hij een stichting die het propageren van een idealistische wetenschap ten doel heeft. Kastrups ideeën zijn bepaald niet doorsnee. De werkelijkheid die wij waarnemen is slechts de representatie van een geestelijke staat, meent Kastrup. Bewustzijn is niet het product van fysieke processen, het zit precies andersom: matter is created by mind. Het hele universum is één kosmisch bewustzijn, en de verhouding van ons individuele bewustzijn tot dat collectieve bewustzijn is vergelijkbaar met hoe bij iemand die aan een meervoudige persoonlijkheidsstoornis lijdt de eigen persoonlijkheid (het kosmische bewustzijn) zich verhoudt tot de verschillende deelpersoonlijkheden (het individu).

Dat Kastrups ideeën binnen de ‘gewone’ wetenschap weinig aftrek vinden, zal weinig verwondering wekken. Waar die ideeën wel aanslaan is in de wereld van de esoterie en spiritualiteit. Zo worden zijn boeken aangeprezen door onder meer Deepak Chopra (‘Bernardo Kastrups book is another nail in the coffin of the superstition of materialism,’ schreef de Indiaas-Amerikaanse New Age-prominent over Kastrups boek Why Materialism is Baloney). ‘Dat de mainstream wetenschap Kastrups ideeën afwijst, is niet verwonderlijk,’ zegt Busstra. Hij verwijst naar de paradigma-theorie van de Amerikaanse wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn. ‘Je zou Kastrup kunnen zien als een moderne Galilei, en je weet hoe paradigma’s werken. Wetenschappers geven hun verklaringsmodel niet graag op, ze hebben er veel in geïnvesteerd. Ongerijmdheden en onwelgevallige onderzoeksresultaten worden daarom van tafel geveegd en zo lang mogelijk genegeerd.’

Het gaat dan om ongerijmdheden als het zogeheten observer-effect in de kwantummechanica: het probleem dat de uitkomst van een kwantumexperiment varieert al naar gelang welke eigenschappen van deeltjes worden gemeten. Toen het fenomeen zich in de begintijd van de kwantumtheorie voor het eerst voordeed trok een enkele onderzoeker de radicale conclusie dat een objectieve werkelijkheid misschien helemaal niet bestond. Einstein moest er weinig van hebben (‘de maan bestaat niet alleen als ik er naar kijk’) en formuleerde een theorie, ‘het principe van lokaliteit’ genoemd, waarmee de ‘ongerijmdheid’ weer keurig binnen het huis van de ‘traditionele’ wetenschap werd binnengeleid. Einsteins theorie was nooit onomstreden. Recent onderzoek, onder meer in 2015 aan de TU Delft onder leiding van hoogleraar kwantumfysica Ronald Hanson, lijkt niet in de richting van Einsteins ‘oplossing’ te wijzen. De conclusie dat een objectieve werkelijkheid dús niet bestaat en het hele materialistische paradigma derhalve met de vuilnisman mee kan, wordt binnen de wetenschap echter door (vrijwel) niemand getrokken.

Kastrup verwijst nog naar heel andersoortig onderzoek om het materialisme – en daarmee de dataïstische ‘ideologie’ dat bewustzijn algoritmisch is – dood te verklaren. Recent onderzoek naar hersenactiviteit bij proefpersonen onder invloed van psychedelica had als opmerkelijke uitkomst dat op het moment dat de beleving het meest intens was er juist heel weinig hersenactiviteit werd gemeten: een uitkomst die zich op het eerste gezicht slecht laat rijmen met natuurkundige principes en er volgens Kastrup op wijst – en Busstra volgt hem hierin – dat bewustzijn geen fysiek proces in de hersenen is. ‘Ik heb onlangs zelf een Ayahuasca-sessie gedaan,’ zegt Busstra (een groepsbijeenkomst waar een hallucinogene drank wordt ingenomen – red.). ‘Het zit niet in de film, het heeft de film echter wel beïnvloed.’

Hij lacht: ‘Ook in de zin dat ik Kastrups filosofie plotseling veel beter begreep. Die trip was echt mindblowing. Een deel van mij dacht: dit is gewoon je mind on drugs. Maar tegelijk was er iets dat daar echt aan voorbij ging. Ik had echt het idee dat ik oploste in een groter geheel. Wat ik tijdens zo’n trip ervaar, staat dichter bij de ideeën van Kastrup over een bewustzijn buiten de hersenen – een idee dat in niet-westerse religies, zoals het hindoeïsme helemaal zo vreemd niet is –, dan bij het materialistische geloof dat het bewustzijn louter een fysiek proces is. Ik ben nooit een hardcore materialist geweest. Als je eenmaal uit dat warme bad van het geloof komt – zo van: het leven heeft zin, er is een plan, en er is een god die zich over jou ontfermt – dan is dat materialisme zó koud. Ik vertelde mijn vader over de Ayahuasca. Ik zei dat ik op een allegorisch niveau een soort godservaring had gehad, dat ik het fijn vond dat ik nu iets had ervaren wat ik in de kerk nooit had gevonden. Dat vond hij wel mooi om te horen.’

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →